Voorzichtige beleggers kiezen veeleer voor fondsen dan voor aandelenbeleggingen. En voorzichtige aandelenbeleggers willen goedehuisvaderaandelen uit eigen land. Wat betekent het voor de particuliere belegger dat de Brusselse beurs BXS niet langer bestaat? Een gesprek met Olivier Lefebvre, topman van Euronext Brussel.

Acht maanden lang is daar hard aan gewerkt. De voorbereidingen liepen wat vertragingen op, maar de meeste geplande aanpassingen werden toch gerealiseerd. Voor de buitenwereld is er echter nog niet veel van te zien. ‘Die moet nog even geduld oefenen’, vindt Olivier Lefebvre, executive vice-president en lid van de managing board van Euronext nv. ‘Het is de eerste keer dat een fusie van beurzen tussen verschillende landen plaatsvindt’, benadrukt hij. ‘Vandaar dat we een gloednieuw juridisch kader tot stand moesten brengen. Daarmee zijn we zo goed als rond. De belangrijkste uitdaging is nu de technische integratie. Vooral het integreren van de elektronische systemen is een moeilijke oefening. Maar we kunnen vertrekken van het Franse systeem, NSC, waarvoor we een nieuwe versie hebben opgezet. Die is compatibel met het Europese marktmodel, wat eventuele latere fusies kan vergemakkelijken. Vermits het Brusselse systeem het nauwst bij dat van Parijs aansluit, was Brussel de eerste in de rij voor de integratie. In september is het de beurt aan Amsterdam.’

Inmiddels wordt ook gewerkt aan de integratie van de back office-activiteiten, die wellicht de grootste besparingen zal opleveren: de nabeurse verrichtingen zoals clearing en settlement. Achter de schermen waarborgen beide de goede afloop van de transacties.

Maar wat gebeurt er op de handelsplaats zelf? Hoe moet de belegger zich de transacties van de traders op de nieuwe fusiebeurs voorstellen?

Olivier Lefebvre: We moeten verschillende aspecten onderscheiden. We wilden de juridische en culturele eigenheid van elk land respecteren. Daarom hebben we de statuten van de drie beurzen behouden en onderscheiden we Euronext Brussel, Euronext Amsterdam en Euronext Parijs. Nieuwe bedrijven die op Euronext willen noteren, kiezen zelf welke markt voor hen als toegangspunt geldt. Genoteerde bedrijven blijven waar ze zijn. Hetzelfde voor de leden van de markt. Door de toegang tot één van de drie markten krijgen ze meteen ook toegang tot de eengemaakte markt. Dat is mogelijk omdat we gebruik zullen maken van één rule book. Dezelfde regels zullen op de drie markten erkend worden. Het toezicht blijft evenwel lokaal. Een lid in Parijs zal bijvoorbeeld door de Franse Conseil des Marchés gecontroleerd worden. Alle operaties van Belgische leden, KBC bijvoorbeeld, worden in België gecontroleerd door de CBF (Commissie voor Bank en Financiewezen).

Met als gevaar dat sommige toezichthouders soepeler zijn dan andere?

Lefebvre: Tussen de verschillende partijen is een overeenkomst afgesloten. Ze streven dezelfde politiek na en ijveren voor gelijkheid tussen de verschillende markten. Voor Euronext zelf zou het in principe weinig verschil uitmaken mocht iedereen hetzelfde soepele land voor een beursnotering uitkiezen, want er is slechts één markt. Maar voor de samenhang van de markt is het van belang dat er een consistente toepassing van de regelgeving is.

Elke markt heeft vandaag een eigen segmentering. Brussel heeft een Eerste, een Nieuwe en een Tweede Markt, Amsterdam telt een Officiële en een Nieuwe Markt… Wordt die opdeling overboord gegooid?

