Vredeseilanden voert volgend weekend campagne rond Senegal. Besparingen verlammen er de ontwikkelingsgang.

EEN BERICHT UIT DAKAR

SENEGAL IS het paradepaardje van West-Afrika. De ex-Franse kolonie staat in Europa bekend als een echte demokratie. President Abdou Diouf werd onder applaus herkozen tot voorzitter van de Organizatie voor Afrikaanse Eenheid (OAE).

Zijn land is ook de beste leerling van de Wereldbank en het Internationaal Muntfonds (IMF). Sinds 1980 loopt Dakar aan de hand van die twee instellingen. Ze zorgen ervoor dat de buitenlandse schuld van 108 miljard (Belgische) frank netjes wordt terugbetaald. Het IMF vond er een staat die sinds de koloniale periode sterk afhankelijk was van de export. Vooral van fosfaten en pinda’s. De overheid verdiende geld aan de uitvoer en aan de belastingen erop. Wat er met die inkomsten gebeurde, was niet duidelijk. Grote infrastruktuurwerken kwamen er niet tot stand. De algemene alfabetizering wou niet vlotten. De interne markt werd duidelijk benadeeld ten voordele van de export. De landbouw, die 75 procent van de bevolking werk verschafte, kreeg weinig steun. Uitgezonderd de exportgerichte landbouw, de monokultuur die de grond uitputte.

De oliekrisis en de aanhoudende droogte van de jaren zeventig verergerden de toestand. De produktie van rijst verdween vrijwel, ook al omdat de rivieren verzilten en geen dammen werden gebouwd om het fenomeen tegen te gaan.

Het eerste Strukturele Aanpassingsprogramma (Sap) ging uit van het beproefde recept. Schulden konden alleen worden terugbetaald via uitvoer. Dus moest Senegal konkurrerende prijzen hanteren. Parijs hield echter de devaluatie tegen van de overgewaardeerde CFA ( Franc de la Communauté Financière Africaine), de eenheidsmunt van al zijn ex-kolonies in West-Afrika. Frankrijk is immers groot afnemer van exportprodukten, terwijl Senegal veel Franse waren invoert.

BIDONVILLES.

Het eerste plan mislukte dus. Alle volgende Strukturele Aanpassingsprogramma’s steunden op twee pijlers : het beter beheer van de staatsfinanciën en de aanmoediging van de privé-ondernemingen. Het onderdeel staatsfinanciën betekende kortweg besparen. Niet op leger en politie, want die moeten orde en rust verzekeren. Niet op het kliëntelisme, want dat houdt de regering in het zadel. De leiders van de tientallen islam-broederschappen ( marabouts) zijn in de watten gelegde gunstelingen, die bij verkiezingen hun volgelingen manen om voor de president te stemmen.

Er werd wel bespaard op onderwijs en gezondheid. Het aantal analfabeten klom steil, de kindersterfte steeg alarmerend en epidemiën zijn nu een regelmatig verschijnsel. De besparingen op transport en infrastruktuur haalden de zo al kleine interne markt onderuit en veel streken vielen terug op overlevingslandbouw.

In 1994 geraakte de CFA toch gedevalueerd. Teoretisch werden de Senegalese produkten nu goedkoper in het buitenland en dus gemakkelijker uitvoerbaar. Die produkten ontbraken echter ruimschoots in aantal en volume. Afgezien alweer van pinda’s en fosfaten, handelswaar met een gegarandeerde prijs en afzetmarkt. De pinda-oogst leverde wel minder op, want de teelt vraagt om dure meststoffen en onkruidverdelgers uit het buitenland. De kleine verwerkende industrie kreeg harde klappen omdat ze draait op ingevoerde olie.

Omdat de landbouw niet is ingesteld op de eigen markt, voert Senegal nog altijd voedsel in. Dat leidt tot nieuwe besparingen. Ambtenaren en leraren leverden op twee jaar tijd de helft van hun salaris in. Scholen werden gesloten, de meeste overblijvende zijn overbevolkt. Ouders die hun kinderen naar school willen sturen, moeten daar nu voor betalen. Terwijl de tijd voorbij is dat een diploma gegarandeerd uitzicht gaf op werk. Het privé-onderwijs floreert. Het niveau ervan is hoog, de discipline strak. Maar vanwege zijn prijs is het alleen toegankelijk voor rijken.

