Het verbaast Hans Claus niet dat het ‘onze gedetineerden’ waren die zichzelf opbliezen in Parijs en Brussel. De gevangenisdirecteur klaagt al jaren aan dat het regime in Belgische gevangenissen de radicalisering alleen maar in de hand werkt. ‘Ons gevangeniswezen is medeverantwoordelijk voor de terreur.’
Midden april kwam gevangenisdirecteur Hans Claus weer door de grote poort Oudenaarde binnen. Anderhalf jaar geleden was hij door Hans Meurisse, directeur-generaal van het Belgische gevangeniswezen, ‘geëxcommuniceerd’ naar Dendermonde. Claus werd al langer geviseerd door de top binnen het gevangeniswezen, omdat hij als ambtenaar – directeur van een gevangenis bovendien – al jaren onverbloemd kritiek gaf op de klassieke gevangenisstructuur waar gedetineerden amper gevolgd worden en slecht voorbereid op re-integratie.
Claus pleitte voor minigevangenissen – zijn vzw ‘de Huizen’ werkte daarvoor zelfs concrete plannen uit – en dat zette kwaad bloed bij zijn superieuren. Bij de eerstvolgende ‘rotatie’ van directeuren werd hij overgeplaatst naar Dendermonde. Claus ervoer dit als een tuchtmaatregel en trok naar de Raad van State. Omdat, zo wordt vermoed, de uitspraak in het voordeel van Claus zou kunnen uitvallen, heeft men hem alvast opnieuw naar Oudenaarde gestuurd. Met dezelfde truuk: ‘interne rotatie’.
Intussen hebben de terreuraanslagen in Parijs en Brussel uw kritiek op het detentiesysteem nog urgenter gemaakt.
HANS CLAUS: Toen bleek dat jongemannen uit onze gevangenissen tot de daders behoorden, dacht ik: voilà, nog een bewijs. Een gevangenissysteem dat mensen van zich afduwt, zal nooit vruchten dragen. Ik vind dat ons gevangeniswezen zelfs medeverantwoordelijk is voor de terreur. In België werd al in 2005 een basiswet voor een nieuw gevangeniswezen goedgekeurd. Er zou een humanere en persoonlijkere aanpak komen. Elf jaar later heeft nog niet één gedetineerde een individueel detentieplan. Onze gevangenissen zijn te groot en te veel op controle gericht. Ze staan volledig buiten de samenleving.
Die discussie wordt amper gevoerd op het politieke niveau. Minister Jan Jambon van Binnenlandse Zaken (N-VA) en anderen pleiten vooral voor zwaardere straffen en de aanpassing van de wet-Lejeune.
CLAUS: Daarmee komen we geen stap verder. We moeten met z’n allen blijven werken aan een betere organisatie van het gevangenisleven. Waarom zouden we de wet-Lejeune aanpassen? Of de termijn voor invrijheidstelling één derde of twee derde of vier vijfde is van de uitgesproken straf, wat zegt dat op zich? Veel belangrijker is dat je zekerheid schept over de datum waarop een gevangene vrijkomt. Nu is alles te onduidelijk. De gedetineerde, zijn familie, de hulpverleners én het slachtoffer van de gedetineerde worden aan het lijntje gehouden. Het gemorrel aan de wet-Lejeune gaat voorbij aan het feit dat de vrijheidsberoving inhoud moet hebben.
Een strenger strafuitvoeringsbeleid heeft geen enkel effect?
CLAUS: Nee, mensen die langere tijd in de gevangenis verblijven, worden gevoeliger voor radicalisering, en dat kan zowel in criminele als in religieuze zin zijn. Als je gedetineerden niet degelijk opvangt, duw je hen weg. Dat geldt ook voor vluchtelingen of migranten. Ik vrees het ergste voor de manier waarop in België de integratie wordt aangepakt, met de karwats. Integreren onder dwang kan niet. Dwing iemand om lief te hebben en hij zoekt een uitweg om ontrouw te plegen. We gaan toch niet ontkennen dat we de afgelopen dertig jaar bij een groot deel van de allochtone gemeenschap alleen maar de antigevoelens hebben aangewakkerd?
Wanneer zag u die antigevoelens in de gevangenis opduiken?
CLAUS: Toen ik dertig jaar geleden in de Gentse Nieuwe Wandeling begon te werken, hield ik voor mezelf statistieken bij. Destijds kwam zo’n 3 procent van de gedetineerden binnen na drugsfeiten. Intussen zitten we op 50 tot 60 procent. Eenzelfde curve zag ik in de stijging van het aantal allochtonen in de gevangenis. De war on drugs was uitgeroepen, naar Amerikaans voorbeeld. Die allochtonen voelden zich geviseerd: de fraudeur werd ongemoeid gelaten, maar de verkoper van hasj op de hoek van de straat werd meteen de bak ingedraaid. In het begin moest je zelfs brommen voor drie gram hasj. Nooit lang, maar in de gevangenis kwam het kleine grut wel de zware figuren tegen. Op een dag realiseerde ik me: hier staan blanke bewakers tegenover een groep almaar gekleurdere gedetineerden. De gevangenis als barometer voor de breuklijn die door de samenleving loopt: wit versus zwart.
