Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Siegfried Bracke schrijft niet alleen het CVP-programma inzake mediabeleid, justitie en sociale aangelegenheden. Hij is bovendien het brein achter het fameuze SP-zwijggeld aan Etienne Mangé. In ruil daarvoor wordt hij direkteur van de informatiedirektie op de BRTN, in opvolging van Dr. Borms die zelf in de stoel van Cas Goossens gaat zitten. Wij geven het u voor wat het waard is.

Ha, hoe gaarne vertoeven wij in de wandelgangen van Knack. Niet enkel het enige gedeelte van onze kantoren waar het nog mogelijk is om te ontsnappen aan de verstikkende sigaretten- en sigarenrook die elders in de kantoren heerst. Maar tevens de plaats waar cheffen en redakteurs van dit blad hun legendarische vormelijkheid en terughoudendheid afleggen, en wel eens een nieuwtje durven rondfluisteren dat nog niet dubbel gecheckt is zoals onze direkteur gebiedt.

Er valt dus iets te vernemen, in die wandelgangen, en het is daar dat wij voor het eerst hoorden vertellen over de merkwaardige rol van Bracke in deze zaak. Ons was het niet opgevallen, maar naar het schijnt heeft de BRTN-televisie gedurende negen dagen met geen woord gerept over de premie aan Mangé, een schandaal dat in de Wetstraat nochtans alle gesprekken beheerste. Er werden parlementaire vragen over gesteld. Alle kranten hadden het op de eerste bladzijde. De chef-Wetstraat van Knack besteedde er een voetnoot aan. En wie niet blind was kon zien dat de belangrijkste twee politici van dit land de premier en de burgemeester van Leuven persoonlijk verantwoordelijk waren voor deze onovertroffen grofheid…

Geen woord op de BRTN-televisie. En op de radio sprongen ze pas na enkele dagen op de kar. “Dit kan, ” zo vertrouwde ons op de palier één van de belangrijkere cheffen van deze redaktie in een loslippige bui toe, “geen kwestie meer zijn van journalistieke interpretatie. Hier zit iets achter ! Wat ! ? “

Daar konden wij zo gauw ook geen antwoord op verzinnen natuurlijk. In feite kwamen wij alleen de inzetten ophalen voor de Irish Derby en plotseling zaten we middenin een contramine. De wildste voorspellingen over het waarom van wat al gauw “de medeplichtigheid van de Reyerslaan” werd genoemd, gonsden in ons trappenhuis op en neer.

NU WAS DIE Mangé op de BRTN natuurlijk wel zalig verklaard, nog vooraleer de paus enkele weken nadien hetzelfde deed met Jef De Veuster. Mocht twintig minuten aan een stuk komen klagen dat de soep in Lantin niet lekker was, en dat de muziek in de cellen veel te hard stond. En alleen ’s zondags friet. Dat Amnesty International daar toen geen zaak van gemaakt heeft, verwondert ons nog altijd.

Bracke zat thuis in zijn zetel te schuddebollen bij zoveel onrecht, en was al een paar keer van plan geweest Ivan De Vadder op te bellen om hem te feliciteren met zijn kritisch interview, toen Mangé in tranen vertelde dat er in een krant zelfs foto’s van zijn huis waren gepubliceerd, en dat hij aan het eind van de week moest gaan doppen. Bracke was hiervan zodanig gepakt dat hij stilletjes begon mee te wenen. ’t Was geleden van bij de begrafenis van de koning dat hij nog zo ontroerd was geweest.

Dat beterde er niet op toen hij de volgende dag De Standaard uit zijn brievenbus peuterde. Twee volle bladzijden interview met Mangé. Plus de halve voorpagina ! Zelf lezen wij al De Standaard van toen de eerste IJzertoren nog recht stond, maar die eer is naar ons weten nooit iemand anders te beurt gevallen. Zelfs de kardinaal moet het met één bladzijde stellen, en de paus komt gezien zijn konsekwente standpunten al helemaal niet in aanmerking. Wij hebben, alweer in onze wandelgangen, wel iets opgevangen over een telefoontje, maar was het nu van Leysen naar Tobback of omgekeerd, dat zijn wij kwijt.

GEEN VAN DE vele gissingen die achterhands werden gemaakt, bracht een antwoord op de vraag waarom de BRTN zweeg over wat we zonder gevaar voor overdrijven toch konden omschrijven als een nieuw politiek feit. Onze chef-Wetstraat vermoedde er zelfs een komplot van de loge achter : Bracke en Mangé die samen een muurtje metselden. Maar onze chef-Wetstraat vermoedt achter alles een komplot van de loge. Hij is zelf een vooraanstaand lid van Opus Dei.

Wij zaten dan ook op de rand van onze stoel toen de regering ei zo na viel over Mangé en de BRTN er wel iets moest over zeggen. De premier had net door het te ontkennen toegegeven dat hijzelf en Tobback die ontslagpremie van vijftien miljoen er hadden doorgedrukt, èn het konsultant-kontrakt van 32.500 frank per dag. Maar, stelde hij nu, misschien was het toch aangewezen dat laatste op te zeggen.

Dat kan ten vroegste over zes maanden en tegen dan is iedereen de zaak vergeten. Dat kontrakt loopt gewoon door of wordt in het slechtste geval vervangen door een gelijkwaardig. Aan de acht miljoen ontslagpremie is niet geraakt en de zeven miljoen voor de aandelen staan ook vast. Mangé heeft die aandelen nu eenmaal. Of hij ze ook betaald heeft, en zo ja in frank of in lire, is een vraag voor madame Véronique. Maar dàt hij ze heeft, in de vorm van stock-options, staat vast. Het bedrijf is verplicht ze terug te kopen. Is het niet nu, dan in 1998. Tegen dan zijn ze misschien tien miljoen waard, gezien de snelheid waarmee bij BATC prijzen zich ontwikkelen. Voor die Mangé is er dus niets aan de hand. Die houdt zijn mond wel tegen het gerecht.

Maar zo had Bracke het niet begrepen. In een vlammend betoog nam hij het op voor deze onschuldige. “In de rioolpers, ” sprak hij vanop de derde verdieping van het parlement vermanend in de camera, “is veel te doen geweest over zogezegde premies aan Etienne Mangé. ’t Zou gaan om acht miljoen, dan om vijftien miljoen, straks komt er nog iemand met achttien miljoen aanzetten. Wel, daar is niets van aan. Allemaal sensatie die nergens op stoelt. Men sleurt hier de naam door het slijk van een man, wiens professionele eer en persoonlijke integriteit ik zelf boven alle verdenking stel. Een man wiens vakbekwaamheid tot ver in het buitenland erkend wordt. Alleen bij ons kan men dat natuurlijk weer niet verdragen. Al wie iets meer kan dan een ander, wordt hier in de rug geschoten. Ikzelf ondervind dat dagelijks aan den lijve. Petit pays, petit esprit. ’t Is ’t eerste woord dat ik erover zeg, en ’t is ook ’t laatste. Deze partijdige, eenzijdige en vooringenomen hetze tegen een eerlijke en loyale ambtenaar moet ophouden. O glücklich wer noch hoffen kann, aus diesem Meer des Irrtums aufzutauchen ! “

Hierna schakelde Jan Becaus in de studio over naar de nieuwe statistieken van de kriminaliteit.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content