Ode aan de arbeid

THOMAS ANSHUTZ 'MIDDAGPAUZE VAN DE METAALARBEIDERS', 1880. FINE ARTS MUSEUM OF SAN FRANCISCO
Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Het naturalisme, een draak met zeven koppen.

Een rekkelijke omgang met kunstrichtingen is de beste. Zeker met het naturalisme, omdat de term over de grenzen van de disciplines heen opduikt. Men spreekt over naturalistische schrijvers, schilders, fotografen en cineasten. Maar had Emile Zola in 1885 niet Germinal geschreven, zijn grote roman over de mijnwerkers, dan had wel niemand de behoefte gevoeld om dat rare containerbegrip ook echt in omloop te brengen. Naturalisme. De wereld, bekeken vanaf de werkvloer en de akkers, de fabrieken en de mijnen, waar het er verdomd hard en onrechtvaardig toeging. De Franse schrijver trok zich het lot aan van het gewone volk, dat hem vereerde. In de kunsten hield Zola zich veeleer met Cézanne en de impressionisten bezig. Wat dat betreft, hield hij zich niet aan het voor hem voorziene hokje.

Maar ze waren er wel degelijk, de naturalisten in de schilderkunst. En ze ontwikkelden een universele taal, van Finland tot Amerika. Ze maakten supergrote formaten, en waren gelukkig dat publieke overheden, scholen en musea geïnteresseerd waren, want veel privécollectioneurs kregen ze er niet voor warm. De grote vraag is of Jules Bastien-Lepage en de zijnen, zo tussen 1875 en 1918, niet met een achterhoedegevecht bezig waren. Zo bezeten waren velen onder hen bezig om even waarachtig over te komen als de beoefenaars van het nieuwe, hyperrealistische medium fotografie. Gabriel Weinsberg, professor kunstgeschiedenis aan de universiteit van Minnesota, bracht die relatie in kaart, zonder belerend te doen. Voor het Van Gogmuseum in Amsterdam stelde hij de tentoonstelling Illusie en werkelijkheid samen (tot 16 januari), en hij werkte alles uit in een gelijknamig boek (Mercatorfonds), dat ook als catalogus dient.

Uitpakken met schoolvoorbeelden is natuurlijk meegenomen. Voor zijn landelijke familieportret, het schilderij Mooie Dagen, maakte Jules-Alexis Muenier uitgebreid foto’s, zoals anderen schetsen en voorstudies. Het leuke is dat die foto’s bewaard bleven, en we kunnen vaststellen dat hij ze op een of andere manier gewoon op het doek projecteerde. En dan toch, hoe sentimenteel kun je zijn, verfraaide hij subtiel het landschap en trok hij het gezicht van grootvader in het licht. Tegelijk masseerde hij ook het zomerzweet weg.

Veel naturalisten, zo blijkt, hadden heimwee naar verdwijnende ambachten: makers van horlogekasten, prentendrukkers, krullenschavers. De grens tussen waarachtigheid en kitsch was maar heel dun. Meesterwerkjes werden er hoe dan ook geleverd. Middagpauze van de metaalarbeiders (1880) door de Amerikaan Thomas Anshutz verhevigt een fotografisch document tot een perfecte picturale choreografie, een ode aan de schoonheid van de arbeid en van hen die hem in het zweet huns aanschijns moeten verrichten.

Jan Braet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content