Lefebvre: De drie markten, Brussel, Amsterdam en Parijs, zullen parallel bestaan, met dezelfde trading rules. De opdeling in eerste en tweede markt, in premier, second en nouveau marché zal voorlopig juridisch blijven bestaan, maar zal in de praktijk en in de communicatie, inclusief de dagelijkse koerslijst, niet meer gehanteerd worden. Wat we overhouden is één koerslijst met alle Euronext-bedrijven. Daarop passen we dan weer een gemeenschappelijke segmentering toe, waarbij we een onderscheid maken tussen de nieuwe en de traditionele economie. Bedrijven uit de IT-sector, telecommunicatie, nieuwe media krijgen het label Next Economy. Next Prime wordt dan weer het segment van de traditionele economie. Om één van de twee labels toegekend te krijgen, moeten de bedrijven naast de toegangsregels vrijwillig aan een aantal voorwaarden voldoen, zoals onder meer twee analistenvergaderingen per jaar houden en het jaarverslag in het Engels publiceren. Het doel is dat de bedrijven meer internationale bekendheid krijgen en de aandacht van investeerders en analisten trekken.

Uit de totale lijst van bedrijven maken we dan aan de hand van de grootste bedrijven twee indexen op: de Euronext 100- en de Euronext 150-indexen, die al in oktober 2000 werden gelanceerd.

Wat wordt er van de Bel20?

Lefebvre: De nationale beursindexen BEL20, CAC40 en AEX25 blijven bestaan, want de belangstelling voor nationale indices is in deze landen nog steeds groot. Veel producten hebben de indexen trouwens als onderliggende waarde: opties, sicavs, beleggingsfondsen. Zolang er vraag naar is op de markt, blijven ze bestaan. Of ze nog lange tijd als indicatoren zullen worden gezien, zal van de gebruikers afhangen. Maar op lange termijn zullen ze hoogstwaarschijnlijk plaats maken voor de sectoriële en de pan-Europese indexen.

Kleine en middelgrote bedrijven maken zich zorgen over de komst van Euronext. Als ze voordien al weinig zichtbaar waren, vrezen ze dat ze nu helemaal in het verdomhoekje terechtkomen.

Lefebvre: Hun zichtbaarheid bij Euronext zal niet groter of kleiner zijn dan bij de nationale beurzen. We hebben geen scheiding gemaakt tussen de grotere bedrijven, de blue-chips en de midcaps bijvoorbeeld. Dat was een van de zaken waar het bij het ontwerp van iX tussen Franfurt en Londen fout is gegaan. De scheiding tussen de blue-chips die in Londen genoteerd zouden worden en de kleine technologiebedrijven die voor Frankfurt waren bestemd, vormde een nadeel voor de middelgrote bedrijven. Euronext daarentegen biedt een continuïteit tussen de grote, de middelgrote en de kleinere bedrijven in dezelfde sectoren.

Enkele middelgrote Nederlandse bedrijven hebben toch laten weten dat ze zich zouden terugtrekken?

Lefebvre: Het klopt dat de kleinere en middelgrote bedrijven uit Nederland, maar bijvoorbeeld ook uit België, vrezen dat er voor hen geen plaats meer zal zijn. Dat staat echter los van de creatie van Euronext, en heeft veeleer te maken met de internationalisering van investeringen en de tendens van de voorbije twee à drie jaar om portefeuilles te diversifiëren. In eigen land zullen beleggers misschien nog wel kleinere bedrijven kopen. Maar andere landen kennen die bedrijven niet. En dus kopen ze grotere bedrijven.

Toch worden de middelgrote ondernemingen bij Euronext niet benadeeld. Enerzijds omdat we geen opsplitsing maken op basis van de omvang. Anderzijds omdat we bedrijven vragen te werken aan hun visibiliteit om een Next Prime of een Next Economy-label te kunnen verkrijgen. In die zin zijn we ervan overtuigd dat de positie van de midcaps op middellange termijn veeleer positief zal zijn.

De internationalisering van investeringen blijkt ook uit de samenwerking tussen beurzen op wereldschaal. Er bestaat een overeenkomst tussen de New Yorkse NYSE en Tokio. Verschillende beurzen willen samenwerken in wat de Global Equity Market wordt.

