De minister wikt, de markt beschikt. Toch wil Eric Van Rompuy een voluntaristisch mediabeleid voeren : men moet het maar willen.

HET zou van veel pretentie getuigen, zo vindt Eric Van Rompuy (CVP) om het ministerschap te weigeren wanneer het wordt aangeboden. En zo werd hij eerder dit jaar, na vele jaren in het parlement, minister van Ekonomie, Landbouw en… Media, een terrein waarop hij zich zeker de jongste jaren heeft geprofileerd.

ERIC VAN ROMPUY : Wanneer je jarenlang in het parlement met een dossier bezig bent geweest, krijg je inderdaad de ambitie om dat ook in het beleid waar te maken. Maar het is waar dat de ambitie van het ministerschap verlammend kan werken op parlementsleden, die er zich dan voor hoeden om tegen de schenen van het establishment te stampen. Ik geloof niet dat ik ooit toegevingen heb gedaan. En bovendien : il faut être un peu dangereux ; als je op een dossier wilt wegen, moet je gevaarlijk zijn. Trouwens, argumenteren is wel belangrijk, maar als je met een stelling naar buiten bent gekomen, is de partij wel verplicht om intern met jou rekening te houden. Dan is het erop of eronder, dat risico moet je nemen.

Hebt u als minister al iets geleerd wat u in het parlement nog niet wist ?

VAN ROMPUY : De Vlaamse executieve is een kollegiaal orgaan ; je moet dus je partijgenoten overtuigen, maar ook de socialisten. Dat is een hele oefening. Wat me enorm opvalt, is de lobbying. Als parlementslid werd ik nooit opgebeld door iemand die me over een of ander probleem wou spreken. Als minister word ik bestormd met problemen, zelfs al heb ik daar niets mee te maken. Men denkt dat alles alleen in de regering wordt beslist. Toch heeft het parlement meer macht dan gedacht en dan het parlement zélf denkt. Maar er zijn kuitenbijters nodig en die ontbreken. In mijn sektor, de ekonomie, wordt de macht van de minister ook beperkt door de staatsstruktuur : fiskale of sociale wetgeving, daar heb ik niets aan te zeggen. Wat mij ook zeer is opvallen, is de vraag naar subsidiëring, in alle sektoren, ook de bedrijven. Overal vragen ze me om geld. De druk om geld uit te geven, komt eigenlijk uit de samenleving. Dat er in de Vlaamse bevolking, na vijftien jaar saneren, een drang naar ontstaatsing zou bestaan, is absoluut niet waar. En tegelijk vragen sommige milieus om reglementering, andere net om deregulering. Dat is de dynamiek van al die regeringen en parlementen die erbij zijn gekomen : ze willen zich affirmeren door reglementen op te stellen.

En als minister moet u ook wat bescheidener zijn : zeggen dat Martine Tanghe zus en Tom Lanoye zo, dat doet u niet meer.

VAN ROMPUY : Dat wil niet zeggen dat ik daar niet meer achter zou staan behalve dat over Martine Tanghe, die woorden heb ik met grote deemoed ingetrokken. Maar als minister ben ik verantwoordelijk voor een hele gemeenschap en kan ik me niet meer permitteren wat ik als volksvertegenwoordiger kon, ook al maak ik daarmee niet overal vrienden. Bij de regeringsonderhandelingen vertelde voorzitter Johan Van Hecke mij dat hij telefoontjes had gekregen met de boodschap : als de CVP Media krijgt, geef dat dan toch in géén geval aan Van Rompuy !

Heeft de overheid nog wel iets te zeggen over de media ? Europa, de commercie of de technologie schijnen daar veel meer bepalend in te zijn.

VAN ROMPUY : De marges van de nationale en de Vlaamse overheid zijn inderdaad beperkt. We hebben, bijvoorbeeld, nog alle zeggenschap over het radiolandschap, maar met de technologische evolutie kan dat over enkele jaren helemaal anders zijn. Toch lijkt de nieuwe Europese televisierichtlijn weer méér ruimte te geven aan de nationale autoriteiten. Ik stel ook vast dat 80 procent van de Vlaamse kijkers naar Vlaamse zenders kijkt en vrijwel elke Vlaming naar zijn regionale televisie, stations waarop de Vlaamse overheid haar invloed kan laten gelden. Dat relativeert de idee dat we door buitenlandse mediagiganten dreigen te worden overspoeld. Media zijn een sektor waar herkenbaarheid en betrokkenheid bij de bevolking een grote rol spelen, omdat de eigen media een expressie zijn van iets waarin mensen zich terugvinden ja, ik heb het woord “volksaard” uit mijn woordenboek geschrapt. Zo geloof ik ook dat een groot publiek aanspreekbaar is voor de BRTN als publieke omroep.

