Rusland werkte zich in Tsjetsjenië in nesten. Toch staat daar de controle over de oliereserves van de Kaspische Zee op het spel.

EIND VORIGE EEUW waren Rusland en het Brits-Indische rijk verwikkeld in wat toen de Great Game werd genoemd, een machtsspel om de invloed over de bufferzones tussen beide : de Kaukasus, Iran en Centraal-Azië. Nu lijkt het spel zich te herhalen in een complexere vorm en met meer tegenspelers.

Het conflict van Rusland met de Tsjestjeense separatisten speelt zich af tegen de achtergrond van de olievoorraden in de Kaspische Zee. Net toen de Sovjetunie eind 1991 uit mekaar spatte, werden belangrijke nieuwe oliereserves ontdekt in de Sovjetrepublieken Azerbeidzjan en Kazachstan. Omdat de Sovjeteconomie zowat in elkaar gestort was, keken de nieuwe staten voor de exploitatie van de olie vooral uit naar westerse maatschappijen, die over het nodige kapitaal en knowhow beschikten.

Zo haalde het Amerikaanse Chevron in april 1993 een reuzenconcessie binnen voor de exploitatie van het Tengiz-olieveld in Kazachstan. Een investering ter waarde van 600 miljard frank. Een consortium van British Gas, het Italiaans-Duitse Agip en het Russische Gazprom mocht het enorme gasveld in Karachaganak in Noord-Kazachstan uitbaten. En in september 1994 verleende Azerbeidzjan een concessie voor de exploitatie van de onderzeese olievelden in de Kaspische Zee aan een ander internationaal consortium. Dat bestond onder meer uit British Petroleum (17 procent), het Noorse Statoil, het Russische Lukoil en voorts een Iraanse onderneming, een Turkse maatschappij en uiteraard de Azerbeidzjaanse staatsoliemaatschappij Socar. Maar het leeuwendeel, zo’n 40 procent, was van de Amerikaanse oliebedrijven Amoco en Unocal.

UITWEG NAAR ZEE.

Maar hoe al die olie transporteren ? De Kaspische Zee is een enorm binnenmeer. Azerbeidzjan en Kazachstan hebben geen uitgang naar een echte zee. Meteen ontspon zich een geostrategisch schaakspel tussen Turkije, Iran, Rusland, de Verenigde Staten en de voormalige Sovjetrepublieken. Inzet waren niet alleen de lucratieve doorvoertarieven, maar vooral de politieke controle over de olietransporten. Voor Rusland is die controle een instrument om de invloed op het ?nabije buitenland” deels terug te winnen. De voormalige Sovjetrepublieken Azerbeidzjan en Kazachstan proberen bij middel van alternatieve exportroutes via Turkije, Georgië en Iran hun economische afhankelijkheid van Rusland te matigen.

Nadat Amerikaanse druk de Iraniërs buitenwerkte, bleven er nog zo’n drie mogelijke transportroutes over. Eén door een bestaand pijpleidingnet doorheen Zuid-Rusland naar de havenstad Novorossisk aan de Zwarte Zee. Een tweede doorheen Georgië naar Batoemi en een derde, nog gedeeltelijk aan te leggen pijpleiding naar de Turkse haven Ceyhan aan de Middellandse Zee. De laatste optie had het voordeel dat de tankers niet doorheen de verzadigde zee-engten nabij Istanboel moesten varen. En de Turkse optie schakelde de Russische invloed zo goed als uit.

Alle pijpleidingen liepen echter door conflictgebied. Banditisme en opstandige minderheden, niet toevallig gesteund door Rusland, vormden een bedreiging voor het transport in Georgië. De ?Turkse weg” liep dan weer doorheen de oorlogszone tussen Armenië en Azerbeidzjan en in Turkije zelf konden de Koerden van de PKK dreigen. Het Zuid-Russische pijpleidingennet tenslotte liep door de opstandige republiek Tsjetsjenië, die zich eind 1991 onafhankelijk had verklaard. Sindsdien is al voor meer dan 30 miljard frank olie uit die pijpleiding verdwenen. Waarschijnlijk is het geld in de zakken van de Tsjetsjeense leider Dzochar Doedajev en zijn clan terechtgekomen. Iets wat uiteraard alleen mogelijk was dankzij de medeplichtigheid van de hoogste kringen in Moskou zelf.

