De publicatie van een allesomvattend wetenschappelijk rapport over de massamoord op moslimmannen in Srebrenica (Bosnië) heeft, zeven jaar na de feiten, tot het aftreden geleid van het Nederlandse kabinet. Hoe groot ook de symbolische waarde van dit gebaar, de politieke betekenis ervan is gering.
In een magazijn in de omgeving van de Bosnische stad Tuzla liggen duizenden uitgedroogde lijken op planken opgestapeld. Ieder lijk is in wit plastic verpakt en heeft een serienummer; de gewassen en gestreken kleren van de dode liggen één plank hoger, netjes opgevouwen in een bruine papieren zak. Dit zijn de slachtoffers van de massamoord die de Bosnische Serviërs in juli 1995 onder de moslimbevolking van Srebrenica aanrichtten. Zevenduizend vijfhonderd moslims, vooral mannen, werden omgebracht. Het was de zwaarste daad van genocide in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog. De Internationale Commissie voor Verdwenen Personen werkt al jaren met monnikengeduld aan de identificatie van de vaak zwaar gehavende lichamen. Over deze doden is op dinsdag 16 april 2002, bijna zeven jaar na de feiten, het Nederlandse kabinet gevallen.
De ‘zaak Srebrenica’ heeft de Nederlandse politiek jarenlang bezwaard. Srebrenica was ten tijde van de Bosnische burgeroorlog door de Verenigde Naties uitgeroepen tot een veilige enclave, waar de moslimbevolking door VN-blauwhelmen werd beschermd. In de zomer van 1995 waren die blauwhelmen Nederlandse militairen (Dutchbat). Maar toen de Bosnische Serviërs onder leiding van generaal Ratko Mladic de enclave binnenvielen, keken de soldaten van Dutchbat werkeloos toe. Geen schot werd gelost. De Nederlanders hielpen Mladic en de zijnen zelfs met het op transport zetten van de tienduizenden moslimvluchtelingen die bij het VN-hoofdkwartier in Potocari hulp zochten. De mannen werden gescheiden van vrouwen en kinderen ? ze zouden even later door de Bosnische Serviërs naar executieterreinen worden afgevoerd. Onder meer de televisiebeelden van Dutchbat-commandant Thom Karremans die met Mladic het glas heft, en van dronken blauwhelmen die daags na de massamoord in Zagreb uitbundig hun eigen bevrijding uit de enclave vierden, zorgden voor grote opschudding.
In de jaren na het drama verschenen in de Nederlandse media met de regelmaat van de klok nieuwe onthullingen over het Nederlandse militaire optreden, zowel voor, tijdens als na de etnische zuivering in Srebrenica. Er kwamen berichten over de seksuele esbattementen van de Dutchbatters, over het rechts-extremisme van sommigen onder hen, over de ‘doofpotoperatie’ door de landmachttop… De kritiek verlamde uiteindelijk het hele Nederlandse defensieapparaat. Bij het aantreden van Paars II (1998) belastte de nieuwe minister van Defensie, Frank de Grave (VVD), de expertencommissie-Van Kemenade met een onderzoek naar een eventuele doofpotoperatie. Twee jaar later boog de Tweede-Kamercommissie-Bakker zich over het fenomeen van vredesmissies in het algemeen. De Verenigde Naties en de Franse overheid publiceerden allebei een onderzoeksrapport over de val van de moslimenclave.
ZUCHT NAAR PRESTIGE
Al in 1995 drongen verscheidene politieke partijen, ook van de meerderheid, aan op een parlementair onderzoek. Dat kwam er niet, maar in de herfst van 1996 gaf de regering-Kok het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) de opdracht een allesomvattend wetenschappelijk onderzoek uit te voeren. Op basis van de resultaten van dat onderzoek zouden politieke conclusies worden getrokken, aldus de minister-president. Zes jaar lang kon politiek Den Haag zich achter het lopende NIOD-onderzoek verschuilen. Op 10 april werd het verslag door NIOD-directeur J.C.H. Blom voorgesteld. Nog geen week later was het lot van het tweede paarse kabinet bezegeld.
Heeft het NIOD-rapport belangrijke nieuwe elementen aan het licht gebracht? Is het bijzonder scherp in zijn kritiek op het Nederlandse militaire optreden in Srebrenica? Haalt het de bevoegde politici zwaar over de hekel? De verdienste van het duizenden pagina’s tellende NIOD-rapport ligt vooral in zijn precisie en gedetailleerdheid. Maar de conclusies van het NIOD-onderzoekersteam komen in belangrijke mate overeen met wat vorige onderzoeken al hadden uitgewezen: Srebrenica viel niet te verdedigen, in de eerste plaats omdat je geen vrede kunt handhaven waar geen vrede is. Wat konden iets meer dan honderd lichtbewapende VN-blauwhelmen beginnen tegen tweeduizend zwaarbewapende, oorlogszuchtige Bosnische Serviërs?