Trouwens, inzake technologische vooruitgang bestaat er ook een heel grote kloof tussen de realiteit en de toekomstvisies daarover in de literatuur. Ondanks alles halen in de Verenigde Staten de drie grote broadcasting-netten in prime-time nog altijd 70 procent van de kijkers. En ervan uitgaan dat je alles maar op zijn beloop moet laten en dat de overheid er zich maar best niet mee bemoeit, is ook een filozofische houding, de liberale meer bepaald. Want je kan er, ondanks alles, wél iets aan doen. Ik pleit voor een voluntaristisch beleid, hoewel ik natuurlijk wel de beperkingen daarvan moet erkennen.

Het kabeldekreet, dat VTM heeft gecreëerd, is amper acht jaar oud en het bestaat nog nauwelijks. Had u dat in 1987 niet kunnen voorzien ?

VAN ROMPUY : In het geheel niet. Zogeheten mediaspecialisten meenden zelfs dat een commercieel station ekonomisch niet haalbaar was. André Leysen, die zijn Vum niet aan VTM wou laten participeren, is daar toch het beste voorbeeld van ? Daarom is er toen aan gedacht om dat station een overheidswaarborg te geven. Dat is niet aanvaard en in de plaats daarvan kwam het reklamemonopolie.

Voor de CVP en ook voor u had VTM vooral een politiek doel : de “rode” BRT van toen bekonkurreren. Zo heeft VTM zich toch niet ontwikkeld ?

VAN ROMPUY : De komst van VTM had zeker ook te maken met de onvrede over de invloed van de linkerzijde op de BRT. Dat was zo. Ik zie nog zó Leo Tindemans voor mij, haast met het schuim op de lippen : dat monopolie móet doorbroken worden ! Wilfried Martens en ook Gaston Geens openden het partijbureau elke week met een half uur geklaag over de BRT. Wij hebben wel de gevolgen van een commerciële zender onderschat. De drang van zo’n station om zoveel mogelijk kijkers te hebben, veronderstelt een heel ander soort televisie, met centraal daarin amusement, oppervlakkigheid, vedettisme, commercie, niet echt een voorbeeld van de kristen-demokratische kijk op de samenleving.

Maar kennelijk bestaat er ook vraag naar zo’n soort televisie, en aan die vraag werd tevoren niet voldaan ?

VAN ROMPUY : Jazeker, en VTM is als commerciële zender dan nog van hoog niveau, zeker niet zo vulgair als VT4 soms is. Maar de impact van de commerciële zender de beperking tot het sensationele, het onmiddellijke strekt heel ver, tot in andere media, zie Het Laatste Nieuws of Het Nieuwsblad. Er is steeds minder ruimte voor reflektie, diepgang, nuance. Maar inderdaad, daar bestaat ook vraag naar. De media drukken slechts uit wat in de samenleving leeft.

In uw beleidsbrief legt u een direkt verband tussen het beschermen van de eigen taal, de eigen kultuur en de eigen media. Welk station ook bij de Vlaamse kijker sukses wil hebben, zal dat toch in het Nederlands moeten doen ?

VAN ROMPUY : VT4 is toch al een eerste waarschuwing. Dat media ook in handen zijn van eigen Vlaamse mensen, de Vlaamse verankering, is toch erg belangrijk voor het doorgeven van de eigen kultuur. VT4 is veel meer Angelsaksisch. Vandaar het belang van de openbare omroep ik ben nu helemaal doordrongen van de openbare omroep [lacht].

Wat bedoelt u dan met de “kwaliteit”, die u als sleutelbegrip voor de BRTN voorstelt ?

VAN ROMPUY : Dat moet ingevuld worden door de programmamakers zelf. Wij moeten niet definiëren wat een kwaliteitsvol programma is. Wij hebben met de Vlaamse raad daarvoor een mission statement opgesteld, waarin wij informatie en kultuur als een prioriteit voorstellen, met kwaliteit in inhoud, vorm en taalgebruik. De openbare omroep moet daarmee een wezenlijke bijdrage leveren tot de pluralistische opinievorming in Vlaanderen. Om te vermijden dat de BRTN een gettozender zou worden, moeten rond die centrale opdracht andere programma’s worden voorzien, in een mix die een groot publiek kan aantrekken. Nu moet je al een held zijn om een programma als Ter Zake te bekijken. Als norm stellen wij daarvoor bijvoorbeeld : eigen kwalitatief hoogstaand drama, idem voor ontspanning. Daarbij hebben wij meetbare doelstellingen uitgewerkt : we stellen een standaardnorm voor het publiek dat naar de informatieprogramma’s kijkt en het is aan de BRTN om die norm te halen. Hoe dat konkreet moet, dat moeten de programmamakers uitmaken. Het tekent de nieuwe generatie politici dat wij alleen een standaard formuleren, maar niet meer de pretentie hebben om daar konkreet inhoud aan te willen geven.

