Vorige week dinsdagmorgen werd in Amsterdam een terroristische aanslag gepleegd. De cineast Theo van Gogh werd in koelen bloede vermoord door een in Amsterdam geboren soldaat van de jihad. Nederland verbijsterd: gewelddadige intimidatie van de vrije meningsuiting door moslimstrijders in de polder.

Het kost moeite te beseffen dat hier iets nieuws is gebeurd. Een grens is overschreden. We hadden al dreigingen op internet, terreurcellen gelinkt aan Al-Qaeda, antisemitisch ‘vandalisme’ in Amsterdam-Noord. Maar nu is een stap gezet die voorbehouden leek aan landen als Algerije of Egypte. Daar werden honderden seculiere schrijvers, filmmakers, leraren en journalisten de afgelopen kwarteeuw vermoord door moslimstrijders. Op hun opvattingen uitgezocht, individueel omgelegd, collectief geïntimideerd. Nu was er zulke jihad aan de Amstel.

De Nederlandse regering ging de waarheid even uit de weg. De eerste officiële brief sprak preuts van een ‘criminele daad’. Maar de waarheid viel al een uur na de daad van de zwijgend-geschrokken gezichten van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken af te lezen. Hier was Allah aan het werk geweest. Dat hield men liever even stil.

Ook de bevolking verkoos een ander perspectief. De teneur van commentaren en brieven: dit is de moord op een strijder van het vrije woord, Van Gogh de martelaar van de mening. Collectief werd een tweede bres geslagen in het zelfbeeld van de Hollandse tolerantie – na de bres van de moord op Fortuyn. Een gezaghebbend publicist sprak van meningenmoord. Net als ‘Pim’ is nu ook ‘Theo’ – wie eraan gaat, wordt onherroepelijk intimus van de ganse natie – slachtoffer van een aanslag op zijn opinies.

Maar is dat wel zo? Pim Fortuyn werd niet vermoord in al de jaren dat hij wekelijks in Elsevier zijn rauwe waarheden aan het Nederlandse volk debiteerde. Toen had hij ‘een meninkje’. Dat hadden er wel meer. Nee, Pim Fortuyn werd vermoord negen dagen voor hij bij landelijke verkiezingen de leider van de (waarschijnlijk) grootste politieke partij zou zijn geworden. Volkert van der G. schoot niet op de columnist, maar op de zelfverklaarde nieuwe minister-president.

Graag veegt de communis opinio niettemin alles op één hoop: zware criminelen die elkaar op straat liquideren, zinloos geweld in de binnensteden, radicale milieu-activisten. En nu mag je ook al niet meer zeggen wat je vindt. Zalvend spreken de regenten van een ‘verharding’ of ‘verruwing’ van het ‘maatschappelijk klimaat’. Dat is geruststellend, want van samen praten komt dan alles goed. ‘Haat ombuigen in vertrouwen’, noemt de Amsterdamse burgemeester dat.

Het is een fatale vergissing het religieus geïnspireerde terrorisme daarmee af te doen. De jihad is brisanter en gevaarlijker voor onze westerse samenlevingen dan Hells Angels of Bendes van Nijvel. Een kleine groep jihadische terroristen heeft het op de principes van onze samenleving voorzien. Praten, sussen of polderen helpt dan niet. Deze mensen willen onze samenleving niet veranderen, maar vernietigen. Wij zijn hun vijand. En dat hebben we sinds 1940 niet meer gezien.

Voor deze kleine groep van moslimstrijders was Theo van Gogh niet een man met een mening. Hij was een man met macht. Hij dwarsboomde hun theologisch-politieke agenda. Samen met een politica werkte hij aan de ondermijning van hun gezag; juist de film die hij met Ayaan Hirsi Ali maakte over islamitische vrouwenonderdrukking in de islam kan hem fataal zijn geworden.

Geen meningenmoord dus. Maar een politieke moord. De overeenkomst tussen de moord op Fortuyn en die op Van Gogh is dat beide daders een politiek motief hadden. De ene moordenaar was een solitair op de bres voor dierenwelzijn. De ander een islamist in een extremistisch netwerk die – getuige de afscheidsbrief die hij bij zich droeg – bereid was te sterven om de invoering van de sharia te bevorderen. In Amsterdam.

O wat verlang ik terug naar Volkert.

Luuk Van Middelaar

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content