Vrede na burgeroorlog, demokratie in de diktaturen van de derde wereld, bestaan daar metodes voor ? VN-ondersekretaris-generaal Aldo Ajello over het model van Mozambique : “Er is geen recept. “

NA één jaar vrede in Mozambique vroegen we aan VN-ondersekretaris-generaal Aldo Ajello, voorheen parlementslid en Europarlementslid voor de Italiaanse socialistische en, later, voor de radikale partij, wat daar precies gebeurd was om van een door jarenlange burgeroorlog platgeslagen rampgebied hét grote suksesverhaal van de Verenigde Naties te maken. Als speciale vertegenwoordiger van de sekretaris-generaal in Mozambique stond Aldo Ajello ginds in feite voor de uitvoering van het vredesakkoord tussen de strijdende partijen, de regeringspartij Frelimo en de guerrillabeweging Renamo. Dat akkoord werd ondertekend in Rome op 4 oktober 1992. Op 15 oktober arriveerde Dr. Ajello in Maputo.

– ALDO AJELLO : Het eerste wat er toen gebeurde was, dat er vier dorpen aangevallen werden. Dus ging ik bij meneer Dhlakama van Renamo op bezoek, in de jungle, om hem bij te brengen dat iedereen wist hoe gespierd hij was, na zestien jaar demonstraties, en dat men nu wou weten of hij ook hersens bezat. Dan kon hij beginnen aantonen dat Renamo een respektabele organizatie was en geen bandietenbende. In het andere geval kon ik terug naar New York, want was er voor mij niets te doen. Het was de eerste keer dat ik Dhlakama zag, en hij zag in dat het belangrijk voor hem was de steun te krijgen van de internationale gemeenschap. Die aanval is dan ook de laatste geweest.

Daarna konden we aan het werk. Eén positief element van het vredesproces in Mozambique was een goed vredesakkoord. Dat wil zeggen, waar de VN een leidende rol in speelde. Als de VN alleen maar waarnemer is, heeft ze geen invloed op het proces en krijgt ze de schuld van al wat mis gaat, en dat is niet alleen een onkomfortabele situatie, maar ook een perfekt recept voor mislukking. In Mozambique had de VN de leiding. De internationale gemeenschap was vertegenwoordigd via ambassadeurs voorgezeten door de VN. De twee partijen, de regering en Renamo, moesten op basis van gelijkheid alle beslissingen goedkeuren bij consensus. Het was complex, maar het werkte : er zijn geen botsingen meer geweest, er zijn geen doden meer gevallen.

Waarom heeft het gewerkt ? Omdat de twee partijen echt vrede wilden, om een hoop redenen : ze waren moe, ze waren hun internationale steun kwijt (de regering werd niet meer gesteund door de Sovjetunie, want de Sovjetunie bestond niet meer, en aan de andere kant was de apartheid in Zuid-Afrika aan het instorten), en ze wisten heel goed dat ze nog twintig jaar konden blijven vechten, maar dat niemand ooit gewonnen zou hebben. En de mensen waren absoluut oorlogsmoe, die wilden ermee stoppen. Daarom zijn we geslaagd in Mozambique, en kónden we niet slagen in Bosnië. Wat we in Bosnië geprobeerd hebben, waar ze eigenlijk gewoon wilden vechten, was vrede opleggen, en dat kan de VN niet. Daarbij hadden we ook de steun van de internationale gemeenschap niet om vrede op te leggen. We hadden de financiële noch de menselijke middelen, noch de politieke wil.

Een tweede element was precies de sterke steun van de internationale gemeenschap die we hadden. Die sprak daar met één stem, dat hebben we kunnen koördineren op een unieke manier. Daar was geen enkele mogelijkheid voor de regering of voor Renamo om één land tegen een ander uit te spelen, of een groep tegen de VN… En uniek was het feit dat de landen hun kleine belangen opzij wisten te zetten, en samenwerkten voor het gemeenschappelijk doel, de vrede in dat land. Dat was de basis voor het sukses van de operatie.

Dat hebben we voor elkaar gekregen op een nogal ongewone manier voor dit soort operaties : door de internationale gemeenschap bij de besluitvorming te betrekken. Wekelijks had ik vergaderingen met al de ambassadeurs van de supervisiekommissie, om uit te werken wat ons te doen stond. Heel deze konstante informatie en samenwerking maakte dat veel van de beslissingen die de Veiligheidsraad moest nemen, al in Maputo door ons en de ambassadeurs uitgewerkt waren, dat de verschillende hoofdsteden op de hoogte waren, en de kollega’s in New York ook.

Een derde element was de grote flexibiliteit in de uitvoering van het vredesakkoord. Anders gezegd, in de plaats van de realiteit aan te passen aan de regels en procedures, pasten wij de regels en procedures aan de realiteit aan. Het verhaal van de grote vent die je moet toedekken met het kleine dekentje : ofwel hak je een stuk van die vent, ofwel neem je een ander dekentje. Dus we voeren een paar nieuwigheden in. De eerste, veelbesproken, was de oprichting van een trust fund, een fonds om Renamo te helpen bij z’n transformatie van een militaire organizatie in een politieke partij. Dat wil zeggen : geld geven aan de guerrilla. Dank zij die hechte samenwerking die we hier hadden, slaagden we erin aan de ambassadeurs uit te leggen hoe belangrijk dat was : Renamo en de regering werden in het vredesakkoord beschouwd als gelijkwaardige partijen, maar in realiteit waren ze helemaal niet gelijk. Eén kant had het volledige staatsapparaat, de andere kant had helemaal niets : mensen in de jungle, zonder schoenen, zonder kleren. Het was helemaal niet gemakkelijk zo’n militaire organizatie in een politieke partij te veranderen, er zat niets anders op dan ze daar de middelen voor te geven.

Maar ook dat was één der geheimen voor het slagen van de operatie. Want Dhlakama had de neiging om zijn militaire kracht te gebruiken als argument in de onderhandelingen. Zolang hij zijn soldaten in de jungle had, kon hij onderhandelen met de regering. Maar zo gauw hij ging demobilizeren, wist hij heel goed dat hij niets meer zou hebben om mee te onderhandelen. Toch moest ik er hem van overtuigen dat de kip met de gouden eieren geslacht moest worden, dat wij anders weggingen, en dan was hij zijn levensverzekering kwijt. Een levensverzekering is iets waar je op inschrijft, en waar je een prijs voor betaalt. De prijs hier was : verkiezingen in oktober 1994. Anderzijds zou hij, als hij zijn troepen demobilizeerde, iets in ruil willen hebben. Het geld om van zijn guerrillagroep een politieke partij te maken. Dat was de sleutel voor de demobilizatie.

– Wiens idee was dat ?

– AJELLO : Dat kwam van ons. In het vredesakkoord stond al dat Renamo hulp zou moeten krijgen van de regering, die daarvoor hulp van de internationale gemeenschap kon krijgen. Dus we zegden, laat de VN dat maar doen. Richt een trust fund op, en laat dat soepel hanteerbaar zijn. Want meneer Dhlakama is geen Europees politicus, meneer Dhlakama is een Afrikaans hoofd. Een Afrikaans hoofd wordt verondersteld goed voor zijn eigen mensen te zorgen. Dus moet die direkte toegang hebben tot geld. Een deel daarvan kreeg hij cash, via een venstertje in het trust fund dat daar speciaal voor gemaakt was ; om zijn rol te kunnen spelen, wat voor mij essentieel was. Anders hadden we met zeven, acht lokale hoofden moeten onderhandelen, wat een nachtmerrie zou geworden zijn, een soort Somalië-scenario.

Een tweede nieuwigheid was de reïntegratie-steun. Dat kwam neer op achttien maanden soldij voor elke gedemobilizeerde soldaat, aan beide kanten, bovenop de zes maanden die ze al van de regering gekregen hadden. Dus alle soldaten hadden twee jaar soldij. Dat voorkwam de ontwikkeling van groot gangsterisme in de elektorale periode. Als al die mensen, werkloos, en die met wapens konden omgaan (een AK-47 koop je in Mozambique voor vijftien dollar), op de straat losgelaten werden, konden ze de hele zaak in het honderd laten lopen.

Ten tweede gaf het de soldaten in de wildernis (en ook de lui die uitgekozen waren om daar als reserve te blijven, aangezien men de lessen getrokken had uit de mislukking van het proces in Angola), en in de kazernes een motief om te demobilizeren : dat waren de eersten die buiten kwamen, en zeiden : wij willen gedemobilizeerd worden, waar is ons geld ? Want die waren ongerust dat ze geen recht zouden hebben op hun premie omdat ze niet op de lijsten voorkwamen.

– Dan moesten verkiezingen georganizeerd worden.

– AJELLO : Dat is het ergste niet. De notie verkiezingen is bekend in Mozambique. Wat moeilijker ligt, in heel Afrika, is de notie dat de oppositie een permanent deel is van het demokratische gebeuren. Voor hen is de baas, eens verkozen, de baas, en die moet niet in vraag gesteld worden. Hoe die notie inbrengen ? Eén manier is, zoals in Zuid-Afrika, door gedeelde macht. Als de partij die de verkiezingen wint, alles krijgt, en de andere het privilege van de oppositie, dan is dat het privilege om een negatieve rol te spelen. Dus je kan ze erbij betrekken. Een andere manier is, het parlement te doen werken. Vaak wordt zo’n parlement gemarginalizeerd en vergeten, eens het verkozen is. De winnaar zal proberen de verliezer te vernietigen voor hij, volgende keer, gevaarlijk wordt. Dus om ervoor te zorgen dat zo’n parlement echt werkt, moet de internationale gemeenschap, die al zoveel projekten financiert als bruggen en wegen, ook het demokratische proces financieren. Vitaal is dat, veel belangrijker dan die wegen en bruggen. Dus daar moet geld voor opzij gezet worden, want de regering zal dat geld niet hebben, die zal zeggen dat ze andere prioriteiten heeft, en geef ze maar eens ongelijk maar waarom dan tijd verliezen met verkiezingen ? Als je wil dat die funktioneren, dat de machine funktioneert, moet je ze financieren.

Dan heb je het meerpartijensysteem. Geweldig. Maar de lokale ekonomie draagt de politieke partijen niet. De financiering van politieke partijen is ook in onze landen al een serieus probleem. In ontwikkelingslanden heeft de privé-sektor niet genoeg middelen om een meerpartijensysteem te onderhouden. De enige manier om dat te doen, is met geld van de overheid. Maar dan moet dat geld daar wel voor voorzien zijn, anders zal de regering het niet als een prioriteit beschouwen. Voor hén is dat geld geven aan de vijand.

Dit alles impliceert dat de internationale gemeenschap haar kulturele aanpak zou moeten herzien, als ze voort wil gaan met dat demokratizeringsproces. Tegenwoordig is het veel gemakkelijker geld te vinden voor het stomste projekt een dam, een brug, een weg dan voor de opbouw van een demokratisch systeem. Wij hebben een miljoen dollar per dag uitgegeven voor Mozambique, 700 miljoen dollar, maar die zijn gered door de vijftig miljoen dollar die ik wist te krijgen voor dat trust fund voor Renamo en de reïntegratiesteun. Zonder die vijftig miljoen waren de zevenhonderd miljoen dollar weggegooid geld. In Mozambique werkt het parlement nu zoals het hoort. Dat is de hoofdreden waarom wij dat proces hebben kunnen afwerken, tot en met vrije en eerlijke verkiezingen met resultaten die door iedereen aanvaard worden, maar ook waarom de situatie nu een jaar na de verkiezingen nog steeds stabiel blijft.

– Maar zo’n Mozambique-operatie kan je niet herhalen.

– AJELLO : Niet op precies dezelfde manier, want je had een reeks unieke omstandigheden. Maar ik geloof ook niet in modellen. Er zijn modaliteiten die wel voor herhaling vatbaar zijn. De inspanning om de internationale gemeenschap te koördineren, is essentieel. Dan moet je de situatie bekijken, en proberen te begrijpen wat daar gaande is en de juiste instrumenten maken om daarop in te grijpen. Geen regels en procedures opleggen, maar proberen ter plekke een formule te bedenken om zeker op de échte situatie afgestemd te zijn. Dat is te doen.

– Dat klinkt niet erg Verenigde Naties, of wel ?

– AJELLO : Nee. Maar de sekretaris-generaal liet mij het op mijn manier aanpakken, daar ben ik hem dankbaar voor. Je moet risico’s durven nemen. En initiatieven. Als je alleen maar reageert, verlies je. Wat telt in een vredesproces, is het vertrouwen opbouwen dat er aanvankelijk niet is : anders zouden zij het zelf ook wel kunnen. Je moet mogelijk maken, wat onmogelijk lijkt, maar daarvoor moet je ook aan het stuur zitten, niet achterin de bus. Met het zelfvertrouwen dat de partijen zelf niet kunnen opbrengen. Als de VN dié rol niet speelt, is ze nutteloos.

Je moet je prioriteiten vastleggen, en geen reglementen in de weg laten staan. En dan krijg je kultuurkonflikten, tussen ontwikkeling, humanitaire steun, peacekeeping. Toen we de soldaten gingen demobilizeren, moesten we die opvangen en eten geven. Die kregen rantsoenen van het World Food Program op basis van tabellen van eminente nutritionisten in Rome. Wéken heb ik nodig gehad om die mensen duidelijk te maken dat een soldaat met een AK-47 in zijn hand, en die weet hoe daarmee om te gaan, méér kalorieën nodig heeft dan iemand die géén AK-47 heeft ! Mijn probleem was niet die man het juiste aantal kalorieën te geven, mijn probleem was zoveel mogelijk eten in zijn maag te krijgen, zodat hij geen herrie ging maken. Als hij goed vol en overeten was, was dat perfekt voor mij. En verderop, bij het uitwerken van de reïntegratie, was het evident dat de gedemobilizeerde soldaten, en meer speciaal de officieren, veel belangrijker waren voor mij 20.000 officieren en NCO’s, 80.000 soldaten dan de 3,5 miljoen vluchtelingen. Omdat deze mensen in staat waren om mijn vredesproces te doen mislukken. Terwijl de vluchtelingen, met al mijn sympatie, géén gevaar opleverden voor het proces. Dus moest ik meer prioriteit geven aan de militairen, wat verschrikkelijk onrechtvaardig was, maar dat kon me niet schelen. Want de kultuur van peacekeeping wil dat mijn eerste prioriteit de vrede is, en militairen kunnen die bedreigen.

Sus van Elzen

Het straatbeeld in Mozambique draagt nog de sporen van de burgerstrijd. “De mensen waren de oorlog moe, dat was een goede basis voor vrede. “

Aldo Ajello : regels aanpassen aan de realiteit.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content