Nu moet blijken dat het de politiek ernst is om zich niet meer te bemoeien met programmering of personeelsbeleid.

VAN ROMPUY : De gedelegeerd bestuurder moet voortaan zelf zijn direktiekomitee samenstellen en voorleggen aan de raad van bestuur ; heel het middenkader wordt door het direktiekomitee benoemd, niet door de raad van bestuur, die tevoren altijd wel naar politieke doseringen streefde. De jongste jaren heeft de politiek zich al heel weinig bemoeid met de BRTN, hoewel er een politieke verkaveling was ingevoerd die een eigen leven bleef leiden. Door die verzuiling kon het instituut niet meer naar behoren funktioneren. Die nieuwe kultuur, waar iedereen om vraagt, ook de vakbonden, moet afstralen op het geheel van het bedrijf.

Het spreekt wel vanzelf dat een openbare omroep zich moet kenmerken door pluralisme. Maar moet ook het kultuurpakt daarom van toepassing zijn op benoemingen en bevorderingen ? Het arbitragehof heeft in alle geval in 1993 de voorrang van het individuele gelijkheidsprincipe vastgelegd. Het kultuurpakt is wel nog van toepassing op de samenstelling van de raad van bestuur, daar kunnen we niet buiten. Of het direktiekomitee op een gedepolitizeerde manier tot stand kan komen, zal nu de test zijn. Anders is de hervorming mislukt.

De “derden” bijvoorbeeld, de propaganda-uitzendingen van politieke, ideologische en sociale klubs blijven die ? De BRTN ervaart die als een struikelblok in de programmering.

VAN ROMPUY : Ook daarin tekent zich een evolutie in de geesten af. Zelfs volgens Nelly Maes (VU) is het noodzakelijk dat in een openbare omroep meningen aan bod kunnen komen, die méér zijn dan een flits van vijftien sekonden in het journaal. Opinievorming heeft te maken met partijen, socio-ekonomische, kulturele, religieuze, levensbeschouwelijke en andere organizaties. De openbare omroep moet ruimte scheppen voor die opinievorming in Vlaanderen. De huidige formule van de “derden” heeft misschien zijn beste tijd gehad, maar binnen de normale programmatie van een openbare omroep zouden die meningen toch ook aan bod moeten komen.

Dat behoort toch al tot de ruime informatie-opdracht ?

VAN ROMPUY : Ja, maar als bijvoorbeeld de kerk in het nieuws komt, gaat het over de paus die iets zegt over Aids, monseigneur Gaillot over het priesterschap of die pastoor van Huizingen die een boek publiceert. Maar het religieuze omvat niet alleen de konflikten, maar ook de boodschap als zodanig. Dat is ruimer dan alleen het element nieuws. Die opinies, meningen, overtuigingen moeten een plaats krijgen. In een demokratische maatschappij moet die variëteit van meningen tot uiting kunnen komen. De uitdaging is dan : hoe kunnen die meningen, naast het loutere nieuws, een forum krijgen ? Dat moet voor mij de diskussie over de derden worden en bij de voorbereiding van het maxidekreet willen wij daarover met de nieuwe leiding overleggen.

Na het minidekreet beoogt het maxidekreet een optiek op lange termijn. Wat wil u daarin konkreet inschrijven ?

VAN ROMPUY : Het zal in alle geval mijn laatste BRTN-dekreet zijn. Nu stellen we de taak duidelijk, maken we de nieuwe top mogelijk en versterken we de beslissingskapaciteit van de zender. De volgende operatie moet de flexibiliteit van de zender echt mogelijk maken, door er een NV naar publiek recht van te maken, te werken met een beheersovereenkomst in plaats van met een meerjarenplan zoals nu, door na te denken over het statuut van het personeel, enzovoort.

