Na de salmonella en de slechte kwaliteit van het kustwater : de verhoogde ozonkoncentratie als vaste zomerplaag. Een dramatische beperking van het autoverkeer is wenselijk.

“DIT IS HET VERHAAL van Sodom en Gomorra. Ofwel vinden wij het niet erg dat 10 procent van de bevolking bij goed weer moet binnen blijven omwille van de luchtverontreiniging. Dan kunnen we alles laten zoals het is. Ofwel vinden we 10 procent een veel te hoge grens, en kunnen we ons verzoenen met een percentage van 5 procent binnenblijvers. Ofwel zeggen we, neen, niemand mag door de vervuiling in zijn vrijheid belemmerd worden. ” Dat zegt wetenschapper Gerwin Dumont aan het einde van zijn exposé over de oorzaken en de gevolgen van de hoge ozonkoncentraties. “Dat zijn maatschappelijke keuzen. “

Met perfekt gevoel voor timing gooide de Bond Beter Leefmilieu (BBL) twee weken geleden een rapport over de sterftecijfers ten gevolge van de te hoge ozonkoncentraties in 1994 op tafel. Dat rapport bestaat sinds april, maar het werd niet eerder bekend gemaakt. De milieukoepel pakte er mee uit net nadat het land, andermaal, gewaarschuwd werd voor het agressieve gas dat op de luchtwegen inwerkt. Volgens de berichten zouden er vorig jaar welgeteld 1.226 mensen ten gevolge van ozon zijn gestorven. Een cijfer dat om nuancering vraagt. Voor het eerst telde het Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie (IHE) namelijk het aantal doden dat vorig jaar viel ten gevolge van de kombinatie van hoge temperaturen en verhoogde ozonkoncentraties. Het besluit was : de oversterfte is beter verklaarbaar als je kijkt naar én de temperatuur én de verhoogde ozonkoncentraties, dan wanneer je alleen naar de temperatuur kijkt.

“Meer zegt het IHE niet, ” benadrukt Dumont die van het gedeeltelijk geregionalizeerde IHE naar de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) verhuisde en nu voor de VVM werkleider is in de interregionale cel leefmilieu (Ircel) waarin Vlaanderen, Brussel en Wallonië weer grensoverschrijdend werken. “Het is bovendien belangrijk om weten dat het een epidemiologisch onderzoek betreft. Die mensen zijn het gewoon om oversterften te tellen en zij keken raar op toen de pers zich zo verbaasde over het cijfer van 1.226. Voor hen betekent dat maar een oversterfte van tien procent. Goed, zij ontdekten dat de ozonkoncentratie daarvan mede de oorzaak was, al weten ze niet voor welk percentage. Dat wordt verder onderzocht. Maar in de koude winters van 1985 en 1987 hadden we een minstens even belangrijke oversterfte. “

Volgens de werkleider bij Ircel is het onderzoek van het IHE niettemin relevant. “Voor het eerst is de kombinatie van temperatuur en ozon onderzocht. Dat koude en warmte de mensen sneller doet sterven, is bekend. Over oversterfte bij temperaturen boven de dertig graden staat de literatuur bol. In de Verenigde Staten worden alleen de effekten van de temperatuur, niet die van ozon bestudeerd. Volgens de Amerikanen bestaat er namelijk geen verband tussen temperatuur en fotochemische verontreiniging. Bovendien is dit onderzoek waardevol omdat we ons moeten weren tegen artsen, die beweren dat er met ozon geen probleem is omdat de patiënten niet massaal met de 100 de ziekenhuizen worden binnengereden. “

ZON EN WIND.

“Ozon bezorgt ons twee keer moeilijkheden. Er is een overschot waar we hem niet nodig hebben en er is een periodisch gat periodisch, want het herstelt zich altijd , waar we ozon best kunnen gebruiken, ” legt Dumont uit.

