België heeft de meest ambitieuze wet ter wereld om oorlogsmisdadigers en andere schenders van het internationaal recht te berechten. Maar zeven jaar nadat de wet van kracht is geworden, is er nog niemand voor de rechtbank verschenen. Wel is België zelf voor het Internationaal Hof in Den Haag gedaagd.

Mogen Belgische magistraten misdaden vervolgen die in het buitenland zijn gepleegd door buitenlanders tegen buitenlanders? Over die vraag buigt het Internationaal Gerechtshof in Den Haag zich deze week.

De Republiek Congo heeft ons land voor het Hof gedaagd omdat het een internationaal arrestatiebevel heeft uitgevaardigd tegen de (intussen voormalige) Congolese minister van Buitenlandse Zaken Yerodia Ndombasi Abdulaye. De Belgische onderzoeksrechter Damien Vandermeersch beschuldigt Yerodia van misdaden tegen de menselijkheid en zware schending van het internationaal recht omdat hij in de zomer van 1998 de Rwandese Tutsi’s ‘microben’ had genoemd die ‘op vastberaden en methodische wijze moeten worden uitgeroeid’.

Volgens Kinshasa heeft België in de zaak-Yerodia de Congolese soevereiniteit aangetast en de diplomatieke onschendbaarheid geschonden waarvan een minister van Buitenlandse Zaken geniet. ‘In welke chaos verzinken we indien de pretentie van het koninkrijk België om morele baas te willen spelen over de wereld, geen halt wordt toegeroepen?’, betoogde de flamboyante Franse strafpleiter Jacques Vergès eind vorige maand in zijn pleidooi als raadsman voor Congo.

Universele rechtsmacht, zo heet het juridische principe waarop onderzoeksrechter Vandermeersch zijn arrestatiebevel tegen Yerodia – zoals ook dat tegen de voormalige Chileense dictator Augusto Pinochet twee jaar geleden – stoelde. Het stelt dat voor een aantal ernstige vergrijpen de algemene regel dat het gerecht alleen binnen de staatsgrenzen bevoegd is, niet geldt. Tot zeven jaar geleden kenden de Belgische wetteksten maar twee misdrijven waarvoor dit beginsel van toepassing werd geacht: muntvervalsing en misdragingen aan boord van een buitenlands vliegtuig dat in België ging landen.

Vandaag heeft ons land terzake de meest verregaande wetgeving ter wereld: de wet van 1993 (aangepast in 1999) ter bestraffing van misdaden tegen de menselijkheid, genocide en andere zware inbreuken op het internationaal humanitair recht. Het is deze wet die tot het arrestatiebevel tegen Yerodia heeft geleid. Op basis van diezelfde wet zullen in het voorjaar ook vier bij oorlogsmisdaden betrokken Rwandezen die sinds ’94 in ons land verblijven voor het Hof van Assisen terechtstaan. Daarnaast loopt ook nog onderzoek tegen de voormalige Iraanse president Rafsanjani en tegen de Cambodjaanse Rode Khmer.

De Belgische wetgever heeft de wet van 1993 met de beste bedoelingen uitgeschreven, daar twijfelt niemand aan. Ons land wilde zijn steentje bijdragen aan de effectieve vervolging van oorlogsmisdadigers en andere zware schenders van het internationaal recht, die in het verleden al te vaak vrijuit zijn gegaan. Maar is de wet niet zó ruim dat hij onwerkbaar is geworden? Dat vraagt jurist Luc Reydams zich af. Reydams is verbonden aan de universiteit van Notre Dame in de Verenigde Staten en heeft zopas zijn doctoraalscriptie over dit onderwerp afgerond.

BAANBREKEND MAAR ONDOORDACHT

‘Onze wet heeft vanzelfsprekend een hele voorgeschiedenis. Het principe van universele rechtsmacht bestaat in het internationaal recht al vele tientallen jaren’, zegt Reydams. ‘Vooral in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog zien we het opduiken in belangrijke internationale verdragen, zoals de Conventies van Genève over humanitair recht. Maar door de patstelling tussen de grootmachten tijdens de Koude Oorlog is het zeer lang louter een doctrinaire constructie gebleven, die geen concrete toepassingen kende. Begin jaren negentig is daar verandering in gekomen. Universele rechtsmacht werd een brandpunt van het internationaal recht.’

De grote katalysator was volgens Reydams de oprichting van de twee ad-hoctribunalen voor ex-Joegoslavië en Rwanda. Dat de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties bij de oprichting van het Rwanda-tribunaal de VN-leden opriep om eventuele schuldigen ofwel uit te leveren aan het tribunaal ofwel zelf te berechten, heeft veel landen tot actie aangespoord.

