De Albanese rebellen zeggen dat ze strijden voor gelijkberechtiging in Macedonië. Vertellen ze de waarheid of dromen ze van een Groot-Albanië? Meer dan die politieke idee lijken de economische belangen van het Albanese criminele milieu momenteel de agenda op de Balkan te bepalen.

Stevent Macedonië regelrecht af op de burgeroorlog? De vraag spookt door vele hoofden, in Skopje maar ook in Brussel en Washington. Vorige week woensdag verlegden de etnisch Albanese extremisten die de afgelopen weken de Macedonisch-Kosovaarse grensstreek onveilig maakten, hun actieterrein naar Tetovo, de tweede grootste stad van Macedonië, en zowat de hoofdstad van de Albanese minderheid in het land. Vanuit de bergen rond Tetovo beschoten de Albanese rebellen delen van de stad; speciale eenheden van de Macedonische politie vuurden terug. Eén Albanese burger werd gedood, minstens veertien Macedonische agenten raakten gewond. En terwijl in de bergen de schoten weerklonken, betoogden vijfduizend Albanezen beneden in de stad tegen discriminaties door de Macedonische overheid. De manifestanten betuigden openlijk hun steun aan de strijders in de bergen: ze scandeerden uit volle borst het drieletterwoord UCK – dat nu niet meer voor Kosovaars maar voor Nationaal Bevrijdingsleger staat.

En het geweld houdt aan: elke dag zijn er nieuwe vuurgevechten tussen Albanese extremisten en Macedonische ordehandhavers. Aan beide zijden wordt zwaar geschut gebruikt. Ook in de buurt van Kicevo, Zajas en Lipkovo zijn er de voorbije dagen schermutselingen geweest, maar Tetovo bleef voorlopig het centrum van de actie. De winkels en de scholen zijn er intussen gesloten, de straten verlaten. Duizenden inwoners van de stad, zowel Macedoniërs als Albanezen, zijn al op de vlucht geslagen. Als ze Tetovo weten te veroveren, krijgen de UCK-militanten heel westelijk Macedonië, waar de belangrijkste concentraties etnisch Albanezen wonen, in hun greep.

Macedonische en Albanese inwoners van Tetovo spreken al over ‘oorlog’, en in beide gemeenschappen radicaliseren de standpunten pijlsnel. ‘Het zijn beesten. We hebben ze alles gegeven. Ze hebben scholen, een universiteit, werk. En kijk wat ze nu doen’, zei een Macedoniër aan een Britse reporter. Geen Albanees die niet de kant kiest van de rebellen in de bergen. ‘We hebben tien jaar geprobeerd via politieke weg gelijke rechten te verwerven, en dat is niet gelukt. Dan moet het maar met de wapens gebeuren’, is in Albanese kringen de meest gehoorde uitspraak. In Selce, het bergdorpje waar de Albanese rebellen hun hoofdkwartier hebben, zouden voortdurend jonge mannen arriveren die zich willen aansluiten bij het UCK.

HOOFD KOEL HOUDEN

De regering in Skopje probeert intussen het hoofd koel te houden. Bij het ter perse gaan van Knack was de noodtoestand nog niet uitgeroepen. Wel werd afgelopen weekend beslist te beginnen met de mobilisatie van reserve-infanteristen. Daarmee willen de politieke leiders voorbereid zijn op de eventuele spreiding van het geweld naar andere delen van het land. De UCK-rebellen hebben immers laten weten klaar te staan om in heel Macedonië toe te slaan.

De internationale gemeenschap heeft de afgelopen dagen unisono haar steun betuigd aan de Macedonische regering. Van Washington tot Brussel, van Belgrado tot Tirana hebben regeringsleiders de acties van de Albanese rebellen veroordeeld. Maar in Skopje is de kritiek op de KFOR-vredesmacht in Kosovo niet van de lucht. Vooral de Amerikaanse soldaten die de Kosovaars-Macedonische grensovergangen moeten bewaken, worden ervan beschuldigd ‘de andere kant op gekeken te hebben’ wanneer gewapende en geüniformeerde Albanese rebellen de grens overstaken. ‘Je maakt hier niemand wijs dat de Amerikanen en de Duitsers (die ook aan de Macedonische grens patrouilleren, nvdr) niet weten wie de leiders zijn van die gewapende bendes’, zei premier Ljubco Georgievski. De NAVO heeft intussen in meerdere verklaringen beklemtoond dat in nauwe samenwerking met Skopje ‘zware maatregelen’ werden genomen om de grens volledig te sluiten.