De ondertekening van het Azerbeidzjaanse ?contract van de eeuw”, eind 1994, opende evenwel meer lucratieve mogelijkheden voor die hoge kringen, en plots stonden Doedajev en de zijnen in de weg. De Russische inval die aan de obstructie een eind moest maken, liep uit op een uitputtingsslag. Dat legde een zware hypotheek op de ?Russische optie”. Zodanig zelfs dat Moskou Tsjetsjenië probeerde te vermijden met plannen voor de bouw van een alternatieve pijpleiding, direct van Kazachstan naar de Zwarte Zee, met een aftakking via Dagestan naar Azerbeidzjan.

De Tsjetsjeense gijzelingsactie in de stad Boedjonovsk toonde vorige zomer echter aan dat ook die omweg binnen het bereik van Tsjetsjeense commando’s lag. Niet toevallig lag Boedjonovsk net op het traject van de nieuw geplande pijpleiding. Moskou begreep de wenk. Premier Viktor Tsjernomyrdin, zelf afkomstig uit de oliesector, mocht daarna met het Tsjetsjeense verzet over een staakt-het-vuren onderhandelen, in een poging de Kaukasische brandhaard te blussen.

VERKIEZINGEN.

In december van vorig jaar werd een compromis over de pijpleidingen bereikt tussen het Azerbeidzjaanse consortium en de omliggende staten. Daarin werden zowel de Russische als de Georgische transportoplossing behouden. Turkije was daarover niet te spreken omdat in beide gevallen de tankers nog altijd via de zee-engte van de Bosporus naar de Middellandse Zee moeten varen. Volgens een internationaal verdrag uit 1936 kan Turkije in vredestijd de vrije scheepvaart doorheen de zeestraat van de Bosporus niet verhinderen. Maar de Turkse regering kan uiteraard via strikte milieu- en veiligheidsregels het tankerverkeer in zijn greep houden.

Kwatongen beweren dat het Turkse ongenoegen ertoe leidde dat de Tsjetsjenen in december opnieuw kozen voor confrontatie met Rusland. Maar het is ook mogelijk dat de Tsjetsjenen geen genoegen namen met het bedrag waarmee Rusland en de oliemaatschappijen onder tafel de vrede wilden afkopen. En dat ze de prijs wilden opvoeren. In elk geval dreigen de Tsjetsjenen onder meer via de gijzelingsactie in Dagestan en de kaping van de ferry op de Zwarte Zee het conflict over de gehele Kaukasus uit te breiden.

Recent zijn olie-installaties en pijpleidingen in het gebied het doelwit geworden van aanslagen. Tegelijk is het falen van de harde aanpak van de Russische president Boris Jeltsin een factor geworden in de campagne voor de presidentsverkiezingen van juni. De indruk wordt gewekt dat Jeltsin de pedalen kwijt is. Maar vooral rijst de vraag of de oliestroom uit de Kaspische Zee nog voor het einde van het jaar op gang kan komen, zoals voorzien in het contract. Elke vertraging zal de westerse oliemaatschappijen en Azerbeidzjan geld kosten. Mocht het conflict nog lang aanhouden, dan zou de Russische optie, en dus de Russische greep op het olievervoer in het gedrang komen. De Tsjetsjeense leider Doedajev heeft dus blijkbaar veel troeven in handen.

De vorige eeuw wist een andere Tsjetsjeense vrijheidsstrijder, Shamil, de Russische verovering van de Kaukasus met zo’n kwarteeuw uit te stellen. Nu hebben noch Jeltsin, noch de westerse oliemaatschappijen, noch Azerbeidzjan zoveel tijd.

Jos De Greef

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content