Marleen Teugels
Marleen Teugels Marleen Teugels is onderzoeksjournalist en auteur. Haar onderzoeksartikelen verschijnen hoofdzakelijk in het tijdschrift Knack. De voorbije zes jaar is ze als docent onderzoeksjournalistiek verbonden aan meerdere journalistieke opleidingen.

Door een jarenlange structurele onderfinanciering staat een deel van de rusthuizen het water aan de lippen. De jojo-financiering en het pingpongbeleid van zeer veel bevoegde ministers maken de sector onrustig en onzeker over de toekomst.

Een niet-gepubliceerd onderzoek wijst uit: per rusthuisbewoner kwamen de OCMW-rusthuizen in 2000 gemiddeld elke dag ruim 12,5 euro te kort. Ook minstens eenderde van de vzw-rusthuizen zit in het rood met zijn werkingskosten. Volgens het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) wordt deze trend bevestigd in de dossiers van de rusthuizen die een beroep doen op infrastructuursubsidies. De historische onderfinanciering van de rusthuizen is zo groot, dat de ministers van Sociale Zaken Frank Vandenbroucke (SP.A) en van Welzijn Mieke Vogels (Agalev) de kloof amper kunnen overbruggen. Met de aankomende opa- en omaboom is dat zorgwekkend.

Rusthuisbewoners zijn vandaag doorgaans 80-plussers, die in toenemende mate zorg en begeleiding nodig hebben. De financiering van de stijgende zorgkosten moet komen van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV). Bij de opmaak van de jaarlijkse begroting onderschat het RIZIV evenwel steevast het aantal rusthuisbewoners. De laatste vijf jaren deed de federale overheid op dit punt een belangrijk inhaalmanoeuvre, dat bij voorkeur ook in de toekomst wordt voortgezet. Het RIZIV-geld financiert echter alleen de medische, verpleegkundige en paramedische verzorging.

Nu is een bewoner natuurlijk méér dan alleen een lichaam dat zorg nodig heeft. De oudere persoon heeft recht op begeleiding, aandacht, op een kwaliteitsvolle woon- en leefomgeving die bij voorkeur zo weinig mogelijk afwijkt van de leefsituatie van de doorsneeburger. Al jaren heeft Vlaanderen de mond vol van het respect en de kwaliteitszorg waar elke rusthuisbewoner recht op heeft. Maar het heeft – en vooral geeft – nauwelijks de middelen om aan die hoge eisen en normen te beantwoorden.

Toegegeven, de laatste jaren heeft de overheid zware financiële inspanningen geleverd voor de sector. Minister Vandenbroucke is diep in zijn budget gegaan om de lonen op te trekken tot het niveau van die in de ziekenhuizen. Maar met de werkingsbudgetten die de rusthuizen krijgen, moeten ze op de tenen lopen om de bejaarden een goede verzorging te bieden. Nu wil de minister in 2003 de zorgfinanciering in de rusthuizen drastisch hervormen. De sector houdt angstvallig de adem in. Het wantrouwen is groot. Nu al vrezen sommige rusthuizen voor hun bestaan.

‘Toegeven dat het niet gemakkelijk gaat, is niet populair’, zegt Marc Vanderbeken, de voorzitter van DROV, een directeursvereniging van Vlaamse residentiële ouderenvoorzieningen die 120 leden telt, gespreid over de sector. ‘De boodschap is bedreigend voor de bewoners én de familieleden. Maar we kunnen niet anders. De druk op de dagprijs wordt te groot. Het verzadigingspunt is bereikt. Alle rusthuizen willen de prijzen laag houden. Het is een sociale reflex, het rusthuis moet betaalbaar blijven. De rusthuisdirecties stellen een aanpassing uit, tot ze bijna verzuipen. Maar nu vragen steeds meer rusthuizen prijsverhogingen aan. Wij hebben de indruk dat een aantal rusthuizen op termijn op een faillissement afstevent.’

