Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Hoe Henri Matisse zich Eskimo’s voorstelde.

Hij moest niet zo nodig opvallen, was oud en wijs genoeg om van het minste wat hem onder ogen kwam, kunst te maken. En wat voor kunst. Met enkele trekken, hoe minder hoe beter, een levensecht gezicht neerzetten. Niet door secuur elke rimpel of plooi na te tekenen, maar door zo te versimpelen dat het wel een masker leek. Henri Matisse was de krasse knar van 78 die zelfs ouderdomsverschijnselen naar zijn hand zette. Na een minder geslaagde operatie niet meer in staat om lange tijd rechtstaand te schilderen, werkte hij het liefst met schaar en papier.

Hij knipte in de kleur zoals een beeldhouwer rechtstreeks in de steen zou kappen. Het jaar was 1947. De zusters dominicanessen in Vence vroegen hem om hun kapel te versieren, en zijn dochter Marguerite trok aan zijn mouw om een ingebeeld verhaal over Eskimo’s van haar geleerde echtvriend te illustreren. In een onbewaakt moment sloeg de kunstenaar de twee door elkaar en schetste een Eskimo met de kap van de zuster die hem het trouwst terzijde stond in de kapel, soeur Jacques-Marie.

Vence werd een bedevaartsoord voor kunstliefhebbers, en eenendertig litho’s plus een aquatint van Eskimokoppen verschenen in Une Fête en Cimmérie van Georges Duthuit, de schoonzoon in kwestie. Deze gereputeerde Franse kunstcriticus had in New York tijdens de oorlog Inuitmaskers verzameld: primitieve volkeren en continenten waren in de mode. Ook Duthuits vrienden André Breton en Max Ernst tikten er aardig wat op de kop. Claude Lévi-Strauss, eveneens van de kliek, vond maskers ‘vluchtige en bijna immateriële representaties van woorden, visies, geloofsovertuigingen’.

Maskers aftekenen moet Matisse maar zo zo gevonden hebben, en dus greep hij naar foto’s van echte Eskimo’s, op hun Noordpoolexploraties gemaakt door echte ontdekkingsreizigers. Ze worden samen tentoongesteld met de litho’s in het Matissemuseum van zijn geboortestad Le Cateau-Cambrésis (tot 6 februari). Het museum kreeg ze geschonken van de zoon Duthuit, Claude. De confrontatie tussen foto’s en tekeningen laat een fascinerend transformatieproces zien. Door weer en wind geslepen gezichten van rauwvleeseters worden herleid tot hun essentie, tot hun masker, in de tekeningen.

Henri Matisse voelde zich niet te beroerd om de essentie ook onder woorden te brengen: ‘Een teken volstaat om een gezicht te evoceren, het is helemaal niet nodig om de mensen ogen of een mond op te dringen (…).’ En voorts: ‘Wat me het meest interesseert, is niet het stilleven, noch het landschap, maar de figuur. Die stelt me het best in staat om het als het ware religieuze gevoel te vertolken dat ik tegenover het leven heb.’ Of ten slotte: ‘Ik moet zo doordrongen zijn van mijn onderwerp dat ik het kan tekenen met de ogen dicht.’

Jan Braet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content