Geert van Oorschot liet een uitgeverij en een oeuvre na. De uitgever uitgegeven.

? BESTE GERRIT, ik ga mij ontdoen van deze teek. Ik wil de gedichten van Dèr Mouw uitgeven, en geen boek van deze uit zijn keel en ogen en oren van verwaandheid stinkende rotvent. Ik zal volgende week naar Peter Berger gaan en hem meedelen dat ik genoeg heb van deze terreur en dat de man, die de enige in de hele wereld is, die Dèr Mouw begrijpt en ‘aan het volk kan uitleggen’ zijn heil maar ergens anders moet zoeken.” (Brief aan Gerrit Noordzij, 13 mei 1985.)

Geert van Oorschot, natuurlijk. Als er zoiets zou bestaan als ?de archetypische uitgever”, dan was hij dat. De ?Russische bibliotheek”, met de verzamelde Tsjechov, Gogol, Toergenjev en joost mag weten wie nog allemaal. De volledige Multatuli (vorig jaar voltooid, Van Oorschot heeft het niet meer meegemaakt). En Jan van Nijlen en Richard Minne en bijna alle dichters die we hebben. Bert Alberts. Ter Braak en Du Perron. Enfin, qua literair gehalte als men dat zoals vodka in percentages zou kunnen uitdrukken was dit de zuiverste, de beste, de hoogwaardigste uitgeverij van het taalgebied.

Geert van Oorschot maakte ruzie met iedereen, en hij is genadeloos in de verf gezet in karikaturen door grote schrijvers die kwaad bij hem zijn weggelopen ( W.F. Hermans, Gerard Reve), maar ook zij hebben nooit ontkend dat hij alleen boeken uitgaf waar hij zelf achter stond en die hij zelf mooi vond. Geert van Oorschot stierf in 1987, zijn uitgeverij, G.A. van Oorschot, vierde vorig jaar haar vijftigste verjaardag. Bij wijze van geschenk aan zichzelf gaven ze dan maar wat werk van de stichter uit. Want Geert van Oorschot was op zijn eigen manier ook een schrijver.

VORSTIN.

Hij zou zo’n 15.000 brieven over de literaire wereld uitgestuurd hebben. Bovenstaand citaat geeft een idee van de verbale kracht die hij daarin uitstalde. Daaruit heeft de uitgeverij een bloemlezing gepubliceerd, ?Brieven van een uitgever”, een geheel van 62 brieven die Van Oorschot zond aan 31 ontvangers die er hun commentaar bij voegden. Het boekje is een voorproefje van een mogelijk bredere keuze uit de correspondentie die ooit nog eens het licht zou kunnen zien.

Maar hij schreef ook onder pseudoniem. Zijn lievelingsdichters waren Jan van Nijlen en Richard Minne, en van hen leende hij de initialen R.J. die hij voor de naam Peskens zette. En dat was de vlag waaronder hij in 1974 de literaire wereld op stelten zette (heel even : tot men begreep dat het gewoon Geert van Oorschot weer was die zich roerde). ?Twee vorstinnen en een vorst” was een bundel verhalen uit de jeugd van de auteur, lang geleden, toen de klassenstrijd nog woedde in Nederland.

Het boek kende een onmiddellijk succes, vooral omwille van de anarchistische moederfiguur die er van in het begin de toon aangeeft (haar nachtelijke strafexpedities zouden beroemd moeten blijven). Het vervolg was een soort roman, ?Mijn tante Coleta”, die een soortgelijk succes kende. Van beide boeken werden films gedraaid, wat ook weer tot epische ruzies met de auteur leidde.

URN.

Er is misschien een boel aan te merken op die verhalen. Geert van Oorschot zou er nog twee bundels achteraan schrijven, ?De man met de urn” en ?Mijn moeder was eigenlijk een Italiaanse”, maar daar begon de oorspronkelijke kracht al doorschijnend te worden. Ook de eerste waren wellicht wat ouderwets. Bovendien kon men van menige jaloerse schrijver horen hoe onbegrijpelijk het was dat de enige auteur in Nederland die blijkbaar geen eindredactie nodig had, de uitgever zelf was.

Dat kan allemaal best zo wezen, maar het is natuurlijk naast de kwestie. Die eerste twee boeken ?Twee vorstinnen en een vorst”, ?Mijn tante Coleta” gebundeld in één deel, ?De Vlissingse verhalen van R.J. Peskens”, aangevuld met twee verhalen uit ?De man met de urn” en twee ongebundelde verhalen, halen hun waarde uit de verbale kracht waarmee ze zijn neergezet, en die is rechtstreeks verbonden met de eerlijkheid van de schrijver en de authenticiteit van zijn emotie. Klassenstrijd in Nederland, straatarme ouders die ?echte socialisten” waren, engagement, en trouw, opgeschreven zonder angst voor het tonen van emotie. Dat alles is natuurlijk vreselijk ouderwets. Net als kwaliteit in boeken. R.J. Peskens is daarmee geen nieuwe Tsjechov geworden, niet eens Richard Minne of Jan van Nijlen, maar ik ben er zeker van dat Geert van Oorschot dat ook wel wist en dat het hem niet kon schelen.

Sus van Elzen

Geert van Oorschot, ?Brieven van een uitgever”, Van Oorschot, Amsterdam, 220 blz., 698 fr.?De Vlissingse verhalen van R.J. Peskens”, idem, 475 blz., 500 fr.

Geert van Oorschot als R.J. Peskens : zonder angst voor emotie.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content