BROZE KLEINTJES

‘In alle rusthuizen staat de dagprijs onder druk, maar in de eerste plaats toch vooral in de kleine rusthuizen. Zij moeten de kosten voor verpleegkundige permanentie, animatie, onderhoud, directeur en de nachtdienst spreiden over maar weinig bewoners. Een samenwerkingsverband met collega’s en met andere vormen van thuis- en woonzorg (flats, aanleunwoningen, dienstencentrum…) is vandaag misschien een manier om het hoofd boven water te houden.’ De onleefbaarheid van de kleine rusthuizen is volgens José Lecoutere, directeur van het OCMW-rusthuis Het Gulle Heem in Gullegem, een bedenkelijke evolutie. ‘De overheid heeft het concept van het genormaliseerd wonen hoog in het vaandel. Het komt neer op een zo normaal mogelijke wijze van wonen, in kleine huizen, met een beperkt aantal bewoners die als groep worden begeleid. Welnu, dit exemplarische model is als zelfstandige entiteit niet leefbaar.’

De druk op de dagprijzen wordt bevestigd door de cijfers van het ministerie van Economische Zaken ( zie tabel ‘Aanvragen’). Vanaf 2000 stijgt het aantal aanvragen voor een prijsverhoging in heel het land. Dat wijst erop dat de invoering van de zorgverzekering niet de oorzaak is van het fenomeen. Volgens Marie-Thérèse Peeters, adviseur-generaal van de afdeling Prijzen en Mededinging, gaat het om een steeds terugkerende golfbeweging in het aantal aanvragen. De sector zelf ziet zeer duidelijke structurele verklaringen voor de stijgende trend.

‘Steeds meer bewoners zijn zwaar zorgbehoevend, ook in de kleine rusthuizen’, zegt Marc Vanderbeken. ‘De zorgkosten worden echter slechts gedeeltelijk door de ziekteverzekering terugbetaald. De rest moeten we betalen met de dagprijs. De laatste vijf jaar financiert het RIZIV 25.000 bijkomende bedden voor zwaar zorgbehoevende bewoners. Dat is onvoldoende.’

‘Daarnaast zijn er de woon- en leefkosten die volledig door de bewoner moeten worden gedragen via de dagprijs (gemiddeld 35 euro per dag). Maar de levensduurte stijgt. En er zijn bijkomende kosten voor bijvoorbeeld afvalverwerking en milieu. De overheid beweert dat de administratie wordt vereenvoudigd. Wij merken alleen dat ze toeneemt en dat er geen vergoeding tegenover staat. Vlaanderen legt alsmaar bijkomende kwaliteitseisen op, de aanwezigheid van animatoren bijvoorbeeld, zonder de bijkomende kosten te financieren.’

‘De eisen veranderen bovendien voortdurend’, zegt een van de DROV-leden. ‘Wie tien jaar geleden een rusthuis heeft gebouwd, moet dat nu, wegens de gewijzigde normen, verbouwen of afbreken. De kamers moeten nu groter zijn dan vroeger en de gangen breder. Een deel van de Vlaamse subsidies moet verplicht voor een kunstwerk worden gebruikt. Rusthuizen hebben geen geld voor de aanschaf van een speciale badlift, maar hebben wel een fontein van 50.000 euro in de voortuin.’

GRILLIGE BEURSNOTERINGEN

‘De sociale akkoorden voor de sector die de overheid heeft gesloten, hangen als donderwolken boven ons hoofd. De lonen in onze sector zijn gelijkgeschakeld met die in de ziekenhuizen en dat is een goede zaak. Maar op dit moment moeten wij die loonsverhogingen wel prefinancieren. Wij vrezen dat de budgetten die de overheid heeft uitgetrokken om in de toekomst de loonharmonisering te financieren, ontoereikend zullen zijn. Bij de berekeningen is ze uitgegaan van de gemiddelde anciënniteit van de personeelsleden, niet van de effectieve anciënniteit. Waalse collega’s hebben een tekort van 8 procent berekend.’

‘Minister Vandenbroucke is overgeschakeld op een financieringssysteem van gesloten enveloppen. Maar als het een enveloppe is met tekorten en wij bovendien de centen eerst moeten voorschieten, dan loeren de werkingstekorten om het hoekje.’

Het penalisatiesysteem – de sector spreekt van de P-factor – zorgt voor de kers op de taart. Marc Vanderbeken: ‘Het RIZIV financiert de zorgkosten met forfaits die de reële situatie zwaar onderschatten. Maar als we dit ontoereikende budget overschrijden, worden we allemaal gestraft. Dan moeten alle rusthuizen, lineair, geld terugbetalen! We hebben, met andere woorden, voor het verlenen van zorg aan de bewoners personeel betaald, maar van het geld voor de financiering daarvan moeten we een stuk teruggeven. De tekorten, daar draaien we zelf voor op. Het verdict van de P-factor krijgen we bovendien pas in juni te horen.’

