Muziek en markt

LEMMENSINSTITUUT Economisch-academische logica staat haaks op de muzikale praktijk. © GF
Rudy Tambuyser
Rudy Tambuyser Muziekjournalist

In het Leuvense Lemmensinstituut worden tien docenten ontslagen. Een pijnlijk gevolg van de Bolognahervormingen.

Vorige week luidde het Lemmensinstituut, de bekende muziekschool in Leuven, de alarmbel. Departementshoofd Marc Erkens liet weten dat zijn werkingsmiddelen jaar na jaar afnemen, met als voorlopig gevolg het ontslag van tien van zijn docenten, goed voor vijf voltijdse betrekkingen. Dreigt het einde van het traditierijke instituut? Nee. Is er nieuws onder de zon? Nee. Is er een teken aan de wand? Ja – maar die wand stond al bijna vol.

Het Lemmensinstituut, hoewel het ook een afdeling voor drama en een kunsthumaniora herbergt toch vooral een hogere muziekinstelling, kijkt op dit moment aan tegen een tekort van zo’n 200.000 euro. Erkens ziet daar in de nabije toekomst nog eens elk jaar 100.000 euro bijkomen. Hoe het zover is kunnen komen, laat zich enigszins verklaren door de structuur waarvan het Lemmensinstituut deel uitmaakt. Als instelling voor hoger muziekonderwijs behoort het sinds 1995 tot de Hogeschool voor Wetenschap en Kunst (waartoe ook het Brusselse Narafi en de beide takken van Sint-Lucas in Brussel en Gent behoren), die op haar beurt sinds 2002 deel uitmaakt van de Associatie K.U.Leuven. Die associatie is een zogenaamd ‘kennis- en competentienetwerk’, maar vooral een artificiële, administratief strategische structuur. Haar ontstaan hangt samen met de zogeheten Bolognastructuur, het Europese systeem dat als bedoeling had alle hogere onderwijscycli een heldere en dus (?) vergelijkbare vorm te geven (bachelor-master-doctor).

Hoewel supranationaal van filosofie, werd die Bolognastructuur op het nationale niveau als saneringsmiddel gebruikt. Want wanneer opleidingen in eenzelfde organisatiesjabloon passen, waarom dan niet in hetzelfde financieringsmodel? Voor het hoger muziekonderwijs had dit merkwaardige tot surrealistische gevolgen. De Bolognastructuur zelf wijzigde het karakter van de artistieke leergang: voortaan was er niet dat ene examen (de Eerste Prijs, en indien mogelijk het Hoger Diploma) waarnaar iedere student in zijn eigen tempo toewerkte, maar een vijfjarenplan dat iedereen moest doorlopen. Een complex van studiepunten, met zijn logica van zittenblijven, deels of goeddeels vrijgesteld worden enzovoort. Die logica staat haaks op de muzikale praktijk: gaat u luisteren naar een muzikant die 50 procent van de doelstellingen heeft gehaald en dus bij wijze van spreken het wettelijk recht heeft om op het podium plaats te nemen?

In Vlaanderen kon het kennelijk nog simpeler. Muziekinstellingen kwamen terecht in grote koepelscholen waarin ze niet tafel en bed, maar wel de portemonnee moesten delen met bijvoorbeeld economische opleidingen. Het voorlopige sluitstuk van die politiek – de financiering van de onderwijsinstellingen op basis van kwantiteit en output – was voor het sterk individuele muziekonderwijs nefast: meer volk in andere richtingen betekent minder geld in het laatje. En dat op jaarbasis. Dat maakt het moeilijk om een beleid te plannen.

Het is zelfs merkwaardig dat het Lemmensinstituut nu pas in nauwe schoentjes komt. Bijvoorbeeld het Conservatorium van Antwerpen heeft jaren geleden al een – verhoudingsgewijs veel zwaardere – ontslagronde gekend, als gevolg van deze toestanden. Er waren overigens tijden waarin het Lemmensinstituut de administratieve conjunctuur vóór was, in plaats van hem achterna te hollen. Toen in de conservatoria van Brussel, Gent en Antwerpen de Eerste Prijs en het Hoger Diploma nog bestonden, kon men in Leuven al het diploma van Meester in de Muziek behalen. Om nog steeds onduidelijke, want geenszins artistieke redenen, gaf dat toen recht op een aanzienlijk hoger onderwijsloon. Het heeft iets triests dat, net nu de violen gelijkgestemd worden en er voor iedereen hetzelfde aan de sleutel staat, de muziek bij wijze van spreken dreigt stil te vallen.

Rudy Tambuyser

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content