Bij zijn tweede bezoek aan Congo verzeilde minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht weer in een ernstige rel. Ondertussen weet niemand nog wanneer er in het land verkiezingen zullen komen. Een bericht uit Congo.

‘Geen enkele Congolees moet mij komen vertellen wie ik moet ontslaan, zelfs president Joseph Kabila niet’, reageerde een norse minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht (VLD) op het feit dat de Congolese president hem zeven uur had laten wachten voor hij hem wilde ontvangen.

Kabila toonde zich verbolgen over een ongelukkig curriculum vitae van hemzelf dat in de persmap was gesukkeld die ter gelegenheid van De Guchts bezoek was uitgedeeld. In het document werd verwezen naar hardnekkige geruchten over zijn afkomst, zoals het verhaal dat Laurent-Désiré Kabila niet zijn echte, maar zijn adoptievader was, en zijn echte vader zou hebben laten vermoorden.

De krant Le Soir publiceerde uittreksels uit dit document, dat De Gucht aanvankelijk afdeed als wat het in feite ook was: een domme fout van een ambtenaar. Maar hij weigerde de man, die zich in de nieuwjaarsperiode hard had ingespannen om de gevolgen van de tsunamiramp in Azië op te vangen, te laten vallen.

Het gesprek met Kabila kwam er uiteindelijk toch. Het verliep moeizaam, met minutenlange momenten waarop iedereen naar het plafond zat te staren. De president verweet de minister geen gevoel te hebben voor Congolese aangelegenheden. De Gucht liet staalhard weten dat hij, als hij nog eens uren op een onderhoud moest wachten, niet meer naar Congo’s hoofdstad Kinshasa zou komen. Maar finaal werden de plooien glad- gestreken en beschouwden de Congolezen het incident als gesloten. De Gucht en Kabila wisselden zelfs privé-gegevens uit om meer rechtstreeks contact met elkaar te kunnen hebben.

Daarmee was de kous echter niet af. Een verbolgen De Gucht viel de boodschapper aan, de journaliste van Le Soir die het bericht had gebracht. Hij zag in haar publicatie een geënsceneerd manoeuvre om hem bij de Congolezen in diskrediet te brengen. En hij zag communautaire mtieven: Franstalige journalisten die een Vlaamse minister willen desavoueren.

Een spookbeeld dat ongetwijfeld mee ingegeven is door de opvallende rol die (de Franstalige) minister van Ontwikkelingssamenwerking Armand De Decker (MR) in Congo speelt. De Decker begint zich daar steeds meer te gedragen als een minister van Ontwikkelingssamenwerking én Buitenlandse Zaken. Tijdens zijn laatste bezoek aan Kabila, twee weken geleden, verzocht hij ambassadeur Johan Swinnen aan het einde van het gesprek zelfs om hem alleen te laten met de president – een hoogst ongebruikelijke demarche.

Vervolgens zou hij bij Kabila een aantal politieke thema’s hebben aangekaart, zou hij zichzelf hebben voorgesteld als go-between tussen Kabila en de Rwandese president Paul Kagame, en zou hij zich hebben geprofileerd als voorstander van de ontplooiing van een Afrikaanse vredesmacht in Oost-Congo. Een door veel waarnemers als volslagen onrealistisch gelabeld idee, zeker omdat er al een internationale vredesmacht in Oost-Congo is.

Tegelijk is het een nogal ongelukkig initiatief, omdat ons land sterk investeert in de opleiding van Congolese brigades die voor stabiliteit moeten zorgen. Congolese brigades die in ruil voor de Belgische opleiding door hun overheid betaald worden – de meeste Congolese soldaten krijgen geen soldij en blijven dus een onvoorspelbare factor. De eenmaking van het Congolese leger is trouwens een sleutelpunt in het vredesproces, omdat ze moet vermijden dat de vroegere rebellenchefs zich na een eventuele verkiezingsnederlaag zouden terugtrekken op hun oude machtsbasis. Er wordt zelfs al geopperd om Congolese schulden kwijt te schelden in ruil voor het uitbetalen van soldij.