Ondertussen stegen de prijzen onophoudelijk. De landbouwers hadden snel door dat hun produkten vlot van de hand gingen. De huurprijzen verviervoudigden, elektriciteit en water werden vrijwel onbetaalbaar. Het gevolg laat zich raden. Rondom de steden ontwikkelen zich in hoog tempo bidonvilles. De informele sektor voorziet de duizenden sloppenbewoners van een klein loon. Er wordt gerekend in décus ( dépenses quotidiennes). Leven gebeurt van de hand in de tand. Ondertussen is het zaak te ontsnappen aan de belastingdiensten die af en toe razzia’s houden.

Hoeveel volk in de zwarte sektor ritselt, valt niet te schatten. Werkloosheidsstatistieken ontbreken, iedereen trekt zijn plan. Als zelfaangesteld parkingbewaker, schoenpoetser, verkoper van kranten, vis of houtskool. Ateliertjes maken potten van hersmolten ijzer, valiesjes van op de vuilnisbelt verzamelde blikken. Oude Singer-naaimachines doen nog dienst. Kraampjes stallen begeerde luxe-produkten uit : bouillonblikjes, westerse zeep, tomatenpuree.

VROUWEN.

De vrije markt bracht de stedelingen weinig goeds. Het is onbegonnen werk te proberen een huishoudbudget te beheren want de prijzen op de markt schommelen alle dagen, afhankelijk van de aanvoer. Velen eten maar twee keer per dag. Wie niets heeft, valt onuitgenodigd bij vrienden binnen, op etenstijd. De beleefdheid vraagt er immers om de bezoeker uit nodigen mee aan te zitten. De mannen prijzen die vorm van solidariteit, de vrouwen noemen het een te dure plicht. Maar zij zijn dan ook degenen die als laatste of helemaal niet eten.

Het laatste Strukturele Aanpassingsplan dateert van 1994 en wil alweer het privé-initiatief aanmoedigen. Maar hoe een zaak beginnen zonder geld, scholing, ervaring en opleiding ? Vrouwen proberen het alleszins, al krijgen ze geen lening bij de banken. Ze leggen geld bijeen om op het platteland kippen en groenten te kopen. Die worden doorverkocht op de markt. De winst wordt geïnvesteerd in nieuwe aankopen. Het huishoudbudget raakt wat minder in het gedrang.

De privatizering van de overheidsbedrijven duurt voort, met onvermoede gevolgen. De wegen in afgelegen delen van het land werden onderhouden door opkopers van exportprodukten. Omdat de CFA devalueerde en de prijs van pinda’s en fosfaten op de wereldmarkt daalde, is de voor opkopers verplichte vaste prijs niet erg winstgevend meer. Dus besparen ze op de aanleg en het onderhoud van wegen en op het transport. Overal balanceren veel te zwaar beladen vrachtwagens met doodsverachting over de wegen. Een regenbui en de gevaarten slippen of kantelen om.

Het wegvallen van transport en de slechte toestand van de wegen, maakt het ontwikkelen van een interne markt onmogelijk. Boeren kunnen hun produkten alleen kwijt op loopafstand. En omdat groenten en fruit op hetzelfde tijdstip te oogsten vallen, klappen prijzen in elkaar. Van verwerking van de oogst in het binnenland is geen sprake. Aan de kust staan wat konservenfabrieken, maar de voortbrengselen van het binnenland geraken niet tot daar.

?De staat moet zich terugtrekken en het privé-initiatief zijn gang laten gaan,” krijgt hier ineens een andere betekenis. Want de Senegalezen beschouwen de staat almaar meer als een vijand. In de stad wordt hij zichtbaar door repressie en inning van belastingen. Op het platteland is hij nooit erg aanwezig geweest. Tenzij om belastingen te inkasseren en via programme-promesse rondom verkiezingen.

