De buitensporige vergoeding van Jan Coene bij weefgetouwenproducent Picanol is niet alleen een economisch, maar ook een politiek probleem.

I t must be the building. De redactie van The Wall Street Journal kon enig leedvermaak niet onderdrukken toen het vorige week lucht kreeg van de tribulaties aan de top van de Ieperse weefgetouwenfabrikant Picanol, het bedrijf dat hoofdkwartier houdt in de gebouwen van het inmiddels failliete spraaktechnologiebedrijf Lernout & Hauspie. Gedelegeerd bestuurder Jan Coene bleek voor zichzelf een nogal riante vergoeding te hebben bedongen, waar nauwelijks iemand binnen het bedrijf weet van had.

Coene kwam op de managersstoel bij Picanol in maart 2001. De wereldspeler in weefgetouwen keerde hem drie jaar lang een vaste vergoeding uit van 1,25 miljoen euro bruto, plus een variabele vergoeding uitgedrukt in een percentage van de beurswaarde van Picanol. Dáárvan waren het remuneratiecomité en de raad van bestuur op de hoogte. Wat ze niet wisten, is dat bestuurder Patrick Steverlynck Coene ook een stevige startpremie had beloofd, waardoor Coenes brutojaarloon de jongste drie jaar tussen de zeven en de acht miljoen euro schommelde. Dat is, zeker naar Belgische normen, behoorlijk riant. Het consultancybureau Hay concludeerde vorig jaar na een rondvraag bij Belgische bedrijfsleiders dat een manager van een bedrijf uit de BEL20-beursindex tussen de 0,8 en de 1,4 miljoen euro bruto per jaar opstrijkt – omgerekend negentien keer het gemiddelde loon van zijn werknemers.

Toch is het spijtig dat de discussie zich op de omvang van Coenes salaris lijkt toe te spitsen. Want eigenlijk gaat het daar helemaal niet om. Een contract is een overeenkomst tussen twee partijen. Niemand kan Coene aanwrijven dat hij voor zichzelf het onderste uit de kan heeft willen halen. Bovendien is hij vooral royaal betaald omdat hij de marktwaarde van Picanol naar de sterren heeft doen schieten, en ook dat kan geen aandeelhouder hem verwijten. En toch zit er in het hele dossier iets grondig fout. Coene heeft zijn ruime salaris namelijk ergens in het schemerduister bedongen, met enkel familiaal aandeelhouder Patrick Steverlynck als toehoorder. En het eindresultaat van de onderhandelingen is nooit meegedeeld aan het remuneratiecomité, laat staan dat het zwart op wit in het jaarverslag zou zijn verschenen. En dát kan natuurlijk niet bij een beursgenoteerd bedrijf.

Wie het zo bekijkt, merkt hoe het dossier-Coene een van de belangrijkste lacunes van het Belgische bedrijfsleven blootlegt. Openheid over de salarissen van topmanagers, hun bonussen en hun ontslagvergoedingen staat in de hele industriële wereld hoog op de agenda. Ook politiek, trouwens: in Nederland hekelde ex-premier Wim Kok vorig jaar nog uitgebreid de ‘exhibitionistische zelfverrijking’ van de Nederlandse bedrijfsbonzen, en ook de Europese Commissie probeert met man en macht meer openheid over de vergoedingen van bedrijfsleiders door te drukken. Alleen, België wil niet mee. De bedrijven niet – enkel Euronext Brussel, enkele banken en een paar multinationals vermelden zwart op wit welke topsalarissen ze hun topmanagers uitbetalen – en de politiek evenmin.

Drie jaar geleden pleitten de VLD’ers Paul De Grauwe en Vincent Van Quickenborne in een wetsvoorstel voor meer openheid over de lonen van managers van beursgenoteerde en overheidsbedrijven. Het voorstel raakte wel door de Senaat, maar werd afgeschoten door de Kamer. Inmiddels hebben Luc Willems en Patrik Vankrunkelsven het in herwerkte vorm ingediend, maar nu steigert de bedrijfswereld.

De verzamelde managers hebben namelijk besloten dat ze de probleempjes liefst binnenskamers oplossen. Ze hebben er de commissie-Lippens voor opgericht, genoemd naar haar voorzitter, de voorzitter van Fortis. Maurice Lippens en co moeten de regeltjes vastleggen voor deugdelijk bestuur, en elk bedrijf belooft op zijn communiezieltje om die erecode dan minutieus te volgen. Een klein kind kan zien dat het niet, of in elk geval niet goed zal werken. Ex-Picanol-baas Jan Coene maakt deel uit van het clubje Vlerick- boys dat de top van zoveel Belgische bedrijven bevolkt, en dat zo graag pleidooien over deugdelijk bestuur afsteekt.

Maar het verborgen tekengeld van Jan Coene zou nooit aan de oppervlakte zijn gekomen zonder een familieruzie tussen de nazaten-Steverlynck, de telgen van de stichter van Picanol, die nog steeds 20 procent van de aandelen in handen hebben. Een duidelijker bewijs is niet denkbaar: méér openheid over de lonen van topmanagers in beursgenoteerde bedrijven krijg je enkel als je die transparantie wettelijk verplicht.

Frank Demets

Het gaat niet om de omvang van Coenes salaris, maar om de wijze waarop hij het heeft bedongen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content