President Kabila zoekt internationale steun. Op zijn vrienden thuis kan hij niet altijd rekenen.

Aanstaande vrijdag komt de Congolese president Joseph Kabila al voor de tweede keer belet vragen in Brussel, al gaat hij in de eerste plaats op visite bij de Europese Commissie. Daarna trekt hij nog naar Duitsland en Noorwegen. Anders dan zijn wat paranoïde vader en voorganger, de begin dit jaar vermoorde Laurent Kabila, beseft de nieuwbakken president goed genoeg dat hij het niet redt zonder een zo ruim mogelijke diplomatieke steun. Internationaal aanzien kan zijn positie tegenover de buurlanden die een fors stuk Congo bezet houden, Rwanda en Uganda, alleen maar versterken. En foto’s waarop te zien is hoe hij de groten der aarde de hand schudt, komen bovendien niet weinig de binnenlandse legitimiteit ten goede van deze jongeman, die amper drie maanden geleden niet de minste publieke bekendheid genoot en uitsluitend als zoon-van-zijn-vader aan de macht kwam.

En Rwanda en Uganda begonnen inderdaad al soldaten uit Congo terug te trekken, het eerst uit het symbolisch belangrijke plaatsje Pweto, tegen de grens met Zambia aan, hun jongste verovering diep in de provincie Katanga. Bovendien zullen nog deze maand de eerste, door de Verenigde Naties uitgestuurde blauwhelmen (Marokkanen, Senegalezen, Tunesiërs en Uruguayanen) in Congo arriveren. Zij moeten toezien op de uitvoering van het medio 1999 gesloten akkoord van Lusaka, waarvan de eerste fasen een wapenbestand en het vertrek van de buitenlandse troepen omvatten. Tegen de komst van de blauwhelmen had wijlen Kabila senior altijd bezwaar gemaakt, in naam van de nationale soevereiniteit – en vooral om pottenkijkers buiten te houden.

De vermoorde president zette ook weinig vaart achter de (evenzeer door ‘Lusaka’ opgelegde) intern-Congolese politieke dialoog, die het regime had moeten democratiseren. Ook wat dat betreft, beloofde Kabila junior beterschap, al lijkt hij daar toch niet overdreven veel haast mee te maken. Van veel politieke of opinievrijheid is dezer dagen in Congo nog geen sprake. Kabila’s eerste zorg gaat naar de interne stabilisering van het regime zelf. Want tenslotte blijft het wachten op opheldering van de moord op Kabila op 16 januari jongstleden – en die was duidelijk een inside job.

EEN LIJSTJE OP ZAK

Eind vorige week nog verving de president een reeks topfiguren in het leger en de veiligheidsdiensten, terwijl zijn bondgenoten uit Zimbabwe en Angola inmiddels voor de veiligheid in de hoofdstad Kinshasa moeten instaan. Congolese soldaten worden zoveel mogelijk in de kazernes gehouden en mogen gewapend amper de straat op. Inmiddels is een aanzienlijk aantal belangrijke militairen gearresteerd of op de vlucht geslagen, de meesten naar het naburige Congo-Brazzaville.

Het onderzoek naar de moord zoekt de verantwoordelijken zichtbaar in het hart van het oude Kabila-regime. Onder andere luitenant-kolonel Eddy Kapend – Laurent Kabila’s vleugeladjudant, de man die als eerste de Congolezen op de hoogte bracht van de aanslag op de president – en de invloedrijke legergeneraal Yav Nawej belandden achter de tralies, terwijl minister van Justitie Mwenze Kongolo huisarrest kreeg aangesmeerd. Het gaat telkens om vertrouwelingen, soms zelfs verwanten van de vermoorde president, allen afkomstig uit Katanga, de thuisbasis van Kabila.

Indien inderdaad gegronde redenen bestaan voor deze arrestaties, houdt de tot nu toe gehuldigde hypothese over de moord geen steek. Die zocht de achtergrond ervoor in de ontevredenheid van soldaten uit de Kivu-provincies. Zij leverden het hardste werk in de strijd die vader Kabila aan de macht bracht, maar zagen alle voordelen van de overwinning naar de Katangezen gaan. De aanslag paste dus integendeel in een ordinaire machtsstrijd in het vooral uit Katangezen bestaande gremium dat het sinds Kabila’s machtsovername in 1997 in Kinshasa voor het zeggen heeft. Dat de vermeende moordenaar, Kabila’s lijfwacht Rachidi Kasereka, bij de aanslag werd doodgeschoten (misschien wel door Kapend), kwam dan ook goed uit.

Bovendien kwam recent aan het licht dat, wellicht kort na de aanslag, een dozijn Libanezen werd aangehouden, officieel omdat hun namen voorkwamen op een lijstje dat Rachidi – heel geschikt – op zak zou hebben gehad. Elf van hen werden prompt zonder enige vorm van proces vermoord. De betrokkenheid van Libanezen, die in Congo vaak in schimmige zaakjes zijn betrokken, suggereert dat de rivaliteit aan de top van het bewind draaide om geldkwesties die tot elke prijs discreet moesten blijven, al dienden de Libanese medeplichtigen daarvoor dus uit de weg te worden geruimd.

Een van de Libanezen zou de spilfiguur zijn geweest in een grootschalige deviezensmokkel die Congo’s hele, uiterst fragiele monetaire systeem heeft ontwricht. Hij deed dat samen met enkele legergeneraals, die daarvoor de soldij van hun manschappen achteroverdrukten. De nieuwe president heeft dus best goede redenen om zijn entourage uit te zuiveren – en om steun te zoeken waar die te vinden is, in het buitenland.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content