Kabila luisterde geïnteresseerd naar De Decker. Zoals Kabila ook geïnteresseerd luisterde naar De Gucht. De tweespalt tussen de boodschappen van beide excellenties zal ongetwijfeld nadelig zijn voor onze diplomatieke inspanningen. Na de vervanging van Louis Michel (MR) door De Gucht, en van ambassadeur Renier Nijskens, die het vredesproces mee in de steigers zette en daardoor een grote autoriteit had, door de nochtans ervaren Swinnen, is het soortelijk gewicht van ons land in de commissies die de Congolese overgangsregering adviseren en de verkiezingen voorbereiden, sterk gedaald. Vooral Frankrijk trekt nu aan de koordjes.

Groeiend politiek toerisme

‘Ik denk dat dit overdreven is’, countert De Gucht. ‘Ik zie nergens een sterke Franse hand, en ik zie dat wij nog altijd onze mening laten horen en in staat zijn de visies van anderen bij te sturen. Onze inspanningen in het opleiden van legerbrigades worden sterk gewaardeerd. Experts van de haven van Antwerpen beginnen binnenkort aan de heropbouw van de haven van Matadi, en hebben een vetorecht over initiatieven die ter zake genomen worden. En onze rol in het verkiezingsproces wordt alom geapprecieerd.’

De Gucht geeft wel toe dat ambassadeur Swinnens inwerkproces in de interne Congolese keuken drastisch wordt verstoord door de tijd die hij moet steken in de organisatie van het groeiende politieke toerisme naar Congo. Om de haverklap wil er wel een politieke delegatie langskomen, dikwijls zonder duidelijke bedoelingen – Congo is natuurlijk een mooi en boeiend land. Er zullen maatregelen komen om die praktijk aan banden te leggen, zodat onze diplomaten zich weer meer kunnen bezighouden met het opvolgen van het Congolese vredesproces.

Dat Kabila een meester is in het tegen elkaar uitspelen van politieke tegenstanders, bewijst hij door de manier waarop hij zich op (eventuele) verkiezingen voorbereidt. Bevoorrechte waarnemers gaan ervan uit dat hij de verkiezingen niet kán verliezen. Hij heeft de voorbije maanden zo gemanoeuvreerd dat de posities van zijn voornaamste tegenstanders, de vice-presidenten Jean-Pierre Bemba van de MLC en Azarias Ruberwa van de RCD/Goma, sterk verzwakt zijn.

Door een handige herschikking van zijn regering, waarbij hij – inspelend op De Guchts commentaren tijdens zijn vorige doortocht in Congo over de onbekwame leiders die hij had ontmoet – een aantal ministers verving, dwong hij de twee vice-presidenten in het defensief. Beiden trokken zich terug op hun respectievelijke uitvalsbases met dreigementen om het vredesproces op te blazen, maar kwamen met hangende pootjes terug naar Kinshasa zonder dat ze genoegdoening hadden gekregen.

Bemba en Ruberwa fixeren zich nu op de post van eerste minister in een alliantie met Kabila als president. Momenteel zouden de kaarten voor Ruberwa iets beter liggen. Als Kabila Ruberwa als eerste minister kiest, zou hij door de connecties van de RCD/Goma met het kleine maar machtige buurland Rwanda toenadering tot Kagame kunnen bewerken – wat de rust in Oost-Congo ten goede zou komen.

Wat er dan met Bemba zal gebeuren, is een raadsel. De positie van de MLC is wankel geworden doordat een groots geplande manifestatie in Kinshasa amper mensen mobiliseerde. Kabila zou ook bezig zijn de oorspronkelijk hechte band tussen Bemba en zijn rechterhand Olivier Kamitatu, momenteel voorzitter van het Congolese parlement, te breken.

Kwatongen beweren zelfs dat er in presidentiële kringen openlijk over gespeculeerd wordt dat Bemba, als hij geen politieke functie van betekenis meer zou hebben, door het Internationaal Strafhof in Den Haag beschuldigd zou worden van kannibalisme en andere oorlogsmisdrijven, waardoor hij helemaal buitenspel wordt gezet. In het slechtste geval zouden ze hem aanvallen in zijn uitvalsbasis Gemena, in de Evenaarsprovincie. Nu al worden zoveel mogelijk troepen van de MLC naar het oosten van Congo gestuurd, iets waar Bemba graag op ingaat om terug in een goed blaadje te komen bij Kabila.

