‘Paarden kunnen niet vliegen, denk ik’

'Vraagstukken waarvoor ik geen moeite hoef te doen, interesseren me niet. Maar twijfel: daar kan ik me in vastbijten.' © AMAURY MILLER

Ingewikkelde dingen uitleggen in gewone taal, het liefst met een knipoog: programmamaker Lieven Scheire en zijn Amerikaanse collega Randall Munroe maken er hun levenswerk van. Een dubbelgesprek.

Lieven Scheire ziet er zenuwachtig uit wanneer ik hem ontmoet in het Ambassadehotel aan de Herengracht in Amsterdam. ‘Dit is een speciaal moment’, zegt hij, worstelend met zijn notities en de boeken van Randall Munroe die hij torst. ‘Ik kijk er zó naar uit om die man te interviewen.’

Veel reden tot nervositeit is er niet. Randall Munroe en Lieven Scheire zijn gelijkgestemde zielen. Allebei vinden ze het hun missie om wetenschappelijke feiten en fenomenen op een laagdrempelige manier uit te leggen aan leken, als het kan lekker tongue-in-cheeck. Onze landgenoot deed dat eerder in tv-programma’s zoals Scheire en de schepping en De schuur van Scheire, de Amerikaan met de mateloos populaire XKCD-internetcartoons en met de boeken Wat als? en het recente Dingenuitlegger. Daarin legt Munroe complexe concepten, toestellen en natuurfenomenen uit, louter met behulp van de duizend meest gebruikte woorden en met extreem gedetailleerde illustraties van eigen hand.

In Munroes wereld heten laptops ‘buigcomputers’, worden liften ’tilkamers’ genoemd en is ‘bloedduwer’ een ander woord voor ‘hart’. Het voorwoord van het boek is dan weer de ‘bladzijde voordat het boek begint’. Met inventief taalgebruik brengt Munroe wetenschap dichter bij de mensen, en dat vindt de mensheid wel fijn: van Dingenuitlegger gingen wereldwijd meer dan 500.000 exemplaren over de toonbank, en het boek bereikt een heel verscheiden publiek. Kinderen, volwassenen, taalliefhebbers en zelfs wetenschappers: allemaal steken ze er iets van op.

Wanneer Randall Munroe de kamer binnenstapt, vallen zijn ogen meteen op het T-shirt van Scheire. Daarop staat een kat afgebeeld die door een Marswagen wordt gedood met een rode laserstraal. Munroe neemt het vreemde tafereel een vijftal seconden in zich op. ‘Ha, Curiosity killed the cat!‘ Het ijs is gebroken, de gelegenheidsinterviewer kan aan de slag.

Dingenuitlegger bevat duizenden woorden die u zelf hebt bedacht. Wat is uw favoriet?

MUNROE: Skinbirds, vogels met vel, voor vleermuizen. Daar hou ik van omdat het niet helemaal klopt. Vleermuizen zijn namelijk geen vogels, en met hun huid onderscheiden ze zich ook niet van vogels, omdat die onder hun veren ook vel hebben. Maar op de een of andere manier omschrijft ‘vogels met vel’ toch wat vleermuizen zijn. Je kunt je er meteen iets bij voorstellen. Over het algemeen zijn de alternatieve dierennamen mijn favorieten. ‘Puntige kat’ voor ‘stekelvarken’, bijvoorbeeld, of ‘springer met een zak’ voor ‘kangoeroe’.

U maakt uitsluitend gebruik van de duizend woorden die wereldwijd het meest gebruikt worden. Dat lijkt me aartsmoeilijk.

MUNROE: Blijkbaar heb ik het talent om rond complexe begrippen heen te fietsen.Zo ben ik heel goed in het gezelschapsspel Taboo, waarbij je een begrip moet omschrijven zonder een bepaald woord te gebruiken. Dat was een van de eerste waar ik meteen goed in was.

Soms zijn die alternatieve termen wel heel luguber. Zo noemt u de atoombom ‘de machine om steden te verbranden’.

MUNROE: Niet alles in het boek hoeft grappig te zijn. Zeker bij concepten en toestellen waar niets komisch aan is, kijk ik uit. De ‘machine om steden te verbranden’ vat het doel en het effect van een atoombom samen. Toch moest ik af en toe voorzichtig zijn met zulke termen. In het hoofdstuk over de ziekenhuiskamer, ‘de kamer om mensen te helpen’, wilde ik eerst uitleggen welk materiaal je nodig hebt om een tracheotomie (een buisje in de luchtpijp aanbrengen, nvdr.) uit te voeren bij kinderen. Dat heb ik uiteindelijk niet gedaan, omdat kinderen al bang genoeg zijn wanneer ze naar het ziekenhuis moeten.

Mijn kinderen zijn dol op De dingenuitlegger. Vooral op de posters, zoals die waarop je uitlegt hoe een wolkenkrabber werkt.