Wel ontstaat op het platteland een suksesvolle dynamiek. Neem Pata, een gewoon dorp in het Zuiden. Gambia snijdt er het landsdeel Casamance af van het Noorden. Waardoor het zich veeleer op het buurland richt dan op Senegal zelf. Tot voor twee jaar heette Pata het dorp waar alles mislukte, zegt burgemeester Sidy Baldé van de provinciehoofdstad Kolda. Maar in Pata luidt de klok : ?Waarom meewerken met mooipraters, die hier hun teorieën kwamen verkopen ?”

KOOPERATIEVEN.

Er kwam pas verandering in zaken toen de medewerkers van de niet-goevernementele organizatie (NGO) Vredeseilanden er aan de slag gingen. Wegens de onuitspreekbaarheid van het Nederlandse woord, noemen de Senegalezen ze kortweg VE. De twee verantwoordelijken, Seydou Wane (32) en Mody Sow (30), hebben een carrière bij diverse ontwikkelingsorganizaties achter de rug. Ze wisten perfekt wat werkte en wat niet en ze puurden daaruit een overtuiging die ze tot hun verbazing terugvonden in de kleine Vlaamse NGO. Ontwikkeling moet uitgaan van de basis. De mensen kennen hun problemen en weten hoe ze die moeten oplossen. Het komt er op aan ze middelen aan te reiken om oplossingen hard te maken. Via terug te betalen startkapitaal, via begeleidende experts, door mee te zoeken naar een afzetmarkt.

De boeren in Pata luisterden beleefd en gingen dan door zoals ze gewoon waren. Drie maanden per jaar pinda’s kweken, die verkopen aan de vaste opkoper en negen maanden niets doen. De droogte maakte een tweede oogst toch onmogelijk. Tenzij op kleine akkers, die veel arbeid opslorpen en weinig opbrengen. ?De politiek van twee tomaten en drie wortelen,” zegt Seydou smalend. ?Veel ontwikkelingsorganizaties richten zich daarop, omdat het om weinig investering vraagt en weinig kennis. Maar waarom zouden mensen zich negen maanden lang afbeulen om aan het eind niets te verdienen ?”

Net wat Pata dacht. Maar het naburige dorp stelde zich kandidaat voor het projekt, omdat ?er met die van Pata niets lukte”. En de boeren voelden zich in hun eer gekrenkt. Dus begon Pata, na lang praten, met een tien hektare groot veld, verdeeld in 32 percelen. Elk perceel is voor de helft bestemd voor bananen en de helft voor groenten. Twee landbouwexperts dragen raad en kennis aan. Een door Vredeseilanden geboorde put levert het broodnodige water. Minidammen in de omgeving houden het regenwater langer in de rivierbedding. Het grondwaterpeil is dan ook verbeterd.

De resultaten overtuigden iedereen. Na elf maanden kon de eerste oogst bananen worden verkocht. Op de akkertjes groeien uien, wortelen, tomaten en courgettes. Betere en gevarieerdere voeding komt de gezondheid van de kinderen ten goede. Pata voorziet omliggende dorpen al van groenten. Het aanbod wordt gezamenlijk verkocht, zodat konkurrentie uitgesloten is. Een gekozen raad beheert de winst.

Omdat nu het hele jaar door wordt geoogst, blijven de koeien op stal. Ze worden ingeënt en zorgen voor voldoende melk en mest. Ook de kippen mogen niet meer rondscharrelen en dus ?verloren leggen”. In hun rennen produceren ze eieren en, alweer, mest. Afval van de landbouw voedt het vee.

VLAAMS BLOK.

?De twee landbouwexperts krijgen geen loon,” legt begeleider Samba Barry van Vredeseilanden uit. ?Ze moeten leven van wat hun percelen opbrengen. Zo zijn ze gemotiveerd om hun werk goed te doen en moeten ze ter plaatse blijven”.

Het sukses van de plantages stelpte de landvlucht. Enkele naar Europa uitgeweken ingezetenen van Pata keerden terug, nu in hun dorp werk en welvaart te rapen is. Ze overwegen glunderend ?het Vlaams Blok om subsidie te vragen. Die partij wil toch alle zwarten terug naar hun dorp.”