Verkiezingsdatum als fetisj

‘Een van de belangrijkste zaken die wij moeten realiseren, is het sensibiliseren van de politieke leiders en hun partijen om de uitslag van de verkiezingen te aanvaarden’, stelt Apollinaire Malu Malu, een kleine man met een jongensachtig gezicht die voorzitter is van het comité dat de verkiezingen voorbereidt, en die in Congo – terecht – grote autoriteit geniet. ‘We moeten vermijden dat iedereen vlak na de verkiezingen de overwinning claimt, zonder dat er cijfers bekend zijn. En we moeten vermijden dat de verliezers zich uit het vredesproces terugtrekken om opnieuw oorlog te gaan voeren. We moeten mensen leren te aanvaarden dat anderen een andere mening kunnen hebben. En dat dat niet noodzakelijk slecht is.’

De organisatie van de verkiezingen dreigt een nachtmerrie te worden. Ze waren oorspronkelijk gepland voor 30 juni, maar Malu Malu stelde ze uit – hij heeft het wettelijke recht om dat te doen – en hoedt zich voor het voorstellen van een nieuwe datum. ‘Wij proberen in simulaties allerhande scenario’s uit, maar pas als we zeker zijn dat we een datum kunnen halen, zullen we die bekendmaken. We willen geen valse verwachtingen creëren. Iedere partij, vooral in de oppositie, goochelt nu met haar eigen verkiezingsdatum als fetisj. Maar we kunnen niet leven in een land waar iedereen zijn eigen wetten verzint.’

Vóór de verkiezingen moeten de tientallen miljoenen kiesgerechtigde Congolezen geregistreerd worden. Voorlopig hebben alleen hooggeplaatste legerofficieren een registratiepasje. Maar legerofficieren zullen niet mogen kiezen. En de pasjes voor de burgers zijn nog altijd niet geleverd. Er moeten ook maatregelen komen om de verkiezingen eerlijk te laten verlopen. De vredesmacht van de Verenigde Naties, die zal moeten toezien op een vlot verloop, vraagt nu al extra geld voor het inhuren van helikopters om overal in het gigantische land de veertigduizend stembussen te gaan ophalen – een grote onkostenpost die in het oorspronkelijke plan vergeten was.

‘Het Congolese volk zit echt te wachten op deze verkiezingen’, meent Malu Malu. ‘Voor de eerste keer zal het zelf iets te zeggen hebben over zijn politici; voor de eerste keer zal er een regering met legitimering van het volk aan de macht komen. Iedereen hoopt dat er zo eindelijk een duurzame basis voor een ernstige socio-economische ontwikkeling zal worden gelegd.’

Malu Malu heeft soms angst voor de vele obstakels die voor hem liggen: ‘Maar ik leef al sinds 1996 in een land in oorlog, en ik heb geleerd mijn vrees te overwinnen. We moeten iets wagen voor de toekomst. Het kan er alleen maar beter op worden.’

Er zijn kleine tekenen dat het beter gaat in Congo. Op de grote markt van Kinshasa, waar nog altijd massaal goederen te koop zijn, wordt af en toe het vuilnis geruimd en wordt hier en daar een put in een weg dichtgegooid. De recyclagemarkt bloeit er als nooit tevoren. Vanaf de steiger van de succesvolle Belgische hulporganisatie C.D.I. Bwamanda is de drukke activiteit in de haven te zien. Er is weer normaal transport over de rivieren mogelijk. C.D.I. Bwamanda voert probleemloos koffie en maïs uit het binnenland aan, en de verkoop in binnen- en buitenland loopt vrij vlot.

In de stad zelf heerst nog altijd vooral anarchie. Overal staan bordjes met namen van vastgoedkantoren die stukjes grond te koop aanbieden. Maar veel mensen beginnen zomaar ergens te bouwen, liefst op overheidsgrond en in steen, want dat voorkomt gemakkelijke afbraak. Echte investeringen blijven echter uit. ‘Het wachten op de verkiezingen werkt verlammend’, zegt een Belgische handelaar. ‘Iedereen houdt nog altijd rekening met een slechte afloop. Iedereen weet dat macht zich in Congo meteen vertaalt in geld. Vooral de verliezers zullen zich die eenvoudige regel herinneren.’