MUNROE: Ik was The Heights: Anatomy of a Skyscraper aan het lezen, een boek van Kate Ascher waarin ze uitlegt hoe heel hoge gebouwen zoals de Burj Khalifa in Dubai tot stand komen. Ik leerde vooral bij over alle uitdagingen die bij zo’n project komen kijken. Hoe zorg je ervoor dat een wolkenkrabber blijft staan tijdens een aardbeving? En wat moet je doen om te verhinderen dat het gebouw kantelt tijdens een orkaan? Ik wist al dat er gewichten waren op de top die naargelang van de omstandigheden van de ene kant naar de andere slingerden om de wolkenkrabber recht te houden – dat was ook zo bij het World Trade Center.Maar ik wist niet dat ze daar soms watertanks voor gebruikten. Dat heb ik nader onderzocht, en zo heb ik beslist om die wolkenkrabberpagina in het boek op te nemen.

Met illustraties zoals de haai in de tank trekt u wel de aandacht van de jongste lezers. Is dat de bedoeling, of eerder een aangenaam neveneffect?

MUNROE: Als ik een boek schrijf, heb ik niet meteen een publiek voor ogen. Het moet interessant blijven voor iedereen, van jong tot oud. Het is natuurlijk geweldig dat kinderen er iets van opsteken, maar eigenlijk wil ik gewoon dingen uitleggen.

In uw werk is het komische element heel belangrijk, zowel in uw cartoons als in uw boeken.

MUNROE: Daar is alles mee begonnen. Ik gaf dingen onnozele namen om mensen aan het lachen te brengen. Intussen ontdekte ik dat ik zo heel complexe concepten bij een breder publiek kon introduceren, bij mensen die die woorden- schat maar gedeeltelijk of helemaal niet beheersen.

U stelt niet alleen feiten vast, u legt ook uit welk mechanisme erachter schuilgaat.

MUNROE: Ik hou ervan als problemen waarvan je verwacht dat ze een complexe oplossing vereisen uiteindelijk vrij eenvoudig opgelost kunnen worden, zoals met die watertank.

Toen uw boek Wat als? uitkwam, had ik het graag vertaald, maar die opdracht was al aan iemand anders uitbesteed. Uiteindelijk werd het niet vertaald door een wetenschapper, en daardoor stonden er wat fouten in. Onder meer sommige exponenten waren niet juist afgebeeld.

MUNROE: Ja, dat gebeurt vaak. Ik heb een bundel met artikels van Isaac Asimov, en daarin gebruiken ze een lettertype dat sommige exponenten in bepaalde formules niet op de juiste hoogte afbeeldt, zodat het lijkt alsof er een fout ingeslopen is. Dat zorgt voor verwarring. Typografie is moeilijk, en kan voor een verschil in betekenis zorgen.

In uw cartoons steekt u vaak de draak met typografische problemen. Met tekst- en regelafstand, bijvoorbeeld.

MUNROE: Ja, het onderwerp interesseert me enorm. Ik heb nooit graag met de hand geschreven, mijn handschrift is ronduit lelijk. Daarom heb ik een lettertype bedacht dat perfect bij mijn cartoons past.

In Wat als? beantwoordt u absurde, ingezonden vragen die nooit eerder zijn gesteld. Hoe komt u er bijvoorbeeld bij om te berekenen hoe groot 1 mol mollen zou zijn – een mol is een hoeveelheid van 6,022 x 1023, dus een 6 met 23 nullen erachteraan, of meer dan 600 triljard mollen. Dat blijkt een bol mollen te zijn die iets groter is dan de maan. Vervolgens hebt u berekend hoe groot de interne druk en de temperatuur van dat bizarre hemellichaam zou zijn. Wanneer is een vraag interessant genoeg om er een antwoord op te vinden?

MUNROE: Als ik een vraag krijg, en ik kan me meteen een idee vormen van wat het antwoord zou kúnnen zijn, bijt ik me erin vast. Zaken waarvan ik het antwoord al weet, waarvoor ik geen moeite hoef te doen om er een verklaring voor te vinden, zijn te vervelend, daar hou ik me niet mee bezig. Ik wil weten of mijn vermoeden of mijn twijfel over een stelling gegrond is. Ik zou bijvoorbeeld alleen onderzoeken of het mythologische paard Pegasus ook écht kan vliegen als ik me daarover vooraf een idee heb gevormd.

Oké: kan een paard vliegen?

MUNROE: Waarschijnlijk niet, omdat de kracht die nodig is om een paard in de lucht te houden veel groter is dan de kracht die het dier kan produceren. Om helemaal zeker van mijn zaak te zijn, moet ik onderzoeken hoe dat bij vogels in elkaar zit. Welke spieren gebruiken zij? Hoeveel energie hebben ze nodig om in de lucht te blijven?

U bestudeert die vraagstukken op een wetenschappelijk niveau, aan de hand van publicaties.

