Van heropbouw is in Bosnië geen sprake. Het land blijft een grote puinhoop. Er is geen financiële steun voor de bewoners.
EEN BERICHT UIT BOSNIE
ELKE POLITICUS DIE een pleidooi wenst te houden om Bosnische vluchtelingen terug naar ?huis? te sturen, zou, voor hij zijn plan lanceert, eens met de wagen van de Kroatische hoofdstad Zagreb naar Sarajevo moeten rijden, door West- en Centraal-Bosnië. Hij moet zich geen zorgen maken om de tijdsdruk. Het zal snel gaan. Er woont bijna niemand langs de weg, en er is weinig verkeer. Zo zal hij zien dat 80 procent van de huizen zijn vernield. Grote delen van Bosnië zijn een ruïne. Sommige dorpjes zijn gewoon van de kaart geveegd. Het Centraal-Bosnische Velagici, bijvoorbeeld, werd in de zomer van 1992 zo grondig vernield, dat wie niet weet dat het dorp er ooit was, er niets van ziet als hij er door rijdt.
Op 11 september 1995 werd Bosanska Krupa op de rand van de fameuze Bihac-enclave in Noordwest-Bosnië ?bevrijd? door het vijfde corps van het Bosnische regeringsleger. De Una, die dwars door het stadje vloeit, was sinds het begin van de oorlog een frontlijn : de Moslims zaten aan de ene kant van de rivier, de Serviërs aan de andere kant. Op een bepaald ogenblik was de plek, die in een dal ligt, helemaal door de Serviërs omsingeld. Maar de verdediging brak niet. ?Het is hard geweest,? zegt Muharem Sertovic op het terras bij zijn huis in Krupa. ?Soms verloren we onze hoop. Vooral in de winter van 1994 was het heel moeilijk. Vaak hadden we drie dagen lang niets te eten. Een zak bloem kostte op een gegeven ogenblik duizend Duitse mark (twintigduizend frank). En niemand had nog geld.?
Ondertussen is er vrede, maar veel is er niet verbeterd, behalve dat er geen granaten meer op het stadje vallen. Overal hangen affiches die waarschuwen voor mijnen. Spelende kinderen stoten geregeld op explosieven. De omliggende heuvels zijn even gevaarlijk als toen de Serviërs er nog zaten. Bosanska Krupa is een grotere puinhoop dan tijdens de oorlog. Vele mensen keerden naar het stadje terug, hoewel er nog geen voorzieningen zijn. Dat zorgt voor extra problemen.
De vuilnis stapelt zich torenhoog in de straten en de vernielde huizen op. Hier en daar ruikt het naar verse cement, maar de stank van rottend vuil overheerst. Met een van de laatste granaten die de Serviërs bij hun aftocht afvuurden, vernielden ze de elektriciteitscentrale. ?Alles moeten we met privé-geld doen,? zucht Sertovic, die met zijn broers een elektricien inhuurde om te trachten hun huizen van energie te voorzien. ?We hebben echter bijna geen geld meer. Ook de stad heeft geen geld, en de staat evenmin. Van de vele miljarden die de internationale gemeenschap beloofd heeft, hebben wij nog niets gezien. Niemand trouwens.?
SCHAAPHERDERSHOND.
De Kroaten van West-Slavonië behoren tot de weinigen die met een gecoördineerde wederopbouw in hun streek begonnen zijn. Op de meest rendabele manier : ze trekken gewoon eenvoudige nieuwbouwwoningen op tussen de ruïnes van hun oorspronkelijke huizen. In een dorp als Stara Gradiska prijken overal betonmolens. Nieuwe huisjes en ruïnes wisselen elkaar keurig af. De vroegere eigenaars gebruiken, om te besparen, stenen van hun oorspronkelijke woningen voor hun nieuwbouw. De skeletten blijven staan. Als herinnering.
De Sertovics in Krupa moeten het anders aanpakken. Met zes broers wonen ze in dezelfde straat. Ze zijn blij dat ze allemaal de oorlog hebben overleefd, hoewel een van de zoons een been verloor, en een buur vanaf de rug is verlamd. Zelfs de kleine schaapherdershond Tsuci van de jongste broer, Sabid, overleefde drie jaar Servische belegering. Het beestje bleef de hele tijd in het huis van zijn baas, langs de frontlijn.