Het gat in de ozonlaag heeft niets te maken met de verhoogde ozonkoncentraties. Niet alleen is er een duidelijk verschil in lokalizatie, ook de aanmaak is totaal verschillend. Dumont heeft het eerst over de laag met het befaamde gat. “In de stratosfeer, twintig à vijftig kilometer hoog in de atmosfeer, bevindt zich een dikke ozonlaag. De ozon wordt er gevormd door de inwerking van ultraviolette stralen van het zonlicht op de aanwezige zuurstofmolekulen. De intensiteit en het spektrum van de zonnestralen zijn er van die aard dat de zuurstofmolekule, die bestaat uit twee atomen zuurstof (O2), uit elkaar wordt getrokken. De daardoor losgekomen brokken kunnen ozon (O3) maken, een soort verrijkte en zeer agressieve zuurstof. Op die plaats beschermt ozon ons. Hij absorbeert er de schadelijke stralen van de zon. “

Heel anders is de situatie in de zogeheten troposfeer (tot 15 km) en vooral in de onderste laag waarin wij leven, zegt Dumont. “In deze menglaag van 0 tot 1 km wordt de ozon niet gemaakt door het zonlicht dat zuurstofmolekulen splitst. Ozon ontstaat hier doordat de zon inwerkt op luchtverontreiniging van twee vervuilers (voorlopers of precursoren). Het gaat om stikstofoxiden (NOx, de verzamelnaam voor NO en NO2) en om vluchtige organische komponenten (VOS). VOS is een verzamelnaam voor allerhande vluchtige komponenten afkomstig uit, bijvoorbeeld, het verkeer of van overslag van benzine. De ozon die op leefhoogte wordt gemaakt door de inwerking van de zon op de bestaande luchtverontreiniging, ademen wij in. “

Bij de zogeheten episodes, de periode van verhoogde ozonkoncentraties, is er veelal ook sprake van extra-aanvoer van ofwel vervuilde stikstofoxiden en VOS, ofwel van aanvoer van al aangemaakte ozon uit de hogere lagen van de troposfeer. Er doet zich voorts een vermenging voor van de lokale vervuiling met de aangevoerde ozon. Ozonkoncentraties treden dan ook vooral bij bepaalde windrichtingen op.

“We krijgen, ” aldus Dumont, “problemen met ozon in de troposfeer wanneer een aantal elementen tegelijk optreedt. Behalve vervuiling moet er ook veel zonlicht zijn, en ook een bepaald type van zonlicht. Hoe hoger de zon staat, hoe meer kans op ozonvorming. Ook de temperatuur zorgt voor een snellere vorming van ozon. Een andere omstandigheid is een slechte verdunning van de onderste luchtlaag : als het windstil is, is de kans om ozon te maken groter dan bij hevige wind. Bij windstilte blijven zowel de voorlopers als de geproduceerde ozon hangen en zich opstapelen. Er moeten ook voorlopers aanwezig zijn : als de wind uit de zee komt is die veel minder beladen met vervuiling. Als de wind uit het kontinent komt, ligt het anders. Vanaf het ogenblik dat de wind min of meer uit het oosten komt, vergroot de kans op ozonvorming. Vooral bij zuidoostenwind neemt die kans sterk toe : dan komt de wind namelijk uit onder meer Italië en Duitsland en voert hij al schadelijke stoffen mee. Het is dus een kombinatie van warmte, zonnestraling en aanwezigheid van voorlopers en aangevoerde ozon. “

MINDER IN DE STAD.

Als bron van de ozonkoncentratie wordt de luchtvervuiling aangeduid. Het verkeer is verantwoordelijk voor meer dan de helft van het vervuilde basismateriaal voor zowel de stikstofoxiden als de vluchtige organische stoffen. Simultaan veroorzaakt het ook de vervuiling. Voor de stikstofoxiden zijn de andere bronnen : verbrandingsprocessen, elektriciteitscentrales en huishoudelijke verwarming (maar die is in de zomer dan weer van weinig tel). Voor de VOS zijn er de gasdistributie, de overslag bij de raffinaderijen, de verven, detergenten voor wassen en ontsmetten en zelfs de parken. In Vlaanderen komen de VOS voor 50 procent van het verkeer en voor 27 procent van alle soorten solventen (oplosmiddelen, gebruikt in huishoudens maar ook in drukkerijen, autoverfinstallaties, industrie).