Tien jaar lang heeft Macedonië zich weten te onttrekken aan de oorlogen die over de Balkan raasden. Nochtans stond de kleine republiek met haar gemengd Slavisch-Albanese bevolking al vanaf het prille begin van de desintegratie van de Joegoslavische federatie bovenaan de lijst van mogelijke brandhaarden. Zeker ten tijde van de Kosovo-oorlog (1999) was de hele wereld bang dat het vuur naar Macedonië zou overslaan: het Albanese nationalisme van de Kosovaren kon hun Macedonische volksgenoten op ideeën brengen. Bovendien dreigden de honderdduizenden Albanese vluchtelingen die toen in Macedonië een tijdelijk onderkomen vonden, het precaire evenwicht tussen Albanezen en Slaven in de republiek grondig te verstoren. Maar toen bleef alles rustig. Des te ongerijmder lijkt het dat, nu met de verdwijning van Slobodan Milosevic in Belgrado de situatie op de Balkan eindelijk weer wat stabieler leek, Macedonië wél in een fatale spiraal van geweld dreigt terecht te komen.

De rebellen mogen hun organisatie dezelfde roepnaam – UCK – hebben gegeven als die van hun Kosovaarse bloedbroeders, en ze mogen dezelfde uniformen dragen als de aanhangers van Hashim Thaçi, ze beklemtonen tegelijkertijd dat ze in Macedonië geboren en getogen zijn. Hun doel is, zeggen ze, de gelijkberechtiging van de Albanese minderheid in Macedonië: hun taal moet officiële erkenning krijgen, in de grondwet moeten de Macedonische en de Albanese gemeenschap op voet van gelijkheid worden geplaatst, er moet officieel Albanees hoger onderwijs komen. Omdat de politieke weg heeft gefaald, willen ze hun eisen nu met de wapens afdwingen.

GROOT-ALBANESE DROOM

Vertellen ze de hele waarheid? Of hebben ze nog een verborgen agenda? Vele waarnemers zijn ervan overtuigd dat de banden tussen de voormalige UCK-strijders in Kosovo en de jonge mannen in de bergen van Tetovo veel directer en omvattender zijn. Uiteindelijk, menen ze, gaat het de Albanese extremisten nog steeds om de verwezenlijking van de Groot-Albanese droom. Precies deze veronderstelling maakt dat de gebeurtenissen rond Tetovo meteen aanleiding geven tot de meest dramatische doemscenario’s. Want als het vuur echt in de pan slaat in Macedonië, zou de hele regio gedestabiliseerd kunnen raken. Niet alleen zouden de KFOR-troepen in Kosovo niet langer kunnen worden bevoorraad, de Albanese minderheden in alle buurlanden zouden kunnen sympathiseren met hun volksgenoten in Macedonië, en zelf ook de verloren gewaande droom van de grote Albanese natie weer gaan najagen. Het gevolg daarvan zou zijn: een echte Balkanoorlog, waarbij in het slechtste geval zelfs landen als Bulgarije en Griekenland betrokken raken.

Maar hoe groot is het gevaar voor zo’n Opstand der Albanezen werkelijk? In alle buurlanden van Albanië wonen momenteel aanzienlijke Albanese minderheden: bijna twee miljoen in de Servische provincie Kosovo, 500.000 in Macedonië (minstens eenvierde van de bevolking), 80.000 in Zuid-Servië, 40.000 in Montenegro, en 50.000 in Griekenland dat ook nog eens 400.000 gastarbeiders uit Albanië herbergt. Alle Albanezen delen het gevoel dat de verdeling van hun volk na de twee Balkanoorlogen en de Eerste Wereldoorlog begin deze eeuw, een onrechtvaardige zaak was. Bijna allemaal ook hebben ze zich in hun nieuwe staat tweederangsburgers gevoeld. Maar streven naar een Groot-Albanië? Daarvoor zijn ze politiek, sociaal, economisch te sterk uit elkaar gegroeid. En vooral: daarvoor beseffen ze maar al te zeer dat het moederland Albanië een onstabiele, door misdaad geregeerde, arme en in vele opzichten achterlijke staat is. Zich laten leiden door de machthebbers in Tirana, wat de logische consequentie zou zijn van een pan-Albanese strijd, daarvoor bedanken ze zonder uitzondering.

Meer dan de politieke idee van het Grote Albanië lijken de economische belangen van het steeds uitdijende Albanese criminele milieu momenteel de agenda op de Balkan te bepalen. Hoezeer Kosovo in de ban is van de georganiseerde misdaad, staat te lezen in Newsweek: de zeven operationele zones waarin het UCK de provincie had ingedeeld, zijn nu zeven lokale maffiarijkjes die meestal worden geleid door voormalige UCK-commandanten. De Kosovaarse Albanezen gebruiken de smokkelroutes waarlangs ze wapens importeerden en vluchtelingen exporteerden, voor heel andere waar – heroïne en hoeren, beide bestemd voor de West-Europese markt. Vrede is niet goed voor maffiazaken, dat spreekt vanzelf. Dus worden in Kosovo zelf de Serviërs opgejaagd en de KFOR-vredestroepen gepest. En worden in het zuiden van Servië en in Macedonië gewapende acties opgezet. Wat maalt de intussen rijk geworden ex-UCK-commandant erom dat de situatie weleens totaal uit de hand zou kunnen lopen?

Christine Albers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content