Met rode wangen naar het congres

BRUNO TOBBACK heeft één troost: de crisis bij de SP.A is niet alléén zijn schuld. © Jasper Jacobs / Belga Image

Terwijl een open oorlog om het voorzitterschap dreigt, probeert de SP.A dit weekend de rangen te sluiten met een inhoudelijk congres. Hoe is het zover kunnen komen?

Zaterdag verzamelen de Vlaamse socialisten in Brussel voor ‘Crescendo’, zoals hun nieuwe, inhoudelijke congres heet. Crescendo is een term uit de muziek, en betekent ‘geleidelijk aan in sterkte toenemend’. Dat is dus de ambitie van de SP.A: opnieuw sterker worden, weer van zich laten horen.

Daar is niets mis mee voor een oppositiepartij. Er is niet één Vlaamse socialist die niet wil dat zijn partij zou vooruitgaan. De SP.A’ers hoopten het al in 2004, toen een plotse neergang in de verkiezingen de eerste ernstige indicatie was dat het hoogtepunt van het tijdperk-Stevaert achter de rug was. Ze hoopten het in 2007, na de onverwachte nieuwe nederlaag van Johan Vande Lanotte bij de verkiezingen. En ze hoopten het in 2011, toen Bruno Tobback de voorzittershamer overnam van Caroline Gennez.

Het is dus geen nieuwe ambitie van de Vlaamse socialisten: al meer dan tien jaar is de terugkerende boodschap: ‘En nu vooruit!’ Je kunt de malaise gerust structureel noemen, en stilaan zelfs existentieel.

Het is nog een troost voor partijvoorzitter Bruno Tobback: het ligt niet aan hem. Of toch niet alléén aan hem. Het is zelfs geen zaak van de prestaties van de Vlaamse socialisten in de voorbije regeringen, of van de manier waarop ze hun steden bestuurden en besturen. Bekijk de kranten van het voorbije weekend. Op de voorpagina van De Morgen wordt de Gentse SP.A-burgemeester Daniël Termont geloofd als mogelijk de beste burgemeester ter wereld. De voorpagina van De Standaard brengt zijn partijgenoot Hans Bonte prominent in beeld: hij mag straks het Vilvoordse model persoonlijk gaan uitleggen en bewieroken bij Barack Obama in het Witte Huis.

Maar die succesverhalen stralen amper af op de SP.A. Daniël Termont cultiveert zijn imago van selfmade man. Hij is de vleesgeworden werkmansvariant van de meritocratie, iemand die alles te danken heeft aan zichzelf: zijn schranderheid, zijn doorzettingsvermogen, zijn werkkracht, zijn volkse intelligentie – hij hoeft dus niets of niemand anders dankbaar te zijn. Termont is stilaan een socialistische Fernand Huts, groot en machtig geworden in het Gentse havengebied. Hans Bonte was tot vorig jaar een roepende in de woestijn, een gewantrouwde stem in de eigen partij wanneer hij het probleem van de Syriëstrijders probeerde aan te kaarten – buiten Vilvoorde werd dat als een opgeklopt fait divers beschouwd.

Termont en Bonte werken al een poos naar eigen inzichten, en rijden bijgevolg vooral voor zichzelf. Al zal de partij ook wel de vruchten plukken van hun persoonlijke succes. Op het Crescendo-congres mag Bonte alvast mee aanschuiven in de workshop over radicalisering.

Ieder voor zich

Die individualisering is een oud zeer bij de Vlaamse socialisten. Nochtans stond de partij ooit bekend om haar interne discipline. Dat was zeker zo in de tijd van Karel Van Miert, toen de voorzitter zich liet omringen door een club die in de wandeling ‘de Bende van Vier’ werd genoemd (of van Vijf, naargelang van het aantal kopstukken dat mocht aanschuiven). Willy Claes en Louis Tobback behoorden altijd tot de inner circle, Norbert De Batselier en Freddy Willockx meestal. Ondanks de persoonlijke verschillen was er bij de toenmalige SP-top vooral een opvallende eenheid: er was een grote eensgezindheid over de politieke analyse, en dus over de te volgen tactische lijn.

Van Miert werd opgevolgd door Frank Vandenbroucke, die niet alleen te jong was voor de taak, maar ook te eigengereid in zijn optreden – onder meer het ‘collegiale’ bestuur werd eraan opgeofferd. En dat in de periode van de Val van de Muur, toen alle socialisten, zelfs de sociaaldemocratische vleugel, meer dan ooit nood hadden aan een grondige zelfevaluatie en herpositionering.