Lefebvre: Op wereldniveau is er vraag naar liquiditeit voor een relatief klein aantal wereldwijde aandelen: Sony, IBM, Royal Dutch bijvoorbeeld. Het gaat om een driehonderdtal zeer grote bedrijven die in alle landen actief zijn. Opdat ze ook nog 24 uur per dag verhandelbaar zouden zijn, zou er op wereldschaal tussen verschillende beurzen moeten worden samengewerkt. Er bestaat een faisability study over de samenwerking van Tokio, de NYSE en sommige andere beurzen met zeer interessante resultaten. Maar de zaak is complex. Hoe snel de samenwerking zich verder zal ontwikkelen, is nog niet duidelijk. Een alternatief voor de Europese beurs wordt het echter niet.

Heeft Euronext plannen voor een fusie met Lissabon?

Lefebvre: Er worden onderhandelingen gevoerd. Technisch gezien is Lissabon immers dichtbij. De beurs gebruikt een elektronisch systeem dat bij dat van Euronext aanleunt. De markt is relatief klein, maar zou een mooie rol kunnen spelen. Het is een emerging market in Europa.

Inmiddels heeft Nasdaq toegeslagen en Easdaq voor 70 miljoen euro gekocht. Zullen bedrijven die van plan waren om te noteren op Euronext nu niet voor Nasdaq Europa opteren?

Lefebvre: Dat valt af te wachten. Nasdaq is natuurlijk een mooie merknaam, een brand name _ vandaag wel iets minder dan een jaar geleden. Maar als marktorganisatie, als markttechnologisch systeem is het op dit moment nog geen optimale markt. Nasdaq kent veel problemen: gebrek aan transparantie, hoge transactiekosten, geen anonimiteit bij de transacties. In Amerika hebben de ECN’s ( electronic communication network), de digitale handelsplatformen, 30 tot 35 procent van het Nasdaq-volume in handen. Dat betekent dat Nasdaq zich er in een niet erg gunstige positie bevindt. Maar Nasdaq Europa heeft aangekondigd zijn initiële marktmodel te zullen aanpassen. Ook zij zullen overstappen naar het elektronische centrale orderboek, het geautomatiseerde en zeer transparante systeem dat door de andere Europese beurzen gebruikt wordt. Daarbij kunnen we ons afvragen wat haar toegevoegde waarde dan nog is.

Het evenement van het jaar is vast de beursgang, die al geruime tijd is gepland. Wat zijn de concrete doelstellingen?

Lefebvre: De belangrijkste motivaties zijn: een objectieve waarde creëren en op die manier de toegang tot de markt vergemakkelijken in het kader van een actieve fusie- en acquisitiepolitiek. Andere Europese beurzen hebben de stap al gezet: Deutsche Börse is bijvoorbeeld genoteerd en ook London Stock Exchange maakt er werk van. Ook Aziatische en Australische beurzen worden binnenkort genoteerd.

Speelt Brussel een specifieke rol bij de beursnotering?

Lefebvre: Bij de beursgang is geen specifieke rol weggelegd voor Amsterdam, Brussel of Parijs. Het is Euronext as such dat naar de beurs zal gaan. De fusiebeurs is niet georganiseerd per land, maar per business line in de drie landen. Het klopt wel dat er voor één Belg, telkens vier Nederlanders en zes Fransen werken. Maar het doel is dat Euronext over een drietal jaar een echt internationaal bedrijf wordt, met eventueel andere partners en verschillende nationaliteiten in de aanwervingspolitiek. De ambitie van Euronext is internationaal.

De resultaten van Euronext voor 2000 waren alvast zeer positief. Euronext maakte de helft meer winst.

Lefebvre: De winst hebben we vooral te danken aan de enorme omzettoename in Parijs, maar ook in Amsterdam als gevolg van verschillende nieuwe beursnoteringen. Parijs kent bovendien, zoals ook een aantal andere Europese landen, een structurele trend van on-lineorders door e-brokers, die nu wat afgezwakt is door de slechte omstandigheden op de markt. Vermits het gaat om individuele investeerders zijn de orders relatief klein, maar op het vlak van omzet en aantal kunnen ze zeker meetellen.

Ingrid Van Daele

‘Zolang er vraag is naar nationale beursindexen zullen die blijven bestaan.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content