De grootste portie bonen

Ondertussen wordt stilaan duidelijk hoe de kiescampagne zal lopen en wie daarbij aan het langste eind zal trekken. Want alles zal om geld draaien, om wie zoveel mogelijk mensen aan zich kan binden. ‘De arme mensen – en dat is de meerderheid van de Congolezen – zullen stemmen voor de persoon die hen de grootste portie bonen geeft’, schampert Gauthier Mulume van de ngo Humanité Nouvelle die straatkinderen opvangt. De man koestert evenmin de hoop dat de verkiezingen op korte termijn veel zullen veranderen: ‘Als onze huidige politici het goed met ons zouden menen, zouden we nu toch al wat verbetering moeten zien, want geen enkele regering heeft ooit meer buitenlandse steun gekregen dan deze. Maar we zien nog altijd geen verandering. Dus vrees ik dat het nog minstens tien jaar zal duren voor het misschien wat beter zal gaan.’

Aangezien president Kabila de meest rechtstreekse toegang tot de staatskas heeft, twijfelt niemand eraan dat hij de beste kansen heeft om te winnen. Waarnemers noteren nu al verrassende zaken. Zoals het uitdelen van motoren en fietsen in ruil voor ontwapening, een proces dat in principe in de vredesinspanningen kadert, maar dat omgebouwd wordt tot een gesubsidieerde verkiezingsstunt. Ook de kerken beginnen ineens subsidies te krijgen. Meer dan een derde van de Congolezen gaat wekelijks naar een of andere mis, dus zijn priesters gedroomde campagnevoerders. Er doen ook vreemde verhalen de ronde over verkiezingssponsoring door de twee grote mobiele-telefonienetwerken (Vodacom en Celtel), die in ruil voor hun inspanningen minder zouden moeten betalen voor concessies.

In de drie steden die De Gucht naast Kinshasa nog kort bezocht, heerst weinig animositeit voor de verkiezingen. In Kisangani werd er vooral hard met de Congolezen gelachen, omdat ze geen trap vonden om de minister en zijn gevolg op een normale manier uit het regeringsvliegtuig te laten stappen. Helaas werd er niet op dezelfde manier gelachen met het feit dat op minder dan een week tijd drie C-130’s van het Belgisch leger in of op weg naar Congo in panne vielen – een gebeuren dat De Gucht zelfs na enig aandringen niet noopte tot oprispingen over de kwaliteit van Belgische leiders zoals minister van Defensie André Flahaut (PS).

In Goma, waar nog bijna elke nacht schoten vallen, werd druk gespeculeerd over mechanismen om de verkiezingen te vertragen of onmogelijk te maken. De RCD/Goma zou overwegen de registratie van kiezers te boycotten als niet eerst bijna vijftigduizend Congolese vluchtelingen uit het buitenland zijn teruggekeerd. In Bunia, in Noordoost-Congo, dreigen de verkiezingen uit te draaien op een etnische census, waarbij iedereen gewoon op de partij van zijn eigen stam zal stemmen. Nu al worden alle politieke initiatieven er etnisch ingekleurd. Politici hebben er nog meer dan elders bescherming nodig.

In Bunia had De Gucht een kort contact met soldaten van de Congolese brigade die door Belgische militairen is opgeleid. Hij leek onder de indruk, hoewel een van hun jeeps bijna zijn zoon Jean-Jacques tegen een betonblok plette. Hij was ook onder de indruk van een onverwacht gesprek met enkele vluchtelingen, van de doffe blik in de ogen van deze mensen.

De Gucht krijgt regelmatig het verwijt dat hij veel te weinig contact heeft met de civiele maatschappij in Congo, en dat hij op officiële recepties veel te weinig moeite doet om te luisteren naar mensen die hem worden voorgesteld. Maar hij schijnt zich van het probleem bewust te worden: ‘Misschien moet ik de volgende keer wel langer in het Congolese binnenland vertoeven. Daar leer ik meer van het Congolese leven dan in de salons van Kinshasa.’

Iets waar de Congolese gezagsdragers weer niet gelukkig mee zullen zijn. Want die houden hun gesprekspartners graag in hun stadstaat Kinshasa. Daar hebben ze meer controle.

Door Dirk Draulans

Kabila is een meester in het tegen elkaar uitspelen van politieke tegenstanders.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content