Die herpositionering kwam er pas met het voorzitterschap van Louis Tobback, halfweg de jaren negentig. Maar dat was de persoonlijke keuze van de voorzitter. Op zijn eerste congres las hij voor uit een boekje van Koos Vorrink – driekwart van de aanwezigen had nog nooit gehoord van de legendarische sociaaldemocraat uit Nederland. Vorrink was in zijn tijd een beslist anticommunist geweest, en een hardnekkig pleitbezorger van de sociaaldemocratische waarden: burgerzin, als essentieel onderdeel van een gemeenschap waarin iedereen rechten en plichten heeft. Tobback wilde dat zijn partij niet alleen standpunt innam tegen het economisch liberalisme, maar ook tegen het door hem als egoïstisch afgedane individualisme.

De partij volgde schoorvoetend. Tobback was niet alleen de baas, hij had ook electoraal succes. In 1999 werd hij afgelost door een nieuwe generatie, een groep die bekend zou worden als de ‘Teletubbies’. Historisch gezien was het de laatste keer dat de volledige top van de SP.A – zo heette de partij vanaf dat ogenblik – structureel vergaderde om samen een lijn uit te zetten. Er zat (te) veel marge op het socialisme zoals Steve Stevaert het zag en zijn collega-tubbie Frank Vandenbroucke het invulde. Patrick Janssens en Johan Vande Lanotte namen daartussen een eigen positie in, ieder naar eigen inzicht.

Dat duurde zijn tijd, maar ook niet langer. Goede afspraken en een succesvolle mix van het ‘wetenschappelijke’ socialisme van Vandenbroucke en de ‘geïmproviseerde’ aanpak van Stevaert (dat zijn maar etiketten: het optreden van Vandenbroucke was ook naar eigen goeddunken ingevuld, en Stevaert dacht veel na en toetste elk voorstel af) zorgden in 2003 nog voor een onverwachte verkiezingsoverwinning. Maar alle kopstukken trokken daar hun eigen conclusies uit, vooral dat zij persoonlijk het toch zo voortreffelijk hadden gedaan. Toen Vandenbroucke in de herfst van 2004 de politieke lijn van Stevaert en de SP.A publiek kapittelde in een beruchte ‘open brief’ was het duidelijk dat de interne meningsverschillen niet meer te overbruggen waren. Nog geen jaar later trok Stevaert zijn conclusies.

Hip met Anciaux

Stevaert werd opgevolgd door Johan Vande Lanotte, die er amper een geheim van maakte dat hij veel van de projecten van Stevaert in de vuilnisbak kieperde – zelfs létterlijk. ‘Wat voor de ene werkt, lukt vaak niet voor de andere’, was de uitleg. Ook Vande Lanotte zette zijn eigen, eigengereide koers uit. Hij koos een groepje ‘externen’, van cultuurman Jan Goossens tot geneticus Jean-Jacques Cassiman, die hem als een kroonraad moesten inspireren. De latere Story-baas Thomas Siffer mocht helpen bij de partijcommunicatie. Dat creëerde bij de achterban het beeld van de Keizer van de Grasmarkt, maar op de verkiezingsdag bleek dat ook die keizer geen kleren had. Halsoverkop benoemde hij Caroline Gennez tot nieuwe voorzitter en Freya Van den Bossche tot fractieleider – de tweede voelde instinctief aan dat het niet goed zat en haakte meteen af.

Caroline Gennez merkte als voorzitter hoe disparaat de partij was, hoe ver de linies van elkaar af speelden, hoe nadrukkelijk iedereen met zijn eigen carrière bezig was. Ze meende het op te lossen door Frank Vandenbroucke te elimineren, maar die operatie legde nog méér verdeeldheid bloot. En dat op het moment dat de bankencrisis in alle hevigheid toesloeg. De SP.A slaagde er amper in een coherent alternatief te bieden, en niet alleen over sociaaleconomische thema’s. Ook over een fundamentele kwestie als het multiculturele samenleven viel er geen overeenkomst te vinden: in Antwerpen verbood Patrick Janssens de hoofddoek voor stadspersoneel met ‘loketfuncties’, in Gent werd het toegelaten. Er was een Antwerps en een Gents model, maar geen SP.A-aanpak.

Hoe eenzaam het aan de top van de republiek der kameraden was, mocht Gennez ervaren toen ze kartelgenoot Bert Anciaux bij de SP.A haalde. Ze kreeg haar hele partijbureau over zich heen. Omdat de figuur van Anciaux veel weerstand opriep, maar ook omdat Gennez op eigen houtje de partijnaam had veranderd, als toegeving aan Anciaux: ‘Socialistische Partij Anders’ werd gepimpt tot Sociaal Progressief Alternatief. Door zonder interne discussie de oude naam in te wisselen voor iets hippers, maakte Gennez duidelijk dat ze het etiket ‘socialistisch’ graag kwijt wou, en het illustreerde dat de lijn van haar project volstrekt onduidelijk was. ‘Sociaal’, ‘progressief’ en ‘alternatief’ zijn containerbegrippen zonder veel inhoud. Zelfs de N-VA zou ze, als de partij van de verandering, kunnen claimen.

