Hubert van Humbeeck

HUBERT VAN HUMBEECK

Als deze regels in druk verschijnen, is Jean-Luc Dehaene al terug van zijn Europese uitstap naar Cannes, waar hij zijn kollega’s als een volwaardig regeringsleider kon begroeten. Het lijkt dus gewoon back to business, alsof er de voorbije maanden niets is gebeurd. De premier wou voor de zomer een nieuw mandaat voor zijn koalitie om zonder elektorale beslommeringen aan de belangrijke begroting voor 1996 te werken en om zonder goedkoop opbod de sociale zekerheid onder de loep te nemen.

Tot de dag vòòr 21 mei had wellicht niemand een stuiver op zijn kansen verwed. Maar kijk, dag op dag een maand na de verkiezingen prijkten de ministers van de nieuwe Vlaamse regering met hun foto op de voorpagina van de kranten en twee dagen later was het de beurt aan hun federale kollega’s. ’t Is dat kristen-demokraten en socialisten niet tegelijk over het Vlaamse en het federale regeerakkoord konden kongresseren, of de zaken zouden nog vlugger beklonken zijn geweest. Dehaene legde zijn onderhandelingsnota op tafel, en dat bleek goed twee weken later ook zo ongeveer het regeerakkoord. Terwijl de formateur des konings intussen nauwlettend in de gaten hield dat de gesprekken op het niveau van de gemeenschappen niet uit de pas liepen. Het beleid moet de komende jaren mooi een eenheid vormen.

Geen harde konfrontaties, geen slaande deuren, nauwelijks een verschil van mening. Alleen het nieuwe gerechtelijke optreden tegen Frank Vandenbroucke SP-kandidaat voor een “zwaar” ministerie zorgde voor een zandkorrel in het raderwerk. Lang geleden dat er in de Wetstraat ter gelegenheid van een regeringsformatie nog zoveel roerende eensgezindheid kon worden vastgesteld. Dermate dat de vier partijen rond de tafel het niet eens nodig vonden om konkreter af te spreken hoe een en ander straks precies zal worden aangepakt. Het vertrouwen in Jean-Luc Dehaene is blijkbaar zo groot, dat hij van zijn koalitie als het ware carte blanche heeft gekregen. Geen nood : alle belangrijke maatregelen zullen vooraf in een grote overlegbeweging met de sociale partners worden besproken. Konfrontatie is uit den boze, het gaat er om dat er een zo breed mogelijke consensus wordt bereikt over de te nemen maatregelen, die velen van ons zeker en vast weer pijn zullen doen. Als daar dan toch stennis van komt, moet niemand achteraf komen zeuren.

Want de rust die heerste rond de ploeg die zich vorige week in het teken van de kontinuïteit presenteerde, mag niet verbergen dat de opdracht van groot gewicht is. Het gaat niet alleen om die fameuze Maastricht-norm. Het gaat er om dat België al een decennium lang machteloos moet toezien hoe de intrest op de schuld zo ongeveer al het beschikbare geld opslokt. Het gaat er om dat ons pensioenstelsel aan de demografische ontwikkelingen moet worden aangepast. Het gaat er om dat het grote goed, dat onze sociale zekerheid is, nood heeft aan enkele ingrepen om het hele systeem voor de toekomst te vrijwaren. Dat gebeurt tegen een achtergrond van toenemende konkurrentie op de wereldmarkt, waar landen die het vaak minder nauw nemen met de leefomstandigheden van hun mensen, ons in het defensief dwingen. Als een onderneming haar boekhouding, bijvoorbeeld, merkelijk goedkoper in India kan laten doen, zal ze daar toch over nadenken : computerverkeer maakt het mogelijk om gegevens snel door te flitsen en ze enkele uren later verwerkt weer terug te krijgen. Als mensen elders in de wereld bereid zijn om zogenaamd flexibeler te werken omdat ze simpelweg geen andere keuze hebben , verliezen wij de jobs die ons sociale stelsel overeind houden. Daar zal ook de “kennisweerbaarheid”, waarmee Luc Van den Brande schermt, weinig aan veranderen.

Het gaat dus ook, en vooral, om jobs. Dat de SP, ondanks Agusta, de verkiezingen niet verloor, toont aan dat de mensen bezorgd zijn over die ontwikkelingen : ze voelen de dreiging op de werkvloer, in hun direkte omgeving. Dat ze de liberale lokroep voor een andere aanpak niet zijn gevolgd, is een bewijs te meer van die zorg. Al zijn inspanningen ten spijt om de kiezers te bezweren dat het sociale programma van de VLD geen avontuur inhield, kreeg Guy Verhofstadt op 21 mei de bevestiging van wat hij zes maanden tevoren in zijn derde Burgermanifest schreef : dat de mensen de zekerheid van het bestaande verkiezen boven de ongewisheid van het onbekende.

DAT MAG NIET VERBAZEN. Als de leiders van het land al toegeven dat ze eigenlijk machteloos staan tegenover de invloed van wat er op wereldschaal gebeurt op het reilen en zeilen van het kleine België, hoe moet de man in de straat zich dan voelen, die dat allemaal op zich af ziet komen ? Hij begrijpt het misschien niet zo goed, maar hij kan wel vermoeden dat hij in de brokken zal delen. Het vertrouwen dat de koalitie op 21 mei kreeg, is in die zin ingegeven door angst. En die maakt dat onder meer Herman Van Rompuy alsnog niet krijgt waar hij om vraagt : dat de mensen de centen laten rollen, en de ekonomie stimuleren door de vraag.

Dat vertrouwen van 21 mei is in die zin dus ook biezonder relatief. De schijnbare achteloosheid waarmee Dehaene II tot stand kwam, is daarom enigszins bedrieglijk. Zouden er toch niet al, ergens in een la, teksten liggen, klaar om over enkele weken naar andere onderhandelingstafels te worden gebracht ? Van Jean-Luc Dehaene is bekend dat hij niet beslist, voor hij daar bijna toe gedwongen wordt. Maar dat is nog iets anders dan de zaken overlaten aan het toeval van konklaven. Want dit is een kans die niemand twee keer krijgt. Dat geldt voor de premier, maar net zo goed voor al diegenen die vol vertrouwen hun lot in zijn handen hebben gelegd.

Frans Verleyen is met vakantie.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content