“De stikstofoxiden zijn er altijd, in winter en zomer. Maar er bestaat een soort evenwicht tussen ozon en stikstofoxides. Ze neutralizeren elkaar, ” zegt Dumont. “Dat evenwicht wordt evenwel verstoord door de koolwaterstoffen. Die lopen namelijk weg met de NO, zodat de ozon daar niet mee weg kan. Ozon op leefniveau is veel meer een kwestie van hoe sterk wordt die afgebroken, dan van hoe wordt die gemaakt. In de steden, waar het verkeer voor veel stikstofoxide zorgt, wordt ozon meer afgebroken. Je krijgt er lagere koncentraties. “

Het verkeer veroorzaakt de aanmaak van ozon, maar zorgt lokaal ook voor de afbraak ervan. Hoger in de troposfeer is er met zomerweer een grotere ozonkoncentratie : de afbraak is beperkter omdat er geen auto’s rijden. “Het zijn de stikstofoxiden die samen met koolwaterstoffen ozon vormen. Dat gebeurt niet onmiddellijk maar pas na een zekere tijd. De zon heeft tijd nodig, de reaktie ook, ” aldus de wetenschapper. “Na enkele uren hangen de massa’s met de vervuilde basiselementen niet meer boven de stad maar boven het rurale gebied. Daar werkt de zon op ze in en kan er veel ozon worden gevormd die door geen enkele NO-bron wordt weggenomen. In de stad blijven die auto’s rijden. De ozon die daar kan ontstaan, wordt daar kapotgemaakt door de stikstofoxides als gevolg van de overmaat aan verkeer. In de stad vind je dan ook lagere koncentraties aan ozon dan op het platteland. Ook op de autosnelweg tref je bijna geen ozon aan. Daar verpest de stikstofoxide de lucht zodanig dat de ozon onmiddellijk wordt kapotgemaakt. In je wagen heb je die ook niet, wel veel stikstofoxide. Het is altijd het een of het ander. ’s Nachts is er geen ozon. De ozon schuilt, bij gebrek aan zon, in allerlei vormen van stikstofoxiden en ligt gewoon te wachten tot de zon komt, om er zich terug uit los te maken. Dat gebeurt de volgende dag, vanaf de middag. “

EUROPA.

De problemen van de ozonkoncentraties zijn niet nieuw, krijgen ze de jongste tijd veel aandacht. Dumont : “We wisten vanuit de jaren vijftig van Los Angeles dat ozon een gezondheidsprobleem vormt. ” In België beperkt het beleid zich bij hoge koncentraties (180 mikrogram per m3) en bij alarmsituaties (360 mikrogram per m3) tot het verspreiden van een waarschuwing. Hetzelfde gebeurt in de hele Europese Unie. Tijdens de warme zomer van 1994 werd er twintig keer gewaarschuwd. Echt alarm, boven 360 mikrogram, was er voor het laatst in 1990 (zie grafiek).

Werkleider Dumont ziet geen heil in de maatregelen die Duitsland onlangs aankondigde. “Dat hadden Belgische maatregelen kunnen zijn, ” zegt hij. De Duitse wetgeving bepaalt dat als de ozonkoncentratie drie dagen na mekaar 240 mikrogram bedraagt, er een reeks maatregelen ingaan. “Op vraag van de Belgische ambassade in Bonn onderzocht ik wanneer dat bij ons het geval zou geweest zijn. Het antwoord is : nooit. Wij hebben dit nog nooit meegemaakt sinds wij in 1978 met de metingen begonnen ! ” Ook de inhoud van het Duitse instrumentarium vindt de scheikundige zinloos. De ingrepen kwamen er op aandringen van de groenen en werden door de andere partijen afgezwakt. “Alle auto’s met katalysator mogen blijven rijden. Hetzelfde geldt voor alle toeristen, alle bussen, alle openbaar vervoer, alle pendelverkeer. Ja, wie mag er dan niet rijden ? Alleen de auto’s zonder katalysator, zeker ? “