Vanaf wanneer zag u de religieuze radicalisering toenemen?
CLAUS: Lang voor er van Al-Qaeda of de Islamitische Staat sprake was, voelde je een soort vijandigheid broeien onder allochtonen. Ze voelden zich outcasts. Het ging toen nog over racisme, het moslim-zijn kwam er maar zijdelings bij. Pas decennia later zou de Koran hun identiteit versterken. Intussen kristalliseerde alles zich uit, we kregen externe conflicten, de criminaliteit verlegde zich naar terreur. De jongemannen die zich opbliezen in Parijs en Brussel, waren eerst gewone boefjes en namen er pas later de Koran bij. We kennen hen, ze behoorden niet tot de zware gedetineerden met wie je veel last had. Ze zaten voor kleine delicten, leerden rare sujetten kennen in de gevangenis, gingen ‘eens proeven in Syrië’ en kwamen opgenaaid naar het Westen terug.
Waarom luidde niemand in de gevangeniswereld de alarmbel?
CLAUS: Harry Van Oers, onze toenmalige inspecteur-generaal van de strafinstellingen, deed dat al in het begin van de jaren negentig. Van Oers was de man die in 1993 tijdens een spectaculaire ontsnapping uit Sint-Gillis als gijzelaar in de wagen was meegenomen door de beruchte gangsters Kaplan, Lacroix en Bajrami. Van Oers was al langer verbolgen over het feit dat er niets werd gedaan met gedetineerden. Ze vegeteerden in vuile cellen, alleen de orde werd gehandhaafd. Hij smeekte in het parlement om wetgeving die het leven in de gevangenis beter zou regelen en besloot: ‘Dit systeem brengt misnoegden voort die zich op ons zullen wreken.’ Begin jaren negentig! Bon, na veel gesukkel volgde in 2005 de basiswet. Intussen was al veel kwaad geschied.
Op de website van De Wereld Morgen stond laatst het hallucinante verslag van een leraar die vaak in Sint-Gillis en Vorst komt en getuigde over mensonwaardige omstandigheden.
CLAUS: Ik weet het. Sinds juni vorig jaar wordt er geen les meer gegeven in Vorst en Sint-Gillis. 70 tot 80 procent van de gedetineerden is er van vreemde origine. Ze kunnen niet sporten, zich niet ontspannen, ze zitten bijna de hele dag in hun cel. (cynisch) Misschien is het dát wat de publieke opinie wil.
Denkt u dat minister van Justitie Koen Geens de gevangenisproblematiek grondig zal aanpakken?
CLAUS: Op het kabinet van Geens beseffen ze heel goed dat je gevangenissen niet langer uniforme regimes kunt opleggen. Er moet een humane aanpak komen en meer differentiatie. Alleen bestaan de structuren daarvoor nog niet. Ook daaraan willen ze werken. Zo komen er afzonderlijke afdelingen om te deradicaliseren. Maar onze oude gevangenissen blijven controle-instituten. Zodra je daar binnenkomt, voel je dat de instelling gemaakt is tégen jou en niet vóór jou. Ze wil iets negatiefs met je doen, niet iets positiefs. Bij justitie groeit wel het inzicht dat detentie niet noodzakelijk in een klassieke gevangenisstructuur moet.
Kleinere detentiehuizen zijn toch ook niet hét antwoord?
CLAUS: Ze zijn een antwoord. Minister Geens is het idee van de minigevangenissen genegen omdat ook hij gelooft dat de stap van gevangenis naar samenleving minder bruusk moet gebeuren. Je kunt bijvoorbeeld niet wachten met persoonlijke begeleiding tot net voor het moment dat de gedetineerde vrijkomt. Die voelt dan aan dat de interesse voor hem niet oprecht is en speelt het spel mee: hij neemt de rol op van ‘voorbeeldige gevangene’, komt sneller in de maatschappij terug, maar de skills om erin mee te draaien kreeg hij niet.
Intussen worden er wel grote gevangenissen bijgebouwd.
CLAUS: Die plannen bestonden al en worden verder uitgevoerd. Je moet de zaken in zijn geheel beheren. Je kunt niet van de ene dag op de andere 900 kleine detentiehuizen oprichten. Bovendien moet de overbevolking worden aangepakt. De nieuwe gevangenissen zullen wat ‘lucht’ geven aan dat probleem.
Wordt de detentie in nieuwe gevangenissen zoals in Beveren inhoudelijk anders aangepakt?
CLAUS: Het gebouw in Beveren is moderner en er is meer lichtinval, maar ik hoor dat daar hetzelfde regime geldt als elders. De vier nieuwe gevangenissen in Marche, Leuze, Beveren en Dendermonde zijn kopieën van oudere gevangenissen.