Bernadette Van den Heuvel, coördinator bejaardenzorg bij de Groep Gasthuiszusters van Antwerpen, vergelijkt de evolutie van de RIZIV-forfaits met ‘grillige beursnoteringen’ ( zie tabel ‘Toelagen’). ‘De jongste drie jaar zijn de subsidies voor de zorgkosten om de haverklap veranderd, tot vijf keer per jaar. Hetzelfde is gebeurd met het palliatieve forfait. In 2001 is ons hiervoor 0,54 euro beloofd. Vandaag bedraagt het 0,27 euro.’

Geen financieel directeur is in staat om met deze jojo-financiering van de zorg een ernstig financieel beleid te voeren. Maar daarnaast, en dat is zo mogelijk nog problematischer, ontbreekt het de overheid aan een coherente langetermijnvisie. ‘Het bejaardenbeleid is versnipperd over een tiental ministers’, aldus Van den Heuvel. ‘Elke minister bepaalt op zijn terrein een eigen beleid, zonder erbij stil te staan wat de gevolgen hiervan zijn op lange termijn, en zonder veel overleg met collega’s over de gecumuleerde effecten. De bejaardenzorg is niet zelden het slachtoffer van een pingpongspel over de bevoegdheden tussen de Vlaamse en de federale overheid, en gemeenten en provincies. Dit is niet nieuw. Op de Vlaamse zorgverzekering (tussenkomst in de kosten voor niet-medische zorg) en het Zilverfonds (federale spaarpot voor pensioenen) na, staat de bejaardenzorg niet echt op de politieke agenda. Er zijn goede beleidsnota’s met goede intenties, maar die worden niet consequent in concrete daden omgezet.’

WANTROUWEN GROEIT

Het resultaat van dat alles is een toenemend onzekerheidsgevoel. ‘De belangrijke loonstijgingen in de sector wegen zwaar op de kostprijs, maar verhogingen van de dagprijs zijn voor de overheid uit den boze’, zegt Tarci Windey, stafmedewerker bij het Verbond der Verzorgingsinstellingen (VVI). ‘Minister Vandenbroucke heeft wel beloofd dat hij bereid is oplossingen te zoeken als de sector door de maatregelen in de problemen zou raken.’

De toekomst oogt zo mogelijk nog onzekerder. ‘Vanaf oktober 2003 wordt de zogezegde enveloppefinanciering van de rusthuisbedden vervangen door een globale instellingsfinanciering, die op het gemiddelde zorgprofiel in de instelling is gebaseerd. Eén instellingsforfait per dag per bewoner beoogt een veel stabielere financiering. Cruciaal is dan wel dat de minister het aantal bewoners dat op een bepaalde zorg recht heeft voor honderd procent inschat. Wij kunnen moeilijk inschatten wat ons nog boven het hoofd hangt. We bekijken elk nieuw voorstel van de overheid met argusogen.’

‘Ik denk hier aan het nieuwe rusthuisdecreet. Minister Vogels versterkt hier de positie van de gebruiker en van de familie. Dat is zeer positief. Maar ze legt de sector bijkomende kwaliteitseisen op, waar geen financiële middelen tegenover staan: de managementsfunctie, bijscholing van het personeel… Vanaf 2003 zou Vlaanderen wel een begin maken met de financiering van de animatoren die elk rusthuis in dienst moet hebben. Dit is een historisch moment, als de operatie tenminste niet gebeurt via een herschikking van bestaande werkgelegenheidsmiddelen. Op dit moment aarzelt de Vlaamse regering als het op de financiering van de welzijnskosten aankomt. Durft zij de federale collega’s niet te zeggen dat zij dit pakket voor haar rekening neemt, zoals ze voor de gehandicapten doet? Bij de volgende regeringsonderhandelingen moet dit punt op de agenda.’