MUNROE: Als dat kan. Want waarschijnlijk heeft geen enkele serieuze wetenschapper al pogingen ondernomen om uit te vissen of paarden kunnen vliegen. Heel wat van die antwoorden vind je buiten de wetenschap. Alhoewel, er zijn wel degelijk heel bizarre wetenschappelijke onderzoeken. Zo heb ik een publicatie waarin wordt uitgelegd hoeveel horizontale kracht er nodig is om een schaap over diverse oppervlakken voort te slepen.

Dat onderzoek werd gevoerd door Australiërs. Ze wonnen er zelfs de Ig Nobelprijs voor natuurkunde voor.

MUNROE: Precies. Zo zie je maar. Het is niet omdat een onderzoeksthema belachelijk klinkt, dat het dat ook is.

Maar u haalt een deel van de mosterd dus buiten de wetenschap.

MUNROE: Zeker. Op een bepaald moment wilde ik uitzoeken hoe ontvlambaar pollen zijn – je weet wel, die stofjes die je soms op je auto vindt. Ik ging ervan uit dat ze redelijk brandbaar zijn, want het is organisch materiaal én een poeder. Ik probeerde er meer over te vinden in wetenschappelijke studies, maar dat draaide op niets uit. Dan heb ik maar ‘brandende pollen’ ingetikt op YouTube, en daar vond ik een pak filmpjes van tieners die pollen in brand staken zonder ze vooraf te besprenkelen met benzine of een andere brandbare vloeistof. Die filmpjes bevestigden niet alleen mijn vermoeden, ze gaven me ook een duidelijker antwoord dan ik ooit uit een paper had kunnen halen.

Dan denk ik: waarom vraagt u geen raad aan andere wetenschappers?

MUNROE: Dat doe ik af en toe wel, maar meestal niet. Ik werk graag tot vroeg in de ochtend, en ik wil niemand uit zijn of haar bed bellen. E-mails sturen en dan wachten op een antwoord is ook heel omslachtig en tijdrovend. Bovendien ben ik niet graag afhankelijk van anderen. Want als ik dan toch eens de bal zou misslaan, wil ik niet dat het op een negatieve manier op die mensen afstraalt.

U hebt natuurkunde gestudeerd, en hebt zelfs even bij de NASA gewerkt.

MUNROE: Ik was er als stagiair betrokken bij een virtualrealityproject. Een van de onderzoekers met wie ik samenwerkte, heeft me het jaar daarop vast in dienst genomen. Ik heb een jaar lang aan een robot gesleuteld.

Is er dan ergens in de ruimte een robot die werd ontwikkeld door Randall Munroe?

MUNROE: (lacht) Nee, helemaal niet, het was een testrobot. Iemand ontwikkelde een heel coole sensor, en mijn robot was het vehikel waarop de spitstechnologie werd getest. Niets van wat ik daar heb gedaan, heeft de Aarde verlaten.

De NASA is een bijna mythische organisatie. Voor niet-Amerikanen lijkt het een plek waar je onmogelijk binnen raakt. Dan moet het wel moeilijk zijn om er afscheid van te nemen, na nauwelijks een jaar.

MUNROE: De NASA is een sterk merk, ja. Maar ik stond op een tweesprong, ik móést een richting kiezen. Mijn internetcartoons werden steeds populairder, en bovendien maakte ik T-shirts die allemaal de deur uit moesten. Ik kon de twee niet meer combineren. Maar ik stond natuurlijk niet te springen om de banden met de NASA volledig door te knippen. Ik wilde een soort vangnet voor het geval dit op niets zou uitdraaien. Pas toen ik e-mails begon te krijgen van fans die zelf in onderzoekscentra werkten, besefte ik dat er meer deuren opengingen dan er sloten. Sterker nog: als ik hier ooit de brui aan geef, acht ik het niet onmogelijk dat ik weer als wetenschapper aan de slag kan. Misschien zelfs bij de NASA.

Om af te sluiten: hoe zou u het concept ‘België’ in eenvoudige taal omschrijven?

MUNROE:(twijfelt) Zoals velen associeer ik België met bier en chocolade, maar vooral met The Hitchhiker’s Guide to the Galaxy van Douglas Adams, waarin wordt gezegd dat over het hele universum het woord ‘België’ het ergste scheldwoord is dat je over je lippen kunt krijgen. Zo erg zal het wel niet zijn, maar ik vond dat grappig verwoord. En eenvoudig.

DOOR LIEVEN SCHEIRE EN JOOST DEVRIESERE, FOTO’S AMAURY MILLER

‘Ik gaf dingen onnozele namen om mensen aan het lachen te brengen. Zo ontdekte ik dat ik heel complexe concepten aan een breed publiek kon uitleggen.’

‘Je vindt niet alles in wetenschappelijke studies. Soms tik ik mijn vraag gewoon in op YouTube.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content