Het begon al met zijn geboortedag. De dertiende. Het was oorlog. En nu, zoveel jaar later, leeft hij nog steeds met het gevoel dat die oorlog niet is afgelopen. Want neem nu zijn garage. Die is een paar weken geleden afgebrand. Een barak, maar binnenin bevonden zich naast al zijn materiaal, enkele van zijn mooiste oldtimers. Zijn spaarpot. In rook opgegaan. ?Het is alsof mijn kinderen in die brand zijn gebleven,” zegt Michel Maes.
Binnenkort moet Michel ook nog een paar keer geopereerd, aan een voet en aan de heup. Zijn auto was ?zo plat als een vijg” toen hij op de Ring van Mol tegen een elektriciteitspaal knalde. Het zit een beetje in de familie : drie verkeersongevallen in één jaar tijd, twee auto’s in de prak die eigenlijk al verkocht waren. En toch : Michel kan er nog smakelijk om lachen. Want alles went.
Hij heeft de ?papegaaiengave”. Demonstreer hem iets, en hij zal het perfect kunnen imiteren. Maar op school had hij het moeilijk. Op zijn veertiende is Michel bij zijn broers gaan werken, die zich specialiseerden in het opkopen van munitietreinen, tanks, en ander schroot. Tot zijn schoonvader hem tienduizend frank en een oud kippenhok gaf, en Michel die ombouwde tot een garage.
Hij herinnert zich nog goed de eerste auto in de familie een Citroën Traction Avant. Hij was negen toen zijn halfbroer Wannes hem zijn eerste rijlessen gaf. Oerenthard ging het ! Misschien dat Michel daarom nog altijd zo’n zware voet heeft : als het even kan, rijdt hij honderdtachtig. Dat komt door zijn ongelukkige jeugd, denkt hij. ?Dat gevoel een underdog te zijn.” En daar ligt ook de reden voor die latere ellende. ?Want als je heel je leven als een zwart schaap behandeld bent, hunker je later vooral naar erkenning.”
Hij heeft nooit stil kunnen zitten. Werkt zich kapot. Zijn vrouw wordt er gek van : vijfendertig jaar getrouwd, en het wil maar niet overgaan. Tegen hun zoon Robin heeft ze gezegd : ?Studeer maar iets anders, want zo’n man die dag en nacht werkt, vindt geen vrouw.” Zij was het overigens die hem de passie voor de Citroën DS bijbracht. ?Zo’n auto zei mij niks, maar Bertha vond hem prachtig.” Michel schat dat hij er in de loop der jaren zo’n honderdvijftig heeft opgelapt. Collector’s items. Zo’n snoek is toch het mooiste wat er is.
Maar wat er nu van hem moet worden ? De zaak staat inmiddels op naam van zoon Robin, en Michel ziet de toekomst ?een beetje donker”. Hun huis ligt ingeklemd tussen de spoorweg, de ringweg, een reusachtig parkeerterrein, en een circuit voor carting. Het zou leuk zijn als ze nog eens verhuizen konden. Het liefst zou hij zich volledig willen wijden aan het restaureren van die oude auto’s. Modellen uit de jaren vijftig en zestig, waarmee je nog kan rijden. Geen rammelkasten van voor de oorlog, waarvan je wel weet waar ze zullen starten, maar niet waar ze arriveren. Maar hoe meer hij erover praat, hoe somberder hij wordt. Dat ongeval is te zwaar geweest om zichzelf nog langer voor de gek te houden. Wat maakt het ook uit : ?Het is de liefde die telt, de eerlijkheid en de vriendschap. Niet het geld.” En dan, na een bedenktijd en met zwiepende stem : ?Ben ik toch een onnozel manneke !”
M.B.