Hubert van Humbeeck

In het jaar 2000 behoorden de Belgen tot de meest wantrouwige burgers van Europa. Het vertrouwen in politieke partijen was in Vlaanderen onder tien procent gezakt. Waarom voelen velen onder ons zich zo slecht in hun vel? Een boek zoekt naar de oorzaken van die ontwikkeling.

De optocht van 300.000 mensen door de straten van Brussel in de zogenaamde Witte Mars in oktober 1996 staat in ons collectieve geheugen gegrift. In de dagen daarvoor waren in verschillende steden gerechtsgebouwen met stenen bekogeld. De mensen waren boos. Ze begrepen niet waarom onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte niet verder mocht werken op het dossier tegen Marc Dutroux. Ze waren zo kwaad dat ze enkele maanden later graag geloofden dat ontelbare zogenaamde ‘hooggeplaatsten’ zich aan kleine meisjes vergrepen. De Belgen waren hun houvast kwijt. De koning kapittelde de politiek, er was even sprake van een crisis van het regime.

Voor sociologen, onderzoekers van wat er in de samenleving beweegt, was die blijk van verlies aan vertrouwen in de instellingen, geen verrassing. Er doken in hun enquêtes al langer sporen op, die wezen op het bestaan van een ernstig probleem. Mark Elchardus en Wendy Smits van de Vakgroep Sociologie van de Vrije Universiteit Brussel legden alle Vlaamse en internationale studies tussen 1980 en 2000 naast elkaar. Hun analyse leidde tot een boek: Anatomie en Oorzaken van het Wantrouwen. Een eerste vaststelling is dat het verlies van vertrouwen veel vroeger begint dan in die vermaledijde jaren negentig. Het is om te beginnen een misverstand dat de zaak-Dutroux de oorzaak is van de daling van het vertrouwen in de instellingen in België.

‘Dat was natuurlijk een groot drama’, zegt Mark Elchardus. ‘Het kwam bovendien boven op de schandalen waarmee het land in de eerste helft van de jaren negentig moest afrekenen. Agusta, Dassault, de moord op André Cools. Nog vroeger de Bende van Nijvel. Iedereen zocht een verklaring voor de duik die het vertrouwen op dat moment nam in falende instellingen, blunders van politici, de criminele onverantwoordelijkheid van bepaalde mensen bij het gerecht en de politie. Uit een rustige analyse van de cijfers achteraf, blijkt echter dat de daling van het vertrouwen zich dan al een tijd had ingezet. Maar de zaak-Dutroux paste perfect in het gevoel van wantrouwen dat de mensen toch al hadden, en oorzaak werd met gevolg verward. Als die zaak zich op een ander moment had voorgedaan, in een ander maatschappelijk klimaat, dan was het een vreselijke misdaad geweest, zonder meer. Dan had ze niet dezelfde, grote crisis teweeggebracht.’

DE DEMOCRATISCHE DEUGD

België, schrijven Elchardus en Smits, is in ieder geval een interessante case om te bestuderen. We bengelen nu aan de staart van het peloton – er is in ons land minder vertrouwen in de instellingen dan in Frankrijk en Italië, landen die op dat vlak traditioneel laag scoren. Overigens doen niet alleen politieke instellingen het tegenwoordig slecht: het probleem treft in mindere of meerdere mate alle instellingen. De onderzoekers hebben met drie reeksen van gegevens gewerkt. Eerst waren er Amerikaanse cijfers. Het vertrouwen wordt daar al sinds de jaren zestig gemeten. Blijkt dat het wantrouwen daar al sinds die tijd toeneemt, in de nasleep van de golden sixties.

In Europa kunnen we niet zo ver in het verleden kijken. Elchardus en Smits vergelijken Europese cijfers uit 1980, 1990 en 2000. Ze stelden daar een merkwaardige daling van het vertrouwen vast tussen 1980 en 1990. Daarna laten de gegevens een stabilisering zien, in sommige landen treedt er zelfs een herstel in. In dat ruimere verband komt de grote vertrouwenscrisis dus, sociologisch gezien, veel vroeger dan onze, sterk gemediatiseerde crisis van de jaren negentig. België is trouwens het enige land, waar de Europese cijfers zowel tussen 1980 en 1990 als tussen 1990 en 2000 een opmerkelijke daling van het vertrouwen laten zien.

