De leraar van Bart Koubaa is een bom van een boek, en zou wel eens zijn definitieve doorbraak kunnen betekenen. Een gesprek over uitgebluste leerkrachten, onverschillige ’taalgevangenen’ en de grenzen van de moraal.

‘Ik zou niet graag voor een klas willen staan.’ Bart van den Bossche, die als schrijver door het leven gaat als Bart Koubaa (°1968), heeft verbeeldingskracht genoeg om zich te kunnen voorstellen hoe het er toegaat in de modale beroepsschoolklas. Dat hij al bijna tien jaar deeltijds administratief bediende is in het Gentse avond-onderwijs helpt natuurlijk ook. En dat zijn vrouw Laila in verschillende schooltypes en regio’s les heeft gegeven, was eveneens mooi meegenomen. Trouwens, als vader van twee kinderen – Ramón van bijna twee, die naar de crèche gaat, en Luna van bijna zes – heeft hij dagelijks met onderwijs te maken. Stof genoeg dus voor Koubaa om van het onderwijs het centrale thema van De leraar te maken. In 120 fragmenten borstelt Koubaa het Sodom en Gomorra van het Vlaamse onderwijs. Maar eigenlijk gaat De leraar, Koubaas vierde roman, over veel meer dan onderwijs alleen. Het is een boek over de grenzen van de menselijke moraal. En zoals altijd bespeelt hij met verve zijn lievelingsthema’s: de fotografie, de neurologie en Japan.

Koubaa is een van die zeldzame Vlaamse auteurs die met elke nieuwe roman zichzelf uitvindt. Toen hij negen jaar geleden met Vuur debuteerde, bracht hij een warme, genereuze vertelling over een zigeunerfamilie. Lucht (2005) was het tegendeel van zijn eersteling. In een uitge-puurde, strakke stijl liet hij het Japan van de samoerai en haