Hubert van Humbeeck

De Europese Unie besteedt de volgende jaren veel geld aan de ontwikkeling van Centraal- en Oost-Europa. Het technologiebedrijf Oracle wil de KMO’s in de nieuwe lidstaten de weg naar die fondsen tonen.

Niemand kan het hen kwalijk nemen. Wat de nieuwe lidstaten alsnog het interessantst vinden aan de Europese Unie, is dat Brussel over veel geld beschikt, wat hen kan helpen om verder uit het economische dal te klimmen. De Commissie zette voor de volgende vier jaar niet minder dan 22 miljard euro opzij, alleen voor de ontwikkeling van Oost- en Centraal-Europa.

Anders dan vroeger moeten de lidstaten wel een soort ontwikkelingsplan opstellen willen ze een beroep kunnen doen op hulp. De Unie steunt alleen projecten die in dat plan passen. Het technologiebedrijf Oracle ontwikkelde een programma waarvan vooral kleine en middelgrote ondernemingen in Oost- en Centraal-Europa gebruik kunnen maken, om te polsen of ze in aanmerking komen voor geld uit de structuurfondsen en waar en op welke manier ze een aanvraag kunnen indienen. Dat programma kreeg de naam Directeurope en werd midden april in Hongarije gelanceerd. In zes weken tijd meldden zich bijna 1600 bedrijven op de webstek en werden alvast 162 projecten opgezet.

De actie van Oracle in Oost- en Centraal-Europa werd begeleid door een studie die door het Engelse weekblad The Economist werd uitgevoerd. De onderzoekers van het blad polsten naar de kansen op integratie en de manier waarop toegang tot de structuurfondsen daarbij kan helpen. De cijfers van landen zoals Griekenland en Ierland, die al langer lid zijn van de Unie, werden daarbij als vergelijkingspunten gebruikt.

‘Er bestaan stilaan duizenden kleine organisaties, die zeer moeilijk bereikbaar zijn’, zegt Alfonso Di Ianni, senior vice-president van Oracle voor het territorium van de uitgebreide Europese Unie. ‘Taal is belangrijk, structuren staan niet op punt. Wij willen hen beter leren kennen om te begrijpen wat ze nodig hebben. Uit de studie van The Economist bleek bijvoorbeeld dat 70 procent van de ondervraagde ondernemingen geen flauw idee had van de manier waarop ze de structuurfondsen kunnen gebruiken. Toch hebben ze de voorbije tien jaar al een flinke weg afgelegd. Sommige landen staan verder dan Griekenland of Portugal, toen die lid werden van de Unie. Ze hebben een lage arbeidskost, die ze goed uitspelen om investeringen aan te trekken. Ze zetten hun land ook met lage belastingen in de vitrine. Slowakije kent een belastingtarief van 19 procent voor zowel ondernemingen als individuele belastingplichtigen. Het is geen toeval dat autoconstructeurs daar ineens fabrieken neerzetten. Ze hebben duidelijk van het verleden geleerd.’

Snel geld vinden

Dat heeft de Unie zelf trouwens ook gedaan. Brussel begreep dat het niet baatte nieuwe lidstaten zomaar een smak geld in de schoot te werpen, zoals dat met Griekenland nog gebeurde. De landen moeten er nu eerst over nadenken waarvoor ze de Europese centen willen gebruiken. Er is meer controle. Er moeten businessplannen worden voorgelegd.

‘Ierland is een voorbeeld van zeer succesvolle integratie’, stelt Di Ianni. ‘Het haalde bij zijn toetreding 60 procent van het gemiddelde bruto binnenlands product in Europa, nu 120 procent. Griekenland haalde op hetzelfde moment ook 60 procent, maar raakte ondertussen nog altijd niet verder dan 80 procent. Het geld was beschikbaar, maar het werd niet besteed. Tussen 1994 en 1966 gebruikte Athene slechts 30 procent van de voorziene middelen. Het verschil is: Ierland heeft zijn economie vrijgemaakt. Een onderneming opstarten in Dublin duurt een dag. In Griekenland is het een eindeloze lijdensweg.’

‘Zeventig procent van de kleine ondernemingen in de nieuwe lidstaten denken nu dat ze geen beroep kunnen doen op geld uit Brussel. Dat is een probleem van informatie. Ze denken dat ze te klein zijn, dat het toch niet voor hen bestemd is, ze kennen de weg niet. Met het systeem dat wij uitgebouwd hebben, zien ze meteen of hun aanvraag past in het ontwikkelingsplan van hun land, of ze kans maken, en wat er eventueel aan de aanvraag moet worden veranderd. De toegang tot de site is gratis, maar het belang van Oracle is duidelijk: als de ondernemingen slagen, is onze logische verwachting dat ze voor het vervolg van de operatie een beroep doen op onze technologie. Ze beschikken vaak over niet meer dan een oude computer, met verouderde software. In het moderne Europa kan dat niet meer. Al was het maar omdat er allerlei standaarden moeten worden nageleefd. Bijvoorbeeld, op het vlak van boekhouding en belastingen.’

In een gesprek met Knack vertelde voorzitter Luc Van Steenkiste van het Verbond van Belgische Ondernemingen een tijdje geleden dat kleinere bedrijven het ook in België vaak moeilijk hebben Europees geld te bekomen. ‘Het is waar dat hetzelfde probleem zich in veel landen stelt’, beseft Alfonso Di Ianni. ‘Dat bleek ook toen we onze manier van werken onlangs in Londen voorstelden op een vergadering van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling. Na Hongarije komen in ieder geval Polen, Tsjechië en Slowakije aan de beurt. Wij doen dit ook niet alleen. Er zijn altijd adviseurs bij onze projecten betrokken, die precies weten hoe zo’n Europese aanvraag moet worden opgesteld. Van groot belang is dat de banken meewerken. In Hongarije is de grootste bank van het land een partner. Structuurfondsen komen namelijk nooit meteen tussen – zij schieten geen geld voor. Bedrijven moeten dus eerst de middelen hebben om een bepaalde periode te overbruggen. De vraag is meestal niet of de markt er is, maar hoe je er toegang toe krijgt. En of er snel genoeg geld kan worden gevonden om aan de slag te gaan.’

Oracle kreeg voor zijn project de volle steun van de Europese Commissie zelf. Ambtenaren van de Commissie waren ook massaal aanwezig op een workshop van het bedrijf begin juni in Brussel. ‘Simpel’, zegt Di Ianni. ‘Als de middelen die ze ter beschikking stellen niet worden gebruikt, zijn ze ook niet gelukkig. En dit spreekt hen zeer aan: hoe kleine ondernemingen de kans geven om snel competitiever te worden.’

Honger naar technologie

Het succes dat Alfonso Di Ianni voorspelt, betekent overigens dat er zich in Oost- en Centraal-Europa dan toch stilaan een middenklasse vormt. Zonder middenklasse, geen kleine en middelgrote ondernemingen. Maar zijn er nu ook consumenten? Het Engelse Tesco bouwde in de omgeving van Boedapest het grootste winkelcentrum van Europa, zegt Di Ianni. ‘Als Tesco daar investeert, wil dat zeggen dat er ook klanten zijn. Dat betekent daarom niet dat de welvaartskloof is gedicht. Er blijft een groot verschil tussen de grotere steden en het platteland. Dat blijven alsnog twee verschillende werelden. Daarom blijft de Europese landbouwpolitiek voor de boeren in Oost- Europa zo belangrijk.’

Oracle werkt in Centraal- en Oost-Europa trouwens ook al bijna vijftien jaar met de overheid. Het heeft er zijn lokale vestigingen altijd rond lokale mensen uitgebouwd. ‘Zeker als je met regeringen werkt, moet je de mensen kennen’, weet de Italiaan Di Ianni. ‘Veel mensen hebben er nog een band met het verleden. Ze kennen elkaar onderling goed. Universiteitsprofessoren die na de liberalisering in de politiek zijn gestapt, hebben hun netwerk behouden. We hebben altijd in mensen geïnvesteerd, en daardoor genieten we nu een geprivilegieerde relatie met veel regeringen. Bij de ministeries van Defensie bijvoorbeeld, weten ze goed dat wij ook voor de NAVO werken. Ze hongeren naar technologie en wij kunnen hen die verstrekken.’

Toch riskeert Oracle het verwijt dat het bedrijven klaarstoomt om in West-Europa de markt te veroveren. Is Alfonso Di Ianni niet bang dat hij helpt om die deur open te zetten? ‘Nee, zij zijn bang. West-Europese bedrijven veroveren hun markten met producten van een superieure kwaliteit. Een distributieketen zoals Carrefour is daar op het vlak van prijs/kwaliteit onklopbaar. Hun eigen producten maken geen kans. Ze worden overspoeld.’

‘Hun eerste zorg is: klanten houden. Als dat lukt, kunnen ze op termijn overwegen om hun producten door handelsovereenkomsten bij ons op de markt te brengen. Zo werkt de economie. Oracle is actief in 89 landen. Van Brazilië over Thailand en India tot China. Politiek en handel drijven liggen daar dikwijls zoveel moeilijker dan in Europa. Wij zijn globaal in onze geest en in onze benadering. Wat er ook met Europa gebeurt, dat zal onze aanpak niet veranderen.’

Hubert van Humbeeck

Een land moet er nu eerst over nadenken waarvoor het Europese centen wil gebruiken.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content