Is er dan zo’n groot verschil tussen de financiering van het welzijn in de rusthuizen en in de gehandicaptensector? Jan Seresia kan het weten. Hij is beheerder van Emmaüs, een groep die zowel een nursingtehuis voor gehandicapten als een voorziening voor zwaar zorgbehoevende dementerenden onder zijn hoede heeft. Het zorgprofiel van de bewoners in beide types voorzieningen is te vergelijken. Ook al gaat het hier om een ruwe vergelijking, die niet op wetenschappelijk onderzoek is gebaseerd, de oefening is op z’n minst onthullend. Voor het welzijn van de gehandicapte bewoners in het nursingtehuis financiert de overheid dubbel zoveel personeelsleden als voor de zwaar zorgbehoevende dementerenden in het rusthuis. ( zie kader)

Jan Seresia nuanceert: ‘In het nursingtehuis voor gehandicapten hebben we wel slechts recht op subsidies voor zover we de functies waarop we recht hebben ook effectief mogen invullen. Gemiddeld is de bestaffing in de nursinghuizen voor gehandicapten voor 90 procent ingevuld. Doordat de werkingsmiddelen zo beperkt zijn, moeten ook wij uiterst spaarzaam met onze centen omspringen. Voor de groep van de nursingbewoners is een aantal kosten niet of onvoldoende gesubsidieerd: farmaceutische producten, sondevoeding, specifieke uitrustingen om te tillen… Eigenlijk zijn de twee groepen elkaars spiegelbeeld. In het nursingtehuis lopen wij evenzeer op de tenen, omdat de begeleiders die eigenlijk verantwoordelijk zijn voor het welzijn van de bewoners zeer intensief zorg moeten verlenen.’

Kortom, Vlaanderen heeft geld voor het welzijn van zwaar zorgbehoevende gehandicapten, maar niet voor zwaar zorgbehoevende bejaarden. Investeert ons land dan opvallend weinig in de rusthuizen, in vergelijking met andere landen? Professor Jozef Pacolet, hoofd van de sector sociaal en economisch beleid aan het Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA) aan de KU Leuven en zowat de éminence grise van de sector, heeft de situatie in Europa vergeleken. Blijkt dat België aan de staart bengelt. ( zie grafiek)

NOG VééL FACTUREN

Professor Pacolet heeft overigens nog wel wat meer interessante gegevens voor de overheid in petto. In het boekje Plus est en vous herbekeken blikt hij vooruit tot 2020. ‘Over 20 jaar zijn er in ons land 60 procent méér bejaarden in de residentiële zorgvoorzieningen en de zorgafhankelijkheid stijgt. Op dat moment zijn er in de rusthuizen 20.000 bijkomende personeelsleden met een zorgberoep nodig en ook meer administratief en onderhoudspersoneel. Dat is al een eerste factuur voor de overheid. De jongste vijf jaar heeft de federale overheid het aantal bedden voor zorgbehoevende bejaarden aanzienlijk opgetrokken. Vandaag loopt de discussie of die inhaalbeweging moet worden voortgezet. Wij pleiten voor een complete omschakeling van de rusthuisbedden naar bedden voor zorgbehoevende ouderen. Dat is de tweede factuur, deze keer bestemd voor het RIZIV.’

‘In 1985 investeerde Vlaanderen, onder impuls van minister Jan Lenssens, fors in de bouw van rusthuizen en werd begonnen met de bouw van serviceflats. De overheidssteun voor de bouw van serviceflats is echter gevoelig afgenomen. Maar we hebben nieuwe woongelegenheden nodig, die toekomstgericht moeten worden gebouwd: woon- en zorgcentra – serviceflats, dagcentra en rust- en verzorgingstehuizen – die geïntegreerd zijn in de buurt. Dat is de derde factuur, die het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) krijgt gepresenteerd. Het optrekken van de programmering van de gezins- en bejaardenhulp is de vierde factuur. De thuiszorg, met name de gezinszorg, is altijd al een gerantsoeneerde sector geweest (met contingenten van gesubsidieerde uren gezinszorg). De budgetten volstaan niet om alleen nog maar de huidige inhaaloperatie te dekken. De laatste factuur is de oplopende prijs van de zorgverkering.’

De intenties zijn er, bij de betrokken ministers, om de onderfinanciering van de bejaardenzorg te corrigeren. Het blijft echter een verhaal van willen, maar niet kunnen. Alleen groeit de groep van heel fragiele, zwaar zorgbehoevende ouderen zeer snel. Hopelijk is het onderwerp voldoende aantrekkelijk tijdens en vooral na de verkiezingen. Hoe ernstig de verschillende partijen het menen met een van de zwakste groepen in deze samenleving, valt af te wachten. De sector kijkt scherp toe.

Marleen Teugels

‘De boodschap is bedreigend voor de bewoners van rusthuizen én VOOR de familieleden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content