In 2010, onder minister van Justitie Stefaan De Clerck (CD&V), ontstond de politieke wil om iets aan de overbevolking te doen. De ene staking volgde de andere op, er was hoogspanning in de gevangenissen, we noteerden pieken van 12.000 gedetineerden en meer. Toen besloot men tot het ‘bijbouwprogramma in humane omstandigheden’. Veilig én humaan, het moest in balans.
Naar waar helt de balans nu over?
CLAUS: Ik vrees dat de nadruk op veiligheid ligt. Intussen is een andere term ons wereldje binnengeslopen: rationalisatie. We moeten besparen, tot 10 procent minder personeel is het doel. We proberen zo veel mogelijk het regime voor de gedetineerden te behouden, we snijden in de marge, maar er sneuvelen sowieso ook activiteiten. Het aantal ‘bewegingen’ van de gedetineerden wordt beperkt, met alle gevolgen van dien.
Kortom, de wet van 2005 blijft moeilijk uitvoerbaar?
CLAUS: Het is een heel bijzondere wet, die kan worden uitgevoerd als er aanpassingen gebeuren in de praktijk. In de tweede fase van het ‘bijbouwprogramma’ zijn al initiatieven genomen, zoals de gevangenis van Haren. Daar wil men een megagevangenis zetten met achter een dikke muur verschillende blokken, een soort dorp, mét de mogelijkheid om te differentiëren. Een echte verbinding met de samenleving is er spijtig genoeg niet. De kleine detentiehuizen staan wel in een normale omgeving, er is zelfs een winkeltje aan verbonden waar je producten of diensten kunt aanbieden.
De zware jongens staan vermoedelijk niet in het winkeltje?
CLAUS: (lacht) Je zult ook kleine detentiehuizen hebben die zeer gesloten zijn. Je kunt de veiligheid sowieso beter regelen in kleinere entiteiten.
Hebt u in 2011 niet even getwijfeld aan uw project, na de moord op Martine van der Elst? Ze werd neergestoken door Ronald Van Crombruggen. Hij zat bij u in Oudenaarde vast voor moord en had penitentiair verlof.
CLAUS: Er zit altijd een foutmarge op het systeem van de re-integratie.
Een foutmarge die hier wel voor een dode zorgde.
CLAUS: (zucht) Ik ben toen door moeilijke dagen gegaan. We hadden geïnvesteerd in de re-integratie van iemand die niet bepaald makkelijk was. We leken daar ook in te slagen: zestig uitgaansvergunningen kreeg hij, elke keer correct uitgevoerd en nauwkeurig opgevolgd. En dan word je ineens in de luren gelegd. Dat was de pijnlijke uitzondering die de regel bevestigt.
Twijfelde u op dat moment niet aan uw ideeën over detentie en re-integratie?
CLAUS: Je vraagt je uiteraard af of je naïef bezig bent en zet alles nog eens op een rijtje. En dan denk je aan de dossiers van mensen die wel een plek kregen in de maatschappij en die volhouden. Je komt ze soms tegen op straat, of in de supermarkt. Ze groeten je en zeggen ‘bedankt, voor jullie geloof in mij’. Mensen die échte kansen krijgen, kunnen wel degelijk evolueren.
Blijft u een buitenbeentje in de gevangeniswereld?
CLAUS: Ik behoor niet tot het type mensen dat zich neerlegt bij de werkelijkheid en zegt ‘het is zoals het is, we kunnen er niets aan veranderen’. Dus ik bedenk dingen en ventileer ze. De beleidsideeën kwamen niet van de chef van de administratie, maar van iemand die in het veld werkte, bottom-up. Net dat is blijkbaar ongewoon, want op een dag word je op een andere stoel gezet en ervaar je dat als straf. Maar zie, ik zit alweer op mijn oude plek. Alles komt altijd weer goed.
Tot slot: heeft de gewone burger baat bij een ander detentiebeleid?
CLAUS: De samenleving kan iets leren van hoe wij met gedetineerden omgaan. We kunnen de gevangenen niet naar de maan schieten, we moeten iets met ze doen. In Oudenaarde zitten sommige mannen voor dertig jaar vast. Hoe moeilijk individuen ook zijn, je moet het voor iedereen draaglijk houden en dat betekent: de communicatie aangaan. Dat is de les die een samenleving uit het werken binnen de gevangenis kan leren: je kunt een probleem met mensen nooit oplossen door het contact te verbreken. De gevangenis heeft vroeger een slechte rol gespeeld, omdat ze de samenleving met de illusie opzadelde dat als je mensen opsloot, je ook van hen verlost was. Dat moeten wij nu rechttrekken. Daarom moeten we detentie een gezicht geven in de samenleving, ook via die kleine huizen. Misdaad en straf is onder ons, van ons. Detentie is een gedeelde verantwoordelijkheid voor alle burgers.
DOOR MARIJKE LIBERT FOTO’S FRANKY VERDICKT
‘Het gemorrel aan de wet-Lejeune gaat voorbij aan het feit dat de vrijheidsberoving inhoud moet hebben.’
‘Zodra je een oude gevangenis binnenkomt, voel je dat de instelling gemaakt is tégen jou, en niet vóór jou.’