Men beweert vaak dat filosofen tegendraadse mensen horen te zijn. Ik ben het daar volledig mee eens, ik ben namelijk filosoof. Daarom lijkt het mij zeer toepasselijk om in deze vakantieperiode als thema het onderwijs te behandelen. Waarom niet? Ons hoofd staat er niet naar en zo wil de wijsgeer het graag hebben. Laat ik zelfs nog een stap verder gaan. Waar ik het graag over wil hebben, is het vak wiskunde. Is er vandaag een vak dat meer misprezen wordt dan die arme mathesis, ooit koningin der wetenschappen, nu veroordeeld tot een bijna verborgen bestaan, als een oude prostituee die gelukkig nog kan rekenen op een oude, trouwe klandizie die het nu eenmaal niet laten kan. BV’s die schaamteloos, met trots zelfs, toegeven sorry, verklaren, geen bal van wiskunde te snappen, wat vooral bij hun bankiers een brede glimlach te voorschijn tovert als het volgende – niet echt noodzakelijke – verzekeringscontract wordt afgesloten.

Ik durf het bijna niet schrijven, want de kans is groot dat het mij tot een psychiatrisch geval maakt, maar ik houd mij graag bezig met getallen. Als treinreiziger zit ik vaak op de lijn tussen Brussel en Gent. Vaak zijn de wagons genummerd, meestal met een getal van drie cijfers. Ik vind het nog steeds een leuke oefening om dat getal mentaal, ‘in het hoofd’ zoals men zegt, te ontbinden in priemfactoren (dat zijn getallen, enkel deelbaar door één en door zichzelf). Akkoord, dit klinkt gek, maar ik zou zo graag mijn liefde voor die wiskunde op de lezer willen overbrengen. Daarom dacht ik eerst om deze column te gebruiken voor een mathematische puzzel – het is toch vakantie, nietwaar, en wat moet je met een Knack op de camping aanvangen? – maar dat leek mij nogal flauw. Waarom niet deze tekst zelf, de woorden die u nu aan het lezen bent, gebruiken? Mag ik u voorstellen om een experiment te doen? Het enige wat u nodig hebt, is deze tekst en misschien voor het gemak een potlood of pen. Doe het bij voorkeur met de rest van de camping erbij, want het gaat erom op het einde mekaars antwoord te vergelijken.

Dit is de opdracht: bekijk de eerste zin van deze tekst. Die telt tien woorden. Kies er willekeurig een woord uit, bijvoorbeeld het tweede woord, ‘beweert’. Tel het aantal letters van dat woord, dat zijn er in dit geval zeven. Ga zeven woorden vooruit, dan kom je in dit voorbeeld uit op ’te’. Dat telt twee letters, dus je gaat twee woorden vooruit en nu ben je bij ‘Ik’. Terecht denkt u nu dat het niet is omdat ik een potentieel psychiatrisch geval ben, dat ik iedereen gek moet krijgen. Maar hier komt het: ik beweer dat, als u op die wijze de eerste paragraaf van deze tekst doorloopt, het laatste woord dat u hebt aangestipt, precies het laatste woord van die paragraaf is, dus ‘afgesloten’.

Als u nu denkt dat ik u voor de gek houd, dan is het antwoord neen. Want het is zo goed als onvermijdelijk dat, waar men ook begint, na verloop van tijd de stappen zullen samenvallen. Dit is een wiskundig te bewijzen resultaat en het is niet triviaal mag ik er meteen aan toevoegen. Kijk, dat vind ik nu de wiskunde op haar mooist, een koningin waardig – hoewel, geen kwaad woord over oude prostituees. Dat is ook wat voor mij de ‘ware’ kracht van de wiskunde uitmaakt: zij toont aan dat er veel meer structuur zit in de dingen dan we vermoeden. De wiskunde en haar onafscheidelijke schaduwminnaar, de logica, zijn de instrumenten bij uitstek om die structuur bloot te leggen. Zo’n inzicht is nooit weg en je krijgt het bovendien gratis.

Jean Paul Van Bendegem

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content