Natuurlijk werden er fouten gemaakt. Het Dutchbat-bataljon wordt vooral bekritiseerd omdat het weinig of geen verslag uitbracht over de mensenrechtenschendingen die het in Srebrenica zag (al gebeurden de massa-executies volgens het NIOD niét onder de ogen van de blauwhelmen). De Nederlandse legerleiding krijgt het verwijt dat ze de informatiestroom ‘naar het publiek’, maar ook naar de eigen minister van Defensie zo beperkt mogelijk hield. De politiek, i.c. de regering-Lubbers III, wordt aangewreven dat de beslissing die in 1993 werd genomen om Dutchbat uit te sturen, al te zeer was ingegeven door zucht naar prestige in de internationale gemeenschap en te weinig doordacht was.
Maar de meeste fouten die het NIOD-rapport vaststelt, zijn zeer vergelijkbaar met de fouten die andere landen maakten bij andere VN-vredesoperaties in de jaren negentig: de Canadezen en Amerikanen in Somalië bijvoorbeeld, of de Belgen in Rwanda. Het NIOD-rapport noemt onder meer de gebrekkige voorbereiding van de actie, de slechte informatiedoorstroming, de al te ingewikkelde bevelstructuren binnen de VN, het onduidelijke mandaat van de blauwhelmen, de ondoortastendheid van de VN-bevelhebbers die luchtsteun voor Dutch- bat weigerden, het gebrek aan een exit-strategie voor de blauwhelmen, de typische VN-cultuur om te allen tijde de neutraliteit te bewaren.
Bij de presentatie van het rapport zei NIOD-directeur Blom expliciet dat het niet de bedoeling was van de onderzoekers om een ‘politiek oordeel’ te vellen. Enkele ministers worden in het rapport wel op de vingers getikt (Wim Kok wordt verweten dat hij het in 1995 moeilijk vond te kiezen tussen ‘iets doen en niets doen’.), maar ontslag van politici wordt er hoegenaamd niet gevraagd. De grootste missers in het Srebrenica-drama zijn volgens het NIOD trouwens niet op het conto van Nederland, maar op dat van de Verenigde Naties te schrijven. Waarom vond Kok het dan toch nodig om de koningin het ontslag van zijn kabinet aan te bieden?
MORELE ZUIVERHEID
In de internationale pers zijn daarover mooie beschouwingen gepubliceerd. ‘De Nederlandse regering heeft uiteindelijk datgene gedaan waartoe geen enkele andere Europese regering de moed heeft gehad: een deel van de verantwoordelijkheid aanvaarden voor het bloedvergieten in de Bosnische oorlogen van de jaren negentig’, schreef The Financial Times. The Guardian verwees naar ‘de erfenis van het calvinisme, met zijn klemtoon op morele zuiverheid’. ‘Wat na Srebrenica aan gruzelementen lag, was het trotse geloof van Nederland in zijn rechtschapen internationalisme ? met een van de hoogste ontwikkelingshulpbudgetten ter wereld en een lange staat van dienst in vredesoperaties’, analyseerde de progres- sieve Britse krant. ‘Het ontslag van de regering was een manier om die morele superioriteit weer op te eisen door de schuld van de internationale gemeenschap op zich te nemen.’
Hoe groot ook het symbolische gebaar dat Kok en de zijnen hebben gesteld, de politieke betekenis ervan is gering: de regering had nog nauwelijks vier weken te gaan, tot de parlementsverkiezingen van 15 mei. En het demissionaire kabinet blijft sowieso tot die dag de lopende zaken waarnemen. De minister-president mag zeggen dat het drama van Srebrenica de zwartste bladzijde uit zijn politieke carrière is, dat hij is opgestapt heeft natuurlijk ook te maken met de kleine politiek onder de Haagse stolp.
In zijn eerste reactie op het NIOD-rapport had Kok nog verklaard dat hij ‘iedereen recht in de ogen kon kijken’. ‘Ik sta voor wat ik heb gedaan en ben bereid volledig verantwoording af te leggen in de Tweede Kamer. De verantwoordelijkheid weegt zwaar, maar is te dragen’, zei hij toen letterlijk. Pas nadat de ministers Jan Pronk (PvdA) en Frank de Grave (VVD) duidelijk hadden gemaakt dat zij wel ernstig aan ontslag dachten, liet Kok het NIOD-rapport ‘nog een keer op zich inwerken’ en zette hij een indringende afscheidsspeech op papier.
Een ‘sorry-democratie’ heeft Pim Fortuyn, de rechtse populist die de Nederlandse politiek sinds een paar maanden op stelten zet, het paarse bewind genoemd. De vliegtuigramp in de Bijlmer, de ontplofte vuurwerkfabriek in Enschede, de brand in een Volendamse discotheek: ondanks de kritiek geformuleerd in de respectieve onderzoeksrapporten heeft nooit één paarse bewindsman of -vrouw zijn of haar functie neergelegd. Wim Kok heeft dat nu, zeven jaar na de feiten, wel gedaan. Over drie weken zal blijken of de Nederlandse kiezer onder de indruk is.
Christine Albers