Ook andere, zuidelijke steden (Athene, Rome,..) nemen soortgelijke verkeersbeperkende maatregelen. Op die manier willen de steden de primaire vervuiler aanpakken, die het verkeer is. De bedoeling is goed : zonder verkeer is de kans op ozonkoncentraties inderdaad veel lager. Alleen zijn de maatregelen niet doeltreffend, want komen ze te laat. Maar dat er iets aan de hand is in, bijvoorbeeld, Athene ligt voor de hand. Al was het maar omdat de Grieken halsstarrig weigeren om de gegevens over de ozonkoncentraties in hun hoofdstad vrij te geven. Daarover zegt Dumont : “De ozonkoncentraties schommelen er frekwent rond de vierhonderd mikrogram per kubieke meter, dat is veertig meer dan het alarmpeil van driehonderdzestig. Ook steden als Barcelona en Marseille zijn er wat dat betreft slecht aan toe. Ze liggen in een schelp, aan de zee en voor de bergen. Die eten twee keer van dezelfde pollutie. Ze maken de basis aan, die kan niet weg, schuift ’s nachts wat naar zee op en blijft daar rondhangen tot de zon er ’s anderendaags op schijnt en er ozon wordt gevormd. “

In het Duitse Heilbron werd de snelheid van de wagens met katalysator gedurende vijf, zes dagen op grote schaal aan banden gelegd. En inderdaad : de basiselementen (koolwaterstoffen en NOx) gingen met 30, 40 procent naar beneden. Maar de ozonkoncentratie zakte slechts 5 à 10 procent. In Nederland werd bij experimenten het verkeer in de binnenstad verboden. Dat had tot gevolg dat er veel meer ellende was op de ring rond de stad en dat mensen inspanningen deden die ze niet gewoon waren, zoals twintig kilometer fietsen. “Al deze lapmiddelen helpen niet, we moeten struktureel te werk gaan, ” meent Dumont. “Tenzij wij de zorg voor 10 procent cara-patiënten opgeven. Dat is een ander debat. Duidelijk is dat mensen maatregelen altijd minder interessant vinden wanneer ze zelf niet tot de betrokken groep behoren. Als je zelf maar niet bij de 10 proecnt cara-patiënten hoort. Maar het heeft absoluut geen zin om ozonkoncentraties te bestrijden door de mensen op zondagmiddag niet met de auto van zee naar huis te laten rijden. Al blijft het altijd een goede maatregel om de snelheid te beperken, want dat vermindert de vervuiling sterk en wordt er minder basismateriaal voor de komende dagen aangereikt. Maar het is dus niet door zondag de auto thuis te blijven, dat er maandag geen ozon zou zijn. Het kwaad is dan al geschied, en niet alleen bij ons. “

Dumont besluit uit één en ander dat geïsoleerde maatregelen in België geen zin hebben. “Alleen in ons land het autorijden beperken, levert niks op. De beladen lucht komt ons uit de andere landen toegestroomd. Dit hoort elk Belgisch politicus mij natuurlijk graag zeggen. De maatregelen moeten in Europees verband worden genomen. En er gebeurt ook iets. Zonder Europa zouden wij, zeker met de Latijnse mentaliteit in het zuiden van het land, de waarschuwingen er niet door gekregen hebben. Wallonië behoort namelijk op dit vlak tot de zuidelijke landen van Europa die vinden dat de zon alleen voordelen kan bieden. Maar meer dan informeren doen wij inderdaad niet. ” Het Vlaams Instituut voor Technologische Ontwikkeling in Mol werkt overigens een programma uit waardoor de koncentraties volgend jaar beter voorspelbaar worden.

BLIJF BINNEN.