De hele familie werkt nu aan de heropbouw van het huis van de oudste broer. Ze zullen het rijtje afwerken naar gelang van de leeftijd. ?Meer dan acht maanden na de bevrijding zijn we nog altijd aan het eerste huis bezig,? zegt Muharem, die op een na de jongste is, en bijgevolg nog altijd op zijn vluchtadres in het wat verderop gelegen Bihac woont.
Muharem werkte voor de oorlog 25 jaar in Duitsland net lang genoeg om voldoende gespaard te hebben voor zijn droomhuis. Het was net af, toen de oorlog uitbrak, en de Serviërs het tot puin schoten. Nu heeft hij alleen nog muren. Zijn geld is op. ?Wij hebben niemand in Duitsland om ons te helpen,? zegt hij. ?Vele families hier of in Bihac hadden verwanten die naar het buitenland waren gevlucht en geld stuurden om te helpen. De meeste auto’s die hier nu rondrijden, zijn tweedehandswagens die gevluchte mensen voor hun achtergebleven familieleden kochten, als compensatie voor hun vlucht. Zo kopen ze goede wil, omdat ze het gevaar en de ontberingen aan de achterblijvers overlieten. Maar onze familie bleef integraal hier.?
De broers zwaaiden in februari af uit het leger, net als 25.000 andere soldaten van het vijfde corps. De jongste maanden demobiliseerden naar schatting 192.000 Moslim-soldaten. Die moeten ineens zelf voor hun voeding instaan. Werk is er bijna niet. Het Bosnische leger wordt een leger van werklozen, dat door niemand in de hand wordt gehouden. Muharems vrouw heeft werk gevonden in de fabriek langs het (vernielde) treinstation van Krupa, waar ze ook voor de oorlog aan de slag was. Maar tot nader order arbeidt ze gratis. De fabriek wordt opgelapt, maar werkt nog niet. Zolang ze niet draait, kan er geen loon worden uitbetaald. Het is echter zaak er vroeg genoeg bij te zijn. Er zijn talloze gegadigden voor een job, die mogelijk nog dit jaar een loon zal opleveren.
De Bosnische overheid betaalde haar soldaten ondertussen wel soldij uit, met terugwerkende kracht tot april 1992. Per maand dat ze vochten, kregen ze 400 Duitse mark (ongeveer 8.000 frank). ?Dat is in totaal ongeveer 20.000 mark (400.000 frank),? zegt Muharem. ?Maar dat geld bestaat niet. De overheid heeft geen geld. Het gaat om papieren middelen. We kregen een rekening waarvan we, bijvoorbeeld, de invoertaks kunnen aftrekken als we in het buitenland een wagen kopen, of de BTW op de heropbouw van ons huis. We kunnen met onze soldij echter geen huis kopen, geen bouwmateriaal, geen levensmiddelen. Het blijft behelpen.?
ECHTE HELDEN.
Niet iedereen wacht op beterschap om een nieuwe onderneming uit de grond te stampen. De eigenaars van Café Royal op het centrale pleintje van Bosanska Krupa hebben hun bar gewoon in de ruïnes geopend, onder een camouflagenet dat ze in de buurt vonden. De gelegenheid is erg in trek bij de jeugd van Krupa, die helaas geen geld heeft om te consumeren. Toch draagt uitbater ?Rambo? modieuze kleren. Hij vertelt dat hij in de oorlog sluipschutter was. De klanten grinniken, maar onderbreken hem niet. ?Hij was misschien wel sluipschutter,? verklaart Emir Dehic achteraf, ?maar hij zat meestal te ver van het front om raak te schieten. Er circuleren veel heldenverhalen over de oorlog, maar de meeste echte helden zijn dood. Wie zijn kop teveel liet zien, werd na verloop van tijd afgeknald.?
Vanop het terras heeft de bezoeker een pittoresk zicht op het enige monument in Krupa dat niet is vernield : de Servisch-orthodoxe kerk. Op de muren staat wel Public Enemy geklad, maar dat kan refereren naar de fameuze rappers-groep, want er staat ook AC/DC. ?Het is niet omdat de Serviërs onze belangrijkste publieke vijand zijn, dat we hun historische monumenten moeten vernietigen,? zegt Dehic plechtig. ?We willen niet dezelfde fouten maken als zij. Het is natuurlijk wel cynisch dat de enige kerk in het stadje nu deze is van een bevolkingsgroep die niet meer vertegenwoordigd is. De moskee en de katholieke kerk van de Kroaten zijn met de grond gelijkgemaakt.?