Vlot met de voornaam

Zo eindigde het voorzitterschap van Gennez zoals het begon: met een gevoel van onbehagen en een electorale achteruitgang. In 2011 was alle hoop gevestigd op ‘Bruno’. Hij zou kunnen wat ‘Caroline’ niet vermocht: de partij weer een smoel geven, met het bijbehorende electorale succes. Maar dat was te hoog gegrepen voor Tobback jr. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 was zijn partij de grootste verliezer, en bij de parlementsverkiezingen van 2014 ging de SP.A alweer achteruit. Een groeiende groep vindt dat het na Steve, Johan, Caroline en Bruno dringend tijd is voor John. Dat vindt John Crombez alvast óók. Hij is niet blind voor zijn tekortkomingen, heet het bij zijn medestanders, maar er is gewoonweg geen alternatief.

Als Bruno Tobback en John Crombez in juni tegen elkaar in het strijdperk treden, kijkt de SP.A aan tegen een ruwe persoonlijke oorlog. Een waarnemer heeft het zelfs over ‘een persoonlijke na-ijver die ongezien is in de Belgische politiek, toch niet sinds de oorlog tussen Tindemans en Martens bij de CVP’. Als die oorlog er komt, zullen de partijleden zich moeten uitspreken over een ‘figuur’ en een ‘stijl’, veel meer dan over een politieke lijn. Want wat zijn de inhoudelijke verschilpunten tussen Crombez en Tobback? Wie heeft hen de voorbije tien jaar fundamenteel van mening horen verschillen?

De verdeeldheid straalt af op de hele partij. In Antwerpen overwoog fractieleider Yasmine Kherbache om er de brui aan te geven. Ze bekleedt die functie sinds 2012, toen ze na het afhaken van Patrick Janssens het gezicht werd van de oppositie tegen Bart De Wever. Maar nadat Kherbache snel en onverwachts promotie maakte, langs en over alle partijgenoten heen, werd ze het voorwerp van een hardnekkige fluistercampagne. Wat ook de uitkomst wordt, de episode zal littekens nalaten. Zoals een partijkopstuk ooit zei: ‘Vergeet nooit dat wij wel kameraden zijn, maar daarom geen vrienden.’

Nog frappanter was wat er onlangs in Limburg gebeurde. Daar verloor Ingrid Lieten de provinciale voorzitterverkiezingen van Peter Vanvelthoven. Dat was onverwacht, omdat oude kopstukken als Willy Claes en Steve Stevaert Lieten nadrukkelijk steunden. Maar zelfs bij de Limburgse SP.A zijn oude gedachten aan het sterven: het resultaat was een klinkende overwinning van Vanvelthoven – een opvallende comeback, nadat hij de voorbije jaren zowel het ministerschap als het plaatselijke voorzitterschap was kwijtgespeeld.

Het resultaat van dit alles is dat de SP.A- afdelingen in heel Vlaanderen zich beraden over de vraag met wie hun partij het meest toekomst heeft: met ‘John’ of met ‘Bruno’. En dat op het moment dat de sociaaldemocratie weggeveegd wordt in Griekenland en het radicaallinkse Syriza de oude PASOK-stemmen inpikt, en dat in Spanje de linkse burgerbeweging Podemos, na onverhoopt succes bij de Europese verkiezingen, op kop ligt voor de regionale en nationale parlementsverkiezingen en de klassiek-socialistische PSOE ver achter zich laat. En het is niet alleen een Zuid-Europees fenomeen. Sinds de sociaaldemocraten in Nederland deel uitmaken van het blauw-rode kabinet-Rutte II en daarin snoeiharde bezuinigingen verdedigen, is de partij intern verdeeld en wordt ze in de peilingen afgestraft. Zelfs in Zweden boekt de ooit zo sterke Sveriges Socialdemokratiska Arbetareparti de zwakste resultaten uit haar geschiedenis.

Opportunisme

Er bestaat een volle politicologische bibliotheek aan werken en analyses over de crisis van links en het gebrek aan aantrekkingskracht van de sociaaldemocratie. In alle landen zoeken die partijen naarstig naar recepten om het tij te keren, maar een eenduidig, laat staan een eenvoudig antwoord bestaat niet. Misschien dat wijlen Bart Tromp (1944-2007) de vinger op de wonde legde toen hij al in de late jaren zeventig de Nederlandse socialisten voorhield dat ze zich bezondigden aan ‘opportunisme op korte termijn en conformisme in het denken op lange termijn’.