Of er duidelijke evoluties onderkend kunnen worden in de ozonkoncentraties ? Op langere termijn ziet Dumont er wel een paar. “Wij kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat de achtergrond-ozon ook in slechte zomers licht stijgend is. Er blijken ook meer overschrijdingen op te treden van de lange-termijnnorm, bijvoorbeeld 65 mikrogram als 24-uurswaarde voor de vegetatie. Dat kan ook niet anders, want er komen altijd meer stikstofoxiden in de lucht. We hebben wel een katalysator maar die volstaat net om de meermobiliteit te kompenseren. “

Alleen dramatische maatregelen kunnen het probleem bestrijden. “Om de gezondheidswaarden niet meer te overschrijden, moeten we de uitstoot met tientallen procenten beperken. De diskussie gaat alleen over het feit of het 60, 70 of 80 procent is, maar het gaat om tientallen procenten. Dat percentage slaat op alles en dus ook op de mobiliteit. We lossen de problemen niet meer op met een bijkomende knalpot, een zuiniger motor of wat technologie hier en daar. Het enige dat helpt, is dat West-Europa, uniform, zijn heil zoekt in andere dan end-of-the-pipe-maatregelen. We moeten naar strukturele maatregelen die het mobiliteitsprobleem en de files aanpakken. Gelukkig begint de mobiliteit op de ekonomie te wegen. Het leefmilieu wacht altijd op ekonomische impulsen. De dag dat het ekonomisch rendabeler wordt om een andere mobiliteit te promoten, kan er wat veranderen. Niet eerder. “

Dumont pleit dus voor drastische ingrepen, maar wil tegelijk enkele verhaaltjes de wereld uit. Eén : ozon vreet de zuurstof niet op. Twee : de maxima zijn altijd na de middag waarneembaar. Er is dus niet alleen een seizoenverloop, maar ook een uurverloop. Dat wil dus zeggen dat mensen ’s morgens zonder problemen kunnen joggen, hun grasveld maaien of andere fysieke inspanningen mogen doen. Ook gevoelige mensen. “De ozonkoncentraties vallen in de loop van de ochtend op nul en zijn het laagst om acht uur ’s morgens. Als de normen worden overschreden, dan is dat tussen twaalf uur ’s middags en acht uur ’s avonds. Een goede raad : ga niet joggen na de werkuren, ook al is het fris en is de zon weg. De zon heeft tijd nodig om haar schadelijk produkt te maken ; de ozonkoncentraties lopen achter op de zon en hebben zich dan ook verplaatst naar buiten de steden. Let op : in de steden is de aanwezigheid van lood, koolwaterstoffen en stikstofoxiden dan weer veel hoger. Er is namelijk meer luchtvervuiling dan ozon. “

Dumont heeft nog andere tips. “Binnen blijven. De eerste vuistregel luidt : de ozonkoncentratie is binnen de helft van buiten. Onverschillig waar : in een hondehok, een zwembad, een bureau of een woonkamer. Dat geldt bij een normale ventilatie, dus ook als het raam open staat en de voordeur al eens opengaat. Ozon is een gas en dringt binnen, maar behalve agressief is het, met zijn drie atomen, ook zeer labiel. Zodra het iets aanraakt, papier, een meubel, een vaas, een muur,… gaat het kapot. Bovendien schijnt in huis het zonlicht niet tenzij door glas waardoor de schadelijke frekwenties eruit zijn. Als het ozon toch door het open raam binnenkomt, is het binnen de meter afgebroken. Dus blijf binnen, en je moet niet eens je raam sluiten. Nog : ozon wordt pas prikkelend als je veel lucht neemt. Het hangt af van de hoeveelheid die je binnenhaalt en dat hangt dan weer samen met de hoeveelheid lucht en die je inneemt en dat op zijn beurt met de inspanningen die je levert. Mensen die gevoeliger zijn, en ook zonder ozon last hebben met de ademhaling, zullen het gas rapper voelen. Kinderen en oudere mensen hebben het moeilijker. De zwaardere symptomen zijn hoesten en dat kan gaan tot astma en onomkeerbare fenomenen bij zeer hoge koncentraties. Maar dat is niet de koncentratie waarvoor wij al waarschuwen, de 180 mikrogram. Daar vallen ook geen doden, behalve bij ouderen als dat veertig dagen duurt en gekombineerd is met warmte. “

P.R.

Mensen in het verkeer. “De vraag is met hoeveel tientallen procenten we het autogebruik drukken. Het leefmilieu wacht daar op ekonomische impulsen. “

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content