Een derde reeks gegevens heeft betrekking op Vlaanderen, waar het team over de cijfers van zeven onderzoeken kon beschikken. Ergens in het midden van de jaren negentig tekent zich ook daarin een herstel van het vertrouwen af, maar in 1996 en 1997 buigt de lijn opnieuw naar beneden. In 1998 pikken we dan weer aan bij de algemene Europese trend. Wat opnieuw aantoont dat de crisis die door de zaak-Dutroux werd veroorzaakt meer een gevolg is van het wantrouwen dan de oorzaak ervan: de voorwaarden waren al eerder aanwezig.

Desalniettemin. Het gevoel dat de Belgen in de tweede helft van de jaren negentig overviel, is niet gezond voor de democratie. Zeker ook omdat veel auteurs en journalisten er ook vandaag nog van uitgaan dat de wantrouwige burger die zich manifesteerde tegelijk ook de meer mondige, de kritische burger is. ‘Dat is niet het geval’ zegt Mark Elchardus. ‘De wantrouwige burger is iemand die weinig betrokken is. Die weinig geïnformeerd is ook. Dat wil niet zeggen dat er geen probleem is, want vooral vertegenwoordigende instellingen worden gewantrouwd – en die spelen in de democratie een grote rol. Het gaat ook om instellingen die met democratische basisprocessen te maken hebben, met het regelen van belangenconflicten. Denk daarbij vanzelfsprekend aan politieke partijen, vakbonden, het gerecht. Maar ook aan de kerk en de advocatuur. Dat zijn vaak instellingen die hun gezag ontlenen aan het vertrouwen dat ze moeten krijgen. Als dat wordt aangetast, wordt tegelijk ook de basis van hun bestaan ondermijnd. Op die regel is één uitzondering, en dat zijn de ziekenfondsen. Dat is ook een vertegenwoordigende instelling, maar ze wordt blijkbaar niet als dusdanig ervaren.’

‘Meer vertrouwen krijgen dan weer instellingen die op een ontegensprekelijk gezag steunen. De koning, de wetenschap, ziekenhuizen en artsen. Dat zijn instellingen die buiten de democratie staan, die daar eigenlijk niets mee te maken hebben. U zult zich herinneren dat er toen, in die tijd, ook veel over consensus werd gesproken. Ik beschouw streven naar consensus niet als een democratische deugd. Het klinkt goed om een appèl te doen op het algemeen belang, maar wie vertegenwoordigt dat tenslotte? Democratie gaat over deelbelangen die allemaal vertegenwoordigd worden en die naar overeenstemming zoeken.’

Aan de basis van dat onbehagen liggen, volgens de analyse van al die studies, ontwikkelingen die zich na de Tweede Wereldoorlog hebben afgespeeld. Die hebben blijkbaar onzekerheid gebracht. ‘Dat uit zich eerst in een pessimistisch toekomstbeeld’, zegt Mark Elchardus. ‘De idee dat alles om zeep gaat, dat de wereld ongeschikt is om nog kinderen in groot te brengen. Dan zijn er de gevoelens van onveiligheid. Die twee samen leiden tot een wantrouwig beeld van de mens, waarin niemand nog te vertrouwen is en iedereen voor zichzelf zorgt. De politici in de eerste plaats natuurlijk, want dat zijn zakkenvullers, en migranten hoeven we ook niet. Het is die manier van denken die ik ooit de nieuwe politieke breuklijn heb genoemd.’

‘Mensen die zo in het leven staan, voelen zich bijna vanzelf in conflict met de samenleving. En aangezien ze ervan uitgaan dat die samenleving hen niets te bieden heeft – geen toekomst en geen veiligheid – vertrouwen ze natuurlijk ook de instellingen van die samenleving niet. Bovendien weten ze ook van zichzelf dat ze er, bijvoorbeeld in verband met migranten, opvattingen op na houden die botsen met die van de elites in de samenleving. En dus vertrouwen ze de instellingen niet, waarin die elites de dienst uitmaken. Het is dat complexe geheel van indrukken, gevoelens en houdingen die de stijging van het wantrouwen in de maatschappij verklaart. Daar moet misschien nog dit aan worden toegevoegd: de toenemende levensbeschouwelijke onverschilligheid. Het einde van de grote verhalen, zoals het ooit is genoemd, maar dat er eigenlijk op neerkomt dat er niets meer is om in te geloven.’

EEN GEVAARLIJKE PLEK

De vraag is dan: waar komt dat allemaal vandaan? Waarom voelt een bepaalde, grote groep mensen zich zo slecht in zijn vel? ‘Het gaat in de eerste plaats om mensen die veel televisie kijken, vooral commerciële televisie’, legt Elchardus uit. ‘Let op: dit is geen vaststelling die we alleen in Vlaanderen hebben gemaakt, dat blijkt ook uit de buitenlandse studies. Mensen die veel televisie kijken, hebben de indruk dat de wereld een zeer onherbergzame plek is, een gevaarlijk oord.’

