FRANS VERLEYEN
EEN SCHIP VAN GREENPEACE zou eens de Zenne op moeten stomen om de wereld te wijzen op de politieke vervuiling in Brussel. Binnen de twaalfmijlszone die de Wetstraat is, heeft de fraktieleider van de Vlaamse socialisten de Belgische justitie partijdig optreden aangewreven. De man die dat plechtig uitriep en daar applaus voor kreeg, is Frank Vandenbroucke, tot voor kort minister van Buitenlandse Zaken en vice-premier. Het gerecht wil hem blijven ondervragen over de door hemzelf aangetoonde korruptie binnen de SP-top. In een poging om dat te vermijden, ging hij in de tegenaanval. De partijen die het kabinet-Dehaene II ondersteunen, en de eerste-minister zelf, lieten hem dat straffeloos doen.
Daarmee is iets ontzaglijks gebeurd : de politieke topklasse meldt vanuit het Belgische parlement aan haar burgers dat de rechterlijke macht onbetrouwbaar is, dat ze willekeurig durft optreden. Het grote woord is eruit. Tot vóór de verkiezingen van 21 mei verklaarde SP-voorzitter Louis Tobback dat hij prompt in het ondergronds verzet zou gaan, indien zou blijken dat de magistratuur “het ondenkbare” doet waarvan zijn vriend en beschermeling Vandenbroucke haar nu in het openbaar beschuldigt. Indien hij die uitspraak niet waarmaakt, kan dat meer dan één betekenis hebben : of hij gelooft zijn kollega niet en dan moet hij dat als voorzitter duidelijk maken , of hij slikt zijn retoriek in zoals destijds zijn verzet tegen de hoge-snelheidstrein. Die zou hij immers tegenhouden door op de spoorstaven te gaan liggen.
De SP (onrechtstreeks ook de PS van de drie Guy’s) heeft dus, onder goedkeuring van de roomsrode koalitie, de morele oorlog verklaard aan rechters die door politieke aanvoerders gepleegde misdrijven van grootschalige omkoperij tot kameradenmoord moeten onderzoeken. Wat gewone burgers niet mogen, namelijk de magistratuur beledigen, durft alvast Vandenbroucke zich wel veroorloven. Hij zit immers verschanst in zijn parlementaire onschendbaarheid, die hij niet wou opgeven en dan ook grotendeels heeft mogen behouden. Welke SP-malversaties er ook nog aan het licht mogen komen, hij kan er niet voor worden vervolgd.
De konsekwenties die daar voor de rechtsstaat aan vastzitten, zijn hoogst onprettig. Nu het brute privilegie zijn intrede heeft gedaan in het Belgische demokratische systeem, ligt de weg vrij voor scènes in rechtbanken, waar vertoornde advokaten het grondwettelijke gelijkheidsbeginsel kunnen gaan inroepen of uit de parlementaire handelingen voorlezen dat zelfs het hogere politieke gezag zijn geloof in korrekte opsporing en rechtspraak heeft opgegeven. Want vader en zoon Vanvelthoven, allebei strafrechterlijk veroordeeld voor het mengen van bestuursmacht met persoonlijke voordelen, hebben ondanks protest vanwege de oppositie onbeschroomd de eed afgelegd als vertegenwoordiger van het volk in de Kamer resp. de Vlaamse Raad.
Dat premier Dehaene dit allemaal nerveus toedekte, ook het geschuif met vele miljoenen ten gunste van gewezen SP-penningmeester en gerechtelijk “slachtoffer” Etienne Mangé, bevestigt nu reeds de bange vermoedens van na 21 mei. Ons land wordt, op het autoritaire af, geregeerd door mensen zonder burgerlijk geweten. Politici hebben net zoals hun Staat geen vrienden meer nodig, alleen nog belangen. Die kunnen ze beter dan ooit behartigen want de door Jean-Luc Dehaene in 1992 hervormde grondwet maakt het wegsturen van een regering vrijwel onmogelijk.
Het steekt de ogen uit dat het Vlaamse en Waalse socialisme hetzelfde doet en zegt als de gevallen maar tegenspartelende Italiaanse premier Berlusconi : “de rechterlijke macht moet worden teruggebracht tot normale demokratische verhoudingen waarin een juridische opstand tegen de politieke leiding niet meer mogelijk is. ” Die uitdagende woorden zijn de wereld rondgegaan en hun mafieuze geur deed de lire kelderen.
Blijkbaar is Rome echter Brussel niet, want bij ons maakt de bevolking van een dergelijk spraakgebruik zelfs geen binnenlands probleem. Die gaat rustig met vakantie en wacht gelaten op de rekening die het door de kiezer net niet verdreven gezag haar in het najaar zal sturen. Het Belgische politieke bedrijf is stilaan gereduceerd tot de eenvoudigste vorm van machtsuitoefening : het vaststellen van een geldbedrag dat in de schatkist zal moeten worden gestort. Voor het geven van een ziel of een ideaal aan de maatschappij heeft de Wetstraat zelfs geen schijn van belangstelling meer. In het binnenste van haar senaat werd tot voor kort discounthandel gedreven in soepborden, tafelzilver, medicijnen en condooms met glijmiddelen. Toen dat uitlekte, gebeurde er helemaal niets behalve de zelfmoord van een betrokken zakenman. Voorzitter Frank Swaelen, zowat de best betaalde Belgische politicus, betreurde de ietwat onsmakelijke feiten waaraan zijn senatoren zich hadden schuldig gemaakt. Punt.
In de hele op deze pagina geschetste sfeer begint de politiek weg te vallen als onderwerp, als objekt van waarneming en bespreking. Macht die door geen enkele waarde of waarheid en de berichtgeving daarover verstoord kan worden, installeert zich in het komfort van de onbespreekbaarheid. Het iets wordt niets, het zwaard van de kritiek en de analyse of verontwaardiging vindt slechts het lege gat van een zwijgende koalitie die doet wat ze wil, naar believen haar vrienden met ambten bekleedt (het geval Inbel) en niets hoeft te vrezen.
IN DE STANDAARD kondigt Manu Ruys aan dat zijn kroniek een tijdlang zal zwijgen. Hij wil gaan mediteren over het antwoord op de vraag waarom “de immorele figuren van het establishment die elkaar zoeken en vinden” zo rustig in hun burchten kunnen blijven. Waarom de pers kennelijk geen vat meer heeft op de publieke opinie die op 21 mei in het kieslokaal geen rekening wenste te houden met de “aangetoonde korruptie en misdadigheid. ” De mensen hebben “geen morele maatstaven gehanteerd. De partij met de meest besmeurde reputatie werd de grote overwinnaar. Het politieke milieu haalt opgelucht adem. Het heeft uit de stembusuitslagen geleerd dat geknoei, bedrog en wanbeheer niet meespelen in de besluitvorming van de kiezer. “
De intellektuele verleiding om uit dit hardlijvige politieke regime ontmoedigd weg te vluchten, is inderdaad groot. De beroepsplicht eist echter het tegendeel.