In Pata dromen ze nu van grotere akkers en oogsten, om die naar de grote steden te kunnen brengen, waar de prijzen hoger liggen. Want nu hangen ze af van de zogenaamde bana-bana-mafia, van de bananenopkopers. Die reizen de dorpen af en bepalen de prijs, omdat ze transport kunnen huren. Pata spaart nu voor een eigen vrachtauto, want bananenlui gaan met teveel winst strijken.

Er wordt ook gespaard voor de opleiding en de vergoeding van een mecanicien, die de vrachtauto moet onderhouden. Een mecanicien is niet zo moeilijk te vinden. Er lopen genoeg werkloze gediplomeerden rond in de steden. Twee zijn er al aan het werk in Pata. Met een kleine lening van Vredeseilanden hebben ze een ateliertje ingericht waar ze paarde- en ezelskarren maken, maar ook ijzeren deuren en ramen. De jongeren die hen helpen, krijgen een klein deel van de winst en tegelijk een opleiding. Stenenmakers kochten met wat steun van Vredeseilanden een pers. Ze verstrekken opleiding. En natuurlijk stenen, waarmee in omliggende dorpen dispensaria worden opgetrokken. Als die dorpen voldoende geld verzamelen voor het gebouw, de geneesmiddelen en de opgeleide verpleger of verpleegsters. Ontwikkeling moet van de basis komen en de mensen moeten weten dat hun gezondheid in hun eigen handen ligt. Schoon water, goed en gevarieerd voedsel en hygiëne zijn minstens zo belangrijk. Om iedere hut van stromend water te voorzien, groeven de mannen sleuven voor de leidingbuizen.

Het sukses valt op. Andere boeren komen zich in de omgeving vestigen en kopiëren wat zich in Pata afspeelt. ?Ontwikkeling komt tot stand als een olievlek,” zegt Modi. ?Mensen worden overtuigd door resultaten, niet door papieren beloften.”

AUTONOOM.

In acht dorpen wordt nu gewerkt. Op elke plek verschillen vraagstukken en oplossingen. De vrouwen van het dorp Souriel kregen een graanmolen van de Belgische ambassade. Dankzij dat instrument kunnen de verschillende granen gemakkelijker worden verwerkt en verkocht. De overblijvende tijd gaat naar groentenkweek en alfabetizering. Want wie wil verkopen, moet kunnen rekenen. Wie kontrakten wil sluiten, moeten kunnen lezen en schrijven.

De herstellingen en het onderhoud van de molen moeten betaald worden van de winst. Maar nu er in het nabijgelegen Pata mecaniciens zijn, kunnen herstellingen goedkoop. Vroeger moest de mecanicien uit Dakar komen, wat de reiskosten deed oplopen.

Pata draait over twee jaar autonoom, zonder steun of hulp. De lening van Vredeseilanden is dan terugbetaald en het geld kan besteed aan andere dorpen en andere projekten. Want de nood is groot.

In Dakar wordt beslist over politiek en ekonomie. In Casamance trekken ze zich daar weinig van aan. Maar op termijn raken de lijnen die de hoofdstad uitzet ook hen. Besparingen verhinderen Pata en andere dorpen uit te groeien tot centra van ontwikkeling. Zolang de rijke landen niet inzien dat de echte rem op de ontwikkeling ligt in de af te betalen schuldenlast, blijft het pas op de plaats.

De onzichtbare staat, de tastbare frustratie in de sloppen en het groeiende zelfvertrouwen op het platteland laat een gevaarlijke evolutie ontkiemen. Als de nog weinig gesteunde afscheidingsbeweging in Casamance inhaakt op de ekonomische ontwikkeling, vergroot de kans op een konflikt dat makkelijk kan overslaan op de steden. Afrika zou ook in dat geval weer een ramp heten.

Misjoe Verleyen

Informatie : Vredeseilanden, Ruelensvest 127, 3001 Heverlee (016) 22.25.53.

In de steden probeert iedereen op plantrekkerij te overleven.

Vrouwen zijn de belangrijkste voedselproducenten.

Als het hele jaar door wordt geoogst, blijven de koeien op stal.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content