‘Daarnaast zijn er de oudere mensen. Ouder worden, is tegelijk ook een proces van kwetsbaarder worden. Een samenleving die vergrijst, stelt bijna vanzelf hogere eisen aan de veiligheid. Het is voor een oudere bevolking moeilijker om zich goed te voelen dan voor een jongere bevolking.’

‘Een derde groep zijn de laaggeschoolden. Draai of keer het zoals u wilt, de kennismaatschappij zorgt voor een kloof. Overal worden almaar hogere niveaus van vaardigheid gevraagd. Niet alleen op het werk, maar ook in het dagelijkse leven. Als die mensen naar het nieuws op televisie kijken, begrijpen ze daar wellicht de helft niet van. Een eenvoudige, maar noodzakelijke verrichting zoals het in orde brengen van zijn bankzaken, wordt ontzettend moeilijk. De loketten waar er nog aan persoonlijke dienstverlening werd gedaan, zijn immers dicht – alles moet elektronisch.’

Het besluit van het boek is pessimistisch. De overheid, zo luidt de conclusie, heeft geen greep op die ontwikkeling, ze kan daar niets aan veranderen. ‘Kan de overheid de invloed van de media op de bevolking controleren’, vraagt Mark Elchardus zich af. ‘Nee, toch? Kan de overheid de mensen terug naar de kerk jagen? Kan de overheid de vergrijzing stoppen? Het enige middel dat daarbij kan helpen, is het importeren van heel veel migranten. Ik weet niet of dat de aangewezen manier is om het onbehagen te verminderen.’

‘We blijven in het boek dicht bij de oever en bij de realiteit. Vandaaruit wordt naar aanknopingspunten gezocht, waarmee het beleid wel iets kan aanvangen. Zo, bijvoorbeeld, blijkt dat mensen die niet bij het middenveld betrokken zijn, bij het verenigingsleven, wantrouwiger zijn dan mensen die dat wel zijn. De overheid kan de participatie aan dat verenigingsleven stimuleren. De sociale cohesie bevorderen, zoals dat wordt genoemd.’

‘We moeten ook dringend nadenken over de kennismaatschappij. Het spreekt vanzelf dat er op de best mogelijke manier gebruik moet worden gemaakt van de mogelijkheden die ze biedt. Maar we kunnen er ook niet naast kijken dat er een segregatie is gegroeid tussen laag- en hooggeschoolden. Aan dat patroon kan, met enig denkwerk, iets worden gedaan. Er is om te beginnen de opdeling van het onderwijs in beroeps-, technisch en algemeen vormend. De overheid zou ook kunnen proberen om via het onderwijs organisaties te steunen die nog met opvattingen bezig zijn, ja met idealen. Als een manier om de onverschilligheid tegen te gaan.’

‘En dan zijn er natuurlijk die gevoelens van onveiligheid. We moeten daarin eerlijk zijn: het kan niet dat de helft van de bevolking in onderzoeken zegt dat de overheid haar niet tegen criminaliteit kan beschermen. Als dat inderdaad zo is, hebben we een reuzengroot probleem. Want dat is een van de basisredenen van het bestaan van de staat. De onveiligheid is gaandeweg helemaal tot een probleem van criminaliteit teruggebracht. Toch spelen daarbij ook andere factoren een rol. De verloedering van een buurt, bijvoorbeeld. De kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Onderzoek heeft uitgewezen dat criminaliteit één factor van onveiligheid is, maar zeker niet de enige. Maar in het debat is alles opzijgeschoven om helemaal op criminaliteit te focussen. En dat wakkert dan op zijn beurt weer gevoelens van onveiligheid aan.’

‘Het probleem is veel te lang weggewuifd. Verwaarloosd. Het is op dit moment volgens alle peilingen de belangrijkste zorg van de burger in België. Onder meer omdat progressieve krachten er zich nooit om hebben bekommerd, is het een rechts thema geworden. Dat had zo niet moeten zijn.’

Hubert van Humbeeck

‘Anatomie en Oorzaken van het Wantrouwen’, Mark Elchardus en Wendy Smits, VUBPress, Brussel, 141blz., a 17,95. Op Het Andere Boek in Antwerpen praat Mark Elchardus op 5 oktober om 16 uur met Luc Huyse en Bernard Hubeau.

‘Een bevolking die vergrijst, stelt vanzelf hogere eisen aan de veiligheid.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content