Ingrid Van Daele
Ingrid Van Daele Ingrid Van Daele is redacteur bij Knack

De zaak-Lernout & Hauspie richt nog maar eens de schijnwerpers op het risico van afgeleide beleggingsproducten. Slecht geïnformeerde investeerders stellen vaak pas achteraf vast dat de put diep kan zijn.

Er werd al aan de terminologie gesleuteld, maar het risico van wat men ‘reverse convertibles’ noemt, blijft onverminderd bestaan. De saga rond Lernout & Hauspie toonde het eens te meer aan: niet alleen de kleine aandeelhouders worden de dupe van het hele verhaal. Ook investeerders in omgekeerd converteerbare obligaties zoals dat heet, een samengesteld beleggingsproduct, kunnen zware verliezen lijden.

De valkuil zit in de benaming: omgekeerd converteerbare obligaties zijn geen obligaties in strikte zin. Voor de uitgifte wordt wel een ‘obligatie’ geplaatst en er wordt jaarlijks een ‘coupon’ uitgekeerd – en dat zet sommige beleggers die voor veilige producten opteren op het verkeerde been. Wat velen immers uit het oog verliezen, is dat het de financiële instelling is die bepaalt in welke vorm de investering zal worden terugbetaald. In contanten, als het aandeel hoger scoort dan een vooropgestelde koers. In aandelen als dat niet zo is. Voor dat comfort dat de investeerder biedt, krijgt hij van de bank een vergoeding – de coupon – die flink wat hoger ligt dan het doorsneerendement op staatsobligaties.

De houders van reverse convertibles met als onderliggende aandelen Lernout & Hauspie hebben dus redenen om zich zorgen te maken. Bij BBL en de Franse bankgigant Société Générale, die respectievelijk in juli en september een reverse convertable op LHSP uitschreven, staat de telefoon roodgloeiend. ‘Elke reverse convertable draagt een risico’, zegt Pierre Walkiers, directieattaché bij BBL. ‘Wegens de hoge volatiliteit van de koers schreven we voor het eerst een coupon van twintig procent uit. Maar dat het risico zo groot was, konden we zelfs toen we in juni met de plaatsing begonnen, niet inschatten.’

Dat het inderdaad zo snel bergaf kan gaan en de beleggers uiteindelijk in waardeloze aandelen vergoed kunnen worden, zal niemand gedacht hebben. Dat het risico toeneemt met de kans op rendement – there ’s nothing like a free lunch zoals dat heet – is dan wel een understatement. In het slechtste geval wordt de onderneming failliet verklaard en verliest de belegger zijn hele geïnvesteerde bedrag – wat hij wel krijgt, zijn de coupons voor in dit geval twee keer twintig procent (de looptijd bedraagt twee jaar). Of de onderneming wordt een concordaat toegekend en krijgt gedurende een bepaald aantal maanden de tijd om erbovenop te komen (bij het ter perse gaan van dit artikel had de rechtbank nog niets beslist). In dat geval bestaat de kans – op termijn – dat het aandeel uit het diepe dal opklimt. ‘Als het snel gaat en de koers van het aandeel op de vervaldag, na twee jaar voor LHSP, tot 35,5 dollar of meer gestegen is,’ zegt Pierre Walkiers, ‘krijgt de investeerder zijn reverse convertable in contanten terugbetaald tegen 100 procent van de geïnvesteerde waarde, namelijk 1000 dollar per reverse convertable. Als de koers nog steeds lager ligt dan 35,50 procent, wordt elke omgekeerd converteerbare obligatie in aandelen terugbetaald. Per inleg van 1000 dollar krijgt de belegger 28,17 aandelen LHSP.’ De waarde van de aandelen kan laag zijn, maar de kans bestaat dat ze toeneemt.

Voor het geval een onderneming failliet gaat, schrijft het prospectus meestal een scenario voor. Voor BBL luidt het dat de emittent, BBL International Finance in Luxemburg, de mogelijkheid heeft om de reverse convertibles vervroegd terug te betalen, maar het is geen verplichting. Walkiers: ‘Alles wijst erop dat de emittent dat wellicht niet zal doen. Vermoedelijk zal hij de verrichting tot de eindvervaldag laten verderlopen – jaarlijks worden de coupons van twintig procent uitbetaald. Op de eindvervaldag worden de verrichtingen in weliswaar waardeloze aandelen terugbetaald, maar de aandeelhouder heeft op dat moment een verhaal op de onderneming, de bestuurders, de bedrijfsrevisoren… Wat niet zo is als hij bij het faillissement de tegenwaarde krijgt van de koers van de 28,17 aandelen samen met de waarde van de toekomstige coupons.’

Of de belegger er beter van wordt? Dat hij ooit vergoed zal worden voor de aandelen die hij na de vervaldag bezit, is niet gegarandeerd. Bovendien worden de coupons in dat geval pas na één en twee jaar betaald. Maar de BBL wil naar eigen zeggen ‘de kansen van de beleggers vergroten’ en bestudeert of ze een actie kan indienen namens de beleggers voor wie ze de aandelen fiduciair bijhoudt. Het product zelf blijft Walkiers verdedigen. ‘Maar de belegger moet zich bewust zijn van het risico dat hij loopt.’

Ingrid Van Daele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content