Dehic heeft geen huis om weer op te bouwen. Hij is nog jong en woont in een flatje. Hij speelt gitaar en heeft met enkele vrienden een muziekgroep opgericht, waarmee ze binnenkort in restaurants hopen op te treden, om wat te verdienen. ?Af en toe heb ik genoeg geld gespaard om eens stevig uit te gaan. Dat lukt me ongeveer een keer per maand. Ik zou ook graag eens naar zee gaan, zo’n tweehonderd kilometer naar het westen. Maar ik heb zelfs geen geld om mijn paspoort te betalen. Wachten dus. Toch ben ik gelukkig. Ik haatte de oorlog. Maar ik heb nog al mijn vingers om gitaar te spelen, en ik geniet nog altijd van de vrede.?
Zelfs de Serviërs slagen er niet in hun vernielingen te maskeren. In Banja Luka, die velen als de echte hoofdstad van de Servische Republiek beschouwen, in de plaats van het skioord Pale van leider Radovan Karadzic, wordt op het veld waar voor de oorlog een grote middeleeuwse moskee stond, een ?middeleeuwse? orthodoxe kerk opgetrokken. De werken vorderen traag, bij gebrek aan middelen. Op de vier hoeken van het veld staan panelen waarop de bewoners de toekomstige kerk alvast kunnen bewonderen.
Hoewel Banja Luka van grootschalige vernielingen gespaard bleef, zijn de gevolgen van de oorlog ook daar heel duidelijk. Gewapende mannen zijn uit het straatbeeld verdwenen, tenzij ze behoren tot de Implementation Force (Ifor) die de internationale gemeenschap stuurde om op de naleving van de vredesakkoorden toe te zien. Wel zijn overal jonge mannen te zien die een arm of een been missen. Ze worden door de jonge meisjes niet als helden vereerd : ?Een soldaat die geen arm of been verloor, is een betere vechter, en dus een betere man.? Servische meisjes kunnen hard zijn.
De stad hangt vol affiches met de aankondiging van een internationale conferentie rond oorlogschirurgie. Op pamfletten wordt benadrukt dat ook buitenlandse experts zullen deelnemen, maar of er ook Bosnische Moslims zouden zijn, viel niet te achterhalen. Die hebben op dat domein ongetwijfeld nog meer ervaring dan de Serviërs zelf. De door de vredesakkoorden van Dayton gegarandeerde bewegingsvrijheid door de regio wordt goed nageleefd, tenzij het om Moslims gaat die hun eigendommen in Servisch gebied willen bezoeken.
CONCURRENTIE.
De zwarte markt in de stad tiert weliger dan de officiële. Duizenden vluchtelingen pogen een beetje geld te verdienen door hun spullen te verkopen : gereedschap, huisraad, wisselstukken. De mark is daarbij nog altijd belangrijker dan de eigen dinar, wat voor onvrede bij de lokale bevolking zorgt. ?De vluchtelingen halen de economie onderuit,? mort een vrouw in een van de vele ijsstalletjes langs de centrale lindenlaan in de stad de concurrentie moet er moordend zijn. ?Zo lang er niet tegen hun gesjacher wordt opgetreden, zal de handel hier niet leefbaar worden.?
Er wordt niet tegen het gesjacher opgetreden, want de vluchtelingen zijn talrijk en niemand weet hoe ze anders moeten overleven. De handelaars klagen ook over de aanwezigheid van internationale hulporganisaties, die gratis goederen uitdelen. De vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties voorziet voor 1996 een budget van 270 miljoen dollar (8 miljard frank) voor de aankoop van bouwmateriaal, slaapzakken en basisvoedsel. De vluchtelingen krijgen inderdaad af en toe een blik olie of een zak erwten, maar veel te weinig om te overleven. Ook aan Servische kant weet niemand waar het beloofde geld blijft plakken. Kwatongen menen dat het in de zakken van politici verdwijnt. Of dat het gebruikt wordt om de volgende fase van de oorlog voor te bereiden. Alvast over één zaak zijn Moslims en Serviërs het eens. Het geld komt niet terecht bij de vluchtelingen die het nodig hebben.
Dirk Draulans
Het enige monument in Bosanska Krupa dat niet is vernield, is de Servisch-orthodoxe kerk, achter Café Royal.
De internationale gemeenschap kon niet beletten dat Bosnië een puinhoop werd. Het puin is nog altijd niet geruimd.
De familie Sertovic in Bosanska Krupa werkt moeizaam aan de heropbouw van haar huizen : er is geen geld.