FRANS VERLEYEN

MENSEN IN NOOD MOETEN GEHOLPEN WORDEN. Deze bladzijde is dan ook bedoeld om Willy Claes bij te staan tijdens zijn ultieme redevoering in het parlement. Die zou er als volgt kunnen uitzien. Hij mag er vrij uit citeren.

Achtbare kollega’s van gisteren,

“Zoals u bekend is, sta ik hier als een in opspraak gekomen bewindsman, thans opperste ambtenaar bij de Noordatlantische Verdragsorganizatie. Het gerecht meent aanwijzingen te hebben gevonden dat ik vijf, zes jaar geleden korruptie en valsheid in geschriften gepleegd zou hebben. Die op mij gevallen verdenking is onterecht en ik bezweer u geen geloof te hechten aan wat de prokureur-generaal u hierover meedeelde.

Toch besef ik dat overal in Europa politici zich op tribunes als deze staan te verdedigen tegen zware aantijgingen. In Spanje gaat het om sluipmoorden met medeweten van de regeringsleider, in Italië is op even hoog niveau sprake van ernstige financiële misbruiken, in Frankrijk moet de premier verhuizen uit een door hemzelf ingepalmde woning, in Nederland blijken topmensen van Justitie zich met grootschalige drugshandel in te laten, in Groot-Brittannië wordt voortdurend melding gemaakt van zedelijk verval in de hoogste kringen. En dan wens ik, uit schroom, niet eens te spreken over de machtsuitoefening in Griekenland. Ook België wordt zwaar getroffen door schokkende en zelfs dodelijke politieke affaires.

Louter de vaststelling dat ik er niet in geslaagd ben mijn eigen loopbaan buiten die problematiek van machtsmisbruik en geheime financieringen te houden, deed me de jongste weken en maanden grondig nadenken. Ik kwam tot het besluit, los van het tegen mij geopende dossier, dat ik de bevolking mijn verontschuldigingen moet aanbieden. Bij nader toezien, heb ik mijn talenten, die door de buitenwereld aanzienlijk worden genoemd, niet optimaal gebruikt. Uiteraard kom ik ongaarne tot die vaststelling, mee omdat ze ook afkleurt op vele andere leden van de Belgische politieke en hoge ambtelijke wereld waarmee ik een kwarteeuw lang heb samengewerkt.

Wie mij wat kent, weet dat ik vanuit een moeilijke startpositie aan een publieke carrière begon. Van jongsaf moest ik zowel mijn sociaal geringe afkomst als een onprettig lichamelijk ongemak overwinnen, of tenminste zo onzichtbaar mogelijk maken. Het lag niet voor de hand om, met al die hindernissen, menselijke liefde en een rol op het maatschappelijke voorplan te veroveren. Dat ik daar toch in slaagde, was te danken aan twee geschenken die het leven me gaf : de socialistische partij en de muziek. Aan haar schonk ik me op mijn beurt met de onbevangenheid van de geschoolde amateur, in staat om bij het lezen (achterin de auto naar Hasselt) van een partituur de orkestklanken te horen. De politiek trad ik tegemoet met de kracht van een intellektuele verontwaardiging over onrecht.

Instinktief koos ik de Belgische staat en een ermee verweven organisme, het socialistische ziekenfonds, als uitvalsbasis voor mijn openbaar optreden en voor het gezag dat daartoe nodig is. Zo kon ik gedurende ongeveer zeventien jaar minister worden en blijven. Nationale Opvoeding, Ekonomie, het Plan, Buitenlandse Zaken : het is allemaal mijn deel geweest. Vooral de jaren zeventig, op Ekonomische Zaken, waren fascinerend voor de BSP’er van nog geen veertig jaar die ik toen was. Ik maakte kritisch kennis met de gerieflijkheden, ja zelfs de luister van het internationale zakenleven zowel dat van Iraanse of Algerijnse staatsmaatschappijen in de energiehandel en met de schier grenzeloze financiële technieken die daar in zwang zijn.

Dankzij de verschillende ambten die ik met veel vlijt verkreeg en uitoefende, nam mijn persoonlijke welstand (mijn “zuurstof”) snel toe. Daar had ik soms wroeging over, maar legde die stil met de gedachte dat een socialist niet voor de kapitalist moet onderdoen als hij voor gelijk werk gelijk loon wil krijgen. Dat heb ik toen meermaals publiek verklaard. Maar ongemerkt groeide in mijn persoonlijke arbeidskultuur de zichtbare aanwezigheid en invloed van overheidsgeld en -informatie, grote kontrakten, etatistische parmantigheid, komfort, deskundigheid.

Die magneeet trekt een bepaald slag van mensen aan, glimlachende personages in mooie pakken en met een attachévaliesje vol kostbare visitekaartjes afkomstig van nuttige relaties. In bijna heel de wereld zijn zij de moderne kolonizatoren van hun natiestaat, hun regering, hun begrotingsdepartement en dus hun volk. Hun ideologie is onduidelijk of onbestaande, ook al zijn ze desgewenst bereid zich socialist of kristen-demokraat te noemen. In de pragmatische aanpak van tegenwoordig komt dat trouwens op hetzelfde neer.

Samen met hen en hun belangen begon ik geleidelijk uit het oog te verliezen waar mijn socialisme vandaan kwam of voor moest dienen. Het kreeg de gedaante van gebouwen, liften, mooie kantoormeubelen, eerbiedig aangedragen kopjes koffie, chauffeurs, butlers en verzorgde maaltijden. De wekelijkse bijeenkomsten van het partijbureau niet in rechte maar wel in feite mijn meest direkte opdrachtgever waren zowel materieel als intellektueel veel schameler dan mijn normale entourage. Zoals dat met al mijn ministeriële kollega’s het geval was, maakte die dampkring me tegelijk gelukkig, gejaagd en cynisch.

DE POLITIEK VERLOOR HAAR BETEKENIS als middel tot. Ze werd doel op zichzelf, mijn enig mogelijke levenswandel. Hij had een aangenaam parfum van durf, gedeelde geheimen, door benoemingen uitgezaaide kameraadschap, hotelkamers met vijf sterren. Slechts wie ervan geproefd heeft, kent daar de langzaam optredende bedwelming van, ook al is de vereiste van permanente waakzaamheid tegen intriges en valstrikken onaangenaam. Om lang overeind te blijven, moet een politicus ogen in de rug hebben.

Dat, kollega’s van gisteren, weet u allemaal zelf best. Alle hier aanwezige regeringsleden leven of hebben geleefd op de manier zoals ik beschreven heb en die in de westerse wereld tot een morele en burgerlijke ontmanteling van de politiek zelf aan het leiden is. Omdat ik daaraan heb meegewerkt, vraag ik het volk steeds werklozer en steeds zwaarder belast door de staatsmacht alsnog vergiffenis. “

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content