De redaktie van Cahier mag niet klagen. We zitten immers in één van de oudste buitenwijken van onze hoofdstad, de buurt waar de begoede burgers eind vorige eeuw hun prachtige herenhuizen neergepoot hebben. Nee, we mogen echt niet klagen.

Bovendien hebben we schattige buren. Links : een school, rechts : een school. Vooral tijdens de speeltijd en lunchpauzes leren we onze buurkinderen beter kennen. Hun gebabbel, gegil en geschreeuw zweven met de regelmaat van de klok ons kantoor in. Op die momenten beseffen we maar al te goed dat het leven van een onderwijzer of kleuterleidster niet altijd over rozen loopt.

Nog leuker wordt het om vier uur ’s namiddags of tussen acht en half negen ’s ochtends. De ene file na de andere. En een straat die in mum van tijd in één grote chaos ontaardt : ma en pa die hun wagen per se dubbel moeten parkeren, auto’s op het voetpad, kinderen die zich – te voet of met de fiets – een weg banen tussen het kluwen van wagens door, een moeder die besloten heeft om haar kroost binnen de vijf minuten aan de keukentafel te krijgen en daarbij in botsing komt met een vader die toevallig net iets meer tijd heeft. Verwijten, ergernissen, getoeter,… Kortom, een hel !

Eén ding is zeker : als het even kon, zouden sommige ouders hun kinderen zelfs met de auto tot op de speelplaats brengen. Wie zei ook weer dat ouders het goede voorbeeld zouden moeten geven ? Ouders die zich met de auto overal doorwringen, doen dat alvast niet.

Meer nog, zij maken van de schoolbuurt een echt mierennest. Een nest waarin de kleinste en zwakste mieren het grootste risico lopen om vertrapt te worden. Kinderen zijn nu eenmaal “nog niet” volwassen. Vooral op psychomotorisch vlak hebben kinderen nog lang niet het eindstadium van hun ontwikkeling bereikt. Deze leeftijdsgebonden beperkingen maken het voor hen nog moeilijker om zich adekwaat te bewegen in het verkeer.

Wat vinden de kinderen trouwens zelf van die eeuwige chaos rond hun schoolpoort ? Het antwoord ligt voor de hand : “jammer dat we niet meer op de straat kunnen spelen”. Maar tegelijk hoor je ook een andere klok : “de auto is toch maar een handige uitvinding, vooral als je naar school moet in de regen… “

Het spreekt voor zich dat de situatie er een stuk beter zou uitzien als we met z’n allen wat meer goodwill en hoffelijkheid aan de dag zouden leggen. Maar ja, we weten het ondertussen al : de Mens is van nature niet hoffelijk. En wanneer hij zich daarenboven heerlijk anoniem kan terugtrekken achter de getinte ruiten van zijn wagen, lijkt hij nog minder geneigd tot hoffelijkheid. Daarom neemt men alsmaar meer z’n toevlucht tot ingrepen die de automobilist “dwingen” tot hoffelijk gedrag. Snelheidsremmers of rondpunten bijvoorbeeld.

Hoewel minder dwingend, past ook dit Cahier perfekt in die laatste optiek. samen met Royal Belge, de grootste autoverzekeraar van ons land, roepen wij 10 oktober uit tot dag van de hoffelijkheid… Al hopen wij wel dat een dag voor deze ene keer meer dan 24 uren telt. Vorig jaar werd de eerste dag van de hoffelijkheid georganizeerd met als tema “Hoffelijk rijden, drukte vermijden”. De aktie kende een groot sukses en maakte duidelijk dat bijna iedereen zijn buik vol had van onbeschofte chauffeurs. Dit jaar werd de slogan lichtjes aangepast in “Hoffelijk zijn doet geen pijn” en aangevuld met de verzekering “Dit schooljaar mag iedereen overgaan”. De campagne koncentreert zich nu in de eerste plaats op hoffelijkheid tegenover kinderen op de schoolroute.

Onze voorouders wisten het al : er bestaat een rechtstreeks verband tussen hoffelijkheid en veiligheid (de reden waarom we geacht worden ons mes op een welbepaalde manier vast te houden, heeft alles te maken met het feit dat we anders onze tafelgenoot wel eens zouden kunnen verminken). En als onze voorouders tot dit inzicht konden komen, kunnen wij dat misschien ook… ?

ANNE VANDERDONCKT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content