De prioriteiten die u oplegt, slaan ook op de duurste programma’s, zoals informatie of kwaliteitsvol eigen drama. Kan u de nieuwe manager garanderen dat hij voldoende geld krijgt om zijn opdracht uit te voeren ?

VAN ROMPUY : Of de taakstelling zoveel meer zal kosten, zal nog moeten blijken. Eén van de belangrijkste opties die de nieuwe gedelegeerd bestuurder zal moeten maken, is of hij met één of twee netten werkt. In het dekreet staat nergens dat dit met twee netten moet. Dat wordt één van de belangrijkste opties, ook rekening houdend met de ervaring van VTM met Ka2. Het McKinsey-rapport over de BRTN opent ook de piste van een samenwerking tussen TV2 en Ka2 voor de evenementen. Er is ook de BBC-stelling : 30 procent van de programma’s wordt herhaald. De nieuwe direktie moet dus nadenken over netprofilering, samenwerking met anderen, repeats,… Die opties moeten nog worden genomen.

Hoeveel de hervorming precies zal kosten, valt absoluut niet in te schatten. Ook McKinsey stelt de vraag : wat met de technische diensten, moet er worden geprivatizeerd, met welk ritme worden de hervormingen doorgevoerd, wat zal het personeelsstatuut zijn ? Dat moet allemaal nog worden ingevuld. Het ene zal meer kosten, het andere minder. In 1998 zal de omroep, mét reklame en sponsoring, over tien miljard frank beschikken. Dat is een verdubbeling op tien jaar tijd. Ik geloof niet dat de politieke wil bestaat om die middelen nog eens over een periode van vijf of tien jaar te gaan verdubbelen. De executieve heeft zich daar nog niet over uitgesproken, maar ik geloof niet dat moet worden gerekend op een substantiële verhoging van de dotatie. Dat zou binnen de Vlaamse begroting ook niet haalbaar zijn. Maar ook daar wachten we op de nieuwe leiding en dat is ook het originele van onze benadering om te zien welke kant zij met die omroep uitwil. Pas dan zullen we de juridische en financiële gevolgen kunnen overwegen.

Het is vrijwel zeker dat het reklame-monopolie van VTM zal verdwijnen. Hoe kan u dan de doelstellingen ervan de leefbaarheid van de commerciële televisie en de pluriformiteit van de schrijvende pers nog realizeren ?

VAN ROMPUY : De levensvatbaarheid van de Vlaamse commerciële TV, dat is de hele diskussie over de nieuwe Europese regelgeving. Bijvoorbeeld, over de vraag aan welke wetgeving VTM en VT4 zijn onderworpen, want nu is daar sprake van deloyale konkurrentie. Wij hebben de ambitie om de zenders die zich richten tot de Vlaamse gemeenschap onder onze kontrole te brengen. Wat de schrijvende pers betreft, ben ik tot de konklusie gekomen dat de direkte steun aan de kranten, nu 35 miljoen frank, kan worden opgeheven. De kranten die belangrijk zijn in de opinievorming, zitten ingebed in grote groepen ; De Morgen maakt deel uit van De Persgroep, Het Volk is nu een onderdeel van de Vum. We kunnen dus, inzake opinievorming, geruster zijn dan enkele jaren geleden. Die grote groepen zijn blijkbaar bereid de onafhankelijkheid en de originaliteit van de redakties te blijven respekteren. Dat is een evolutie ten goede.

Toch blijft de ekonomische logika, waar de u dierbare De Nieuwe Gids het voorbeeld van is : als het teveel kost, blijven die grote groepen daar geen geld in stoppen.

VAN ROMPUY : De Nieuwe Gids was geen opinie meer, omdat niemand dat nog las. Maar waarom kan De Morgen zich handhaven ? Omdat die krant dynamisch is en meer lezers aanttrekt. De subsidiëring van de pers is geen goede formule. De 35 miljoen die we gaan schrappen, zullen we voor iets anders gebruiken : het bevorderen van de leeskultuur, de vorming van journalisten, advertenties van de overheid. De mediagroepen gaan hun eigen weg, terwijl de trend toch is om de redakties meer autonomie te geven. Verkoopcijfers zullen natuurlijk altijd belangrijk zijn ; het heeft geen zin om een krant in stand te houden voor duizend lezers.

Marc Reynebeau

Eric Van Rompuy : “Ik ben nu geheel doordrongen van de publieke omroep. “

Het feestje van Ka2 : nadenken over een samenwerking met TV2.

De leiding (direkteur-tv Jan Ceuleers en chef nieuwsdienst Kris Borms) : zoeken naar een nieuwe direktie.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content