Dat is precies wat er in België is gebeurd. Op korte termijn is de SP.A (maar ook de PS) de gevangene van haar functie. Als socialisten in de regering zitten, zijn ze bijzonder loyale partners, ook van het steeds strakkere sociaaleconomische kader dat Europa uittekent. Ze verdedigen zich met het argument dat het ‘zonder ons nog veel erger zou zijn’ – dat kan best, een aantal maatregelen van de regeringen-Michel en -Bourgeois zouden geen socialistisch fiat hebben gekregen. Maar globaal gezien stapten ze mee in de richting die Europa bepaalt, en won de staatsman van de socialist. Achteraf mocht er wel luide kritiek geuit worden als de door Europa besliste politiek in eigen land werd toegepast. Dan mocht de socialist weer luider spreken dan de Europeaan.

Nu de SP.A en de PS in de oppositie verzeild zijn, ontbinden ze hun duivels tegen een beleid dat bepaald wordt door datzelfde Europa. Ze stellen zich radicaal op, waardoor de kritiek soms zo schril wordt dat het niemand ontgaat hoe leeg het eigen verhaal is. Kijk naar de aanvankelijke pogingen van de PS om de vluchtelingenpolitiek van de regering in één zin te proppen met het optreden van de nazi’s? Het is niet alleen grotesk, het verbergt ook dat het beleid van Theo Francken zeer in het verlengde ligt van dat van zijn voorgangster Maggie De Block, en dat door PS en SP.A werd gesteund.

Of kijk naar Bruno Tobback, die ineens het Saudische koningshuis ontdekt als schender van de mensenrechten, en dus boos is dat koning Filip ginds zijn rouw betuigt bij het overlijden van koning Abdullah. Als het de SP.A écht menens is, waarom pleit de voorzitter dan niet voor ernstige maatregelen tegen dat vreselijke regime in Riyad? Waarom werd ook in de vorige federale regeringen de Saudische ambassadeur niet bij elke manifeste schending van de mensenrechten op het matje geroepen? Waarom werd nooit een debat gevoerd over het al dan niet verbreken of terugschroeven van diplomatieke relaties? Ooit hadden de Vlaamse socialisten een probleem met de Zaïrese president Mobutu, maar hoe vaak hebben ze nadien een écht punt gemaakt van mensenrechtenschendingen? Welke socialist heeft destijds geprotesteerd tegen de aanwezigheid van de Egyptische president Hosni Mubarak op de begrafenis van koning Boudewijn (een plechtigheid die georganiseerd werd door de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, Louis Tobback)? Wat was deze SP.A-kritiek eigenlijk meer dan, via de figuur van de koning, premier Michel even in verlegenheid willen brengen?

Het zijn pijnlijke maar treffende illustraties van de fundamentele kritiek van Tromp: bij afwezigheid van een doordachte politieke analyse – economisch, financieel, sociaal, multicultureel – zweert men bij ad-hocpolitiek. Dat heeft geleid tot een niet-aflatende resem ideetjes en voorstellen als de SP.A in de regering zit, en tot een kakofonie van kritieken zodra de partij in de oppositie belandt. Als het maar ‘concreet’ is.

Maar als er al íéts concreet is, dan is het dat het jarenlange gebrek aan inhoudelijke lijn van de SP.A uiteindelijk heeft geleid tot een decimering van haar politieke slagkracht. En erger: de afwezigheid van een structurele politieke analyse heeft het karakter van de SP.A zelf veranderd. Wat bindt de Vlaamse socialisten nog, behalve een algemeen gevoel van (on)rechtvaardigheid? De wetenschap dat ze in dezelfde partij zitten en elkaar dus nodig hebben om samen politieke macht en mandaten te kunnen veroveren? Wat ooit een sterke maar wat rigide partij was, is veranderd in een kiesvereniging, een los-vast verbond van min of meer gelijkgezinde individuen met ambitie. Maar om de kiezer te overtuigen, moet een partij een aantrekkelijk verhaal hebben. Of een populaire leider. Voor zolang dat duurt, tenminste.

Vandaar de heftige strijd om het voorzitterschap. Of dat de SP.A echt vooruit zal helpen, is een andere vraag. Zoals elke sociaaldemocraat zou moeten weten: structurele problemen vereisen een navenante aanpak, en geen goedbedoeld individualisme van een kandidaat-voorzitter. Of die nu Bruno heet of John.

DOOR WALTER PAULI

Als Bruno Tobback en John Crombez in juni tegen elkaar in het strijdperk treden, kijkt de SP.A aan tegen een ruwe persoonlijke oorlog.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content