De ramp met de toren van Babel bracht niet enkel de spraakverwarring met zich maar opende een gat in de markt voor boekjes als “zo leert men Aramees in 17 dagen”.

Ongeveer een jaar geleden schreef ik een bijdrage om het feit aan de kaak te stellen dat boekjes zoals “zo leer ik Aramees” zonder uitzondering teneerdrukkende stukjes opnemen die ter lering moeten dienen. De korte opstellen zitten volgepropt met huisbakken vaders, zeurende moeders, zussen met zowel bleke karakters als imaginatie en een broer gewoonlijk de persoon die het woord voert die rubber overschoenen draagt wat meteen zijn geestelijk niveau tekent. Deze feiten zijn niet enkel ergerlijk, maar tevens nefast voor de zelfstudie van een vreemde taal. Mijns inziens moeten de stukken juist zo gekozen worden dat zij de leerling prikkelen tot de lektuur ervan, zonder dat ze overdreven baldadig of erger hoeven te zijn. Na het verschijnen van mijn werkstuk viel er een grote stilte over dit onderwerp, tot enkele dagen geleden, bijna dag op dag een jaar later, mijn vriend Guido het onderwerp aansneed.

Psalm 126 “Als de Heer het huis niet bouwt, dan werken tevergeefs zij die het bouwen” zingend kwam hij kardinaallangzaam de trap naar mijn werkkamer opgestegen. De deur vloog open, hij zag er gregoriaanser uit dan ooit. “Hang uw lier een wijle aan de wilgen, waarde, ” zei hij. “Want ik kom u eer betuigen over wat je een jaar terug geschreven hebt over die taalkursussen”. “Laat komen, ” sprak ik, “ook oudbakken eer is hier welkom, zolang de vervaldatum niet met een decennium overschreden is. “

“Wel, ” ging hij voort, “je hebt overschot van gelijk als je van leer trekt tegen de teksten die in die doe-het-zelf boekjes worden opgenomen. Ze zijn zo verdomd proletarisch, men zou erbij gaan huilen als men de familiale en financiële situatie van de protagonisten onder de loep neemt. Zij gaan met vakantie naar Breskens, je moet er maar bij komen, en deze kalvarie leggen zij dan nog per trein, tram en bus af. Waarom ook niet per bakfiets ? En dan al dat beschamende gemarchandeer over de prijs van een hotelkamer ! Het zou je waarachtig de lust ontnemen nog een voet buiten huis te zetten. “

“Je neemt me al deze woorden uit de mondholte, ” zei ik niet zonder fierheid. “Welk een verschil met Le Manuel de la Conversation / Français – Italien die ik gevonden heb, ” zei hij. “Hier gaat een menselijk wezen op reis, de koning der schepping die over de hoteliers en obers heerst, aan wiens macht de gevreesde portiers van Palace-hotels en taxichauffeurs onderworpen zijn, die de kaartjesknippers met één gebaar tot bedaren brengt, die de stormwind aan de balie over de rekening laat gaan liggen in een woord. Een gentleman op reis. “

“Een bewoner van de Olympos, zou je zo zeggen, ” merkte ik op.

“Spot maar, ” riep Guido. “Doch luister hoe deze halfgod zijn morgentoilet maakt. De kamerknecht vraagt : Vuole mettersi la vesta da camera ? En nu het antwoord : No ; datemi le calze, e le mutande. Neen, geef me mijn kousen en mijn onderbroek ! Weet je wat het betekent om je je onderbroek te laten aanreiken en dan nog je houding tegenover de verstrekker weten te bepalen ? Van dit materiaal worden tycoons gemaakt. Let op, nu weer de knecht : Wil meneer dat ik zijn haar kam ? Dit zou te ver gaan, er moet een zekere onafhankelijkheid en afstand blijven, daarom luidt het antwoord : Fatemi soltanto la dirizzatura, mi pettineró da me. Leg enkel de streep, ik kam mezelf wel… Wat denkt die kamerknecht wel, dat hij met een vadsige koning te doen heeft ? Managers kammen hun haar en nemen hun beslissingen zelf. “

“Inderdaad, ik moet het je nageven dat we hier met een uitzonderlijk individu te doen hebben, ” zei ik peinzend. “Maar een kamerknecht met strakke hand door het ochtendtoilet leiden, lijkt me geen onmogelijke taak, doch hoe brengt hij het er af met de cafékelner, deze minotaur in smoking en vlinderdasje ? “

“Ach, beste kerel, hij treedt dit gevreesde type tegemoet met doodsverachting, ” lachte hij. “Ja, bij wijze van spreken haalt hij er een grapje mee uit, net zoals een toreador een razende stier de rug toekeert. Moet je horen. Een sterk staaltje. In het café : Bottega, due tazze di caffé. De ober beleefd, maar vanuit de hoogte : Eccoli serviti !. Nu komt het : Bottega, versatemi molto caffé, ve ne diró poi la ragione. Wat denk je daarvan ? Wat een culot ! Ober schenk veel koffie in, ik zal je straks zeggen waarom ! En alsof dat niet genoeg is, ja dit geloof je niet, zegt hij daarna met opgetrokken wenkbrauwen tot de snuivend wachtende kelner die nu met de voeten stof opgooit zoals een stier die gaat chargeren : Che fate voi qui ? Non abbiamo bisogno d’altro ! “

“Wat ? Heb ik het goed verstaan of ken ik geen Italiaans ? ” schrok ik ik ken namelijk geen Italiaans.

“Ja hoor, je hebt het vast en zeker goed verstaan, ” jubelde Guido. “Hij zegt komkommerkoel : Wat sta jij daar nog ? Wij hebben niets meer nodig. De blik van de kelner kan nu atoomkernen splijten, marmer doen smelten of een Sam-raket tot ontploffing brengen. En wat was de reden waarom u zoveel koffie wilde ? sist de verbijsterde ober als een lokomotief die stoom aflaat. En dan de pirouette op de geschutstoren van de vijandelijke tank : Omdat ik er veel suiker zou kunnen in doen ! Tableau niet erg geestig, ja kinderachtig zelfs, maar als je zo met een kelner de degens kruist, hoor ik de eremetalen reeds rinkelen. Jij niet ? ” vroeg hij.

“Zeer zeker, ” beaamde ik. “Want ik onderwerp mij volledig aan de nukken van deze menselijke soort. “

“Ha, ” droomde hij luidop, “ik ken een kelner waar ik dit zou willen mee uithalen, maar ik acht me nog te jong om met een blijvend letsel door het leven te gaan. “

Met een zucht sloeg hij het boekje dicht.

Gommaar Timmermans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content