Dat België een voortrekkersrol heeft gespeeld in het dossier, vindt Reydams uiteraard positief. Maar de wet van 1993 is volgens hem gewoon geen goede wet. ‘Ondoordacht’, zegt hij. Drie elementen geven de wet zo’n breed bereik dat hij uniek in de wereld is. Reydams: ‘Vooreerst hoeft de mogelijke dader niet eens voet op Belgische bodem gezet te hebben. De Belgische justitie kan, waar ook ter wereld de misdadiger zich bevindt, zijn uitlevering vragen of hem bij verstek veroordelen. Ten tweede heeft ieder vermoedelijk slachtoffer het recht zich burgerlijke partij te stellen en daarmee een gerechtelijk onderzoek te doen opstarten. Iedere vluchteling, iedere asielzoeker, of zelfs een familielid van een slachtoffer kan een Belgische onderzoeksrechter aan het werk zetten. En ten slotte is de wet ook nog retroactief: elke misdaad tegen het internationaal recht gepleegd sinds de Tweede Oorlog kan worden aangeklaagd. Daarmee is de doos van Pandora helemaal geopend.’

BELGIE ALS WERELDPOLITIEMAN

Reydams heeft voor zijn doctoraal de wetgeving over misdaden tegen het internationaal recht in veertien landen vergeleken. ‘In het buitenland heeft de wetgever zich bescheidener opgesteld’, stelt hij en hij geeft twee voorbeelden. ‘Nederland oefent alleen universele rechtsmacht uit als de vermoedelijke misdadiger zich op Nederlands grondgebied bevindt. De Nederlanders oordelen dat een al te soepel gebruik van universele rechtsmacht een goede rechtsbedeling in de weg staat. Duitsland heeft al een vijftal personen uit ex-Joegoslavië veroordeeld. De Duitsers zijn dus doortastender dan wij. Maar bij hen geldt dat er een duidelijke band moet bestaan tussen de dader en Duitsland. De veroordeelden woonden allemaal al jarenlang in Duitsland, maar waren tijdelijk naar hun land van oorsprong teruggekeerd om aan de oorlog deel te nemen.’

Reydams kan begrip opbrengen voor de uitspraak van Vergès – al vindt hij dat België redelijk sterk staat in de zaak-Yerodia: de Belgische actie was mede het gevolg van internationale bezorgdheid over de situatie in het oosten van Congo, er zijn nu eenmaal speciale banden tussen België en zijn ex-kolonie. ‘Maar als de aanwezigheid van een vermoedelijk slachtoffer in ons land de enige vereiste is om een gerechtelijk onderzoek te beginnen, neemt België in feite inderdaad de rol van wereldpolitieman op zich’, zegt Reydams.

‘Als er maar voldoende middelen ter beschikking worden gesteld, kan het Belgische gerecht alle misdaden tegen het internationaal recht sinds 1940 gaan uitpluizen. En na de Chilenen, Congolezen, Rwandezen, Cambodjanen, Iraniërs kunnen morgen ook de Koreanen, Vietnamezen, Zuid-Afrikanen, Oost-Timorezen, Tsjetsjenen, en ga zo maar door, bij een Belgische onderzoeksrechter aankloppen.’

Dat de Belgische wet het permanent Internationaal Strafhof dat in oprichting is, overbodig maakt, zo ver wil Reydams niet gaan. Want het is allang duidelijk dat België helemaal niet bereid is veel geld in dit soort onderzoeken te investeren. Reydams: ‘Het is toch ongelooflijk dat er maar één enkele magistraat met deze dossiers bezig is, en dat dan nog naast zijn gewone ‘binnenlandse’ werk? Zeven jaar na het van kracht worden van de wet is er nog steeds niemand voor de rechtbank verschenen, zelfs niet de vier Rwandezen tegen wie het strafonderzoek al vier jaar is afgerond. Het enige tastbare resultaat is, ironisch genoeg, de zaak die Congo tegen België heeft aangespannen in Den Haag.’

Reydams vergelijkt met de wet van 1995 ter bestrijding van de mensenhandel en het seksueel misbruik van kinderen. ‘Die wet staat de Belgische justitie toe een buitenlander te vervolgen die zich in het buitenland aan een buitenlands jongetje of meisje heeft vergrepen wanneer die toevallig in België is. Maar ondertussen slagen we er nog niet in om onze eigen Marc Dutroux binnen een redelijke termijn te berechten. Pas in de herfst van 2002 zal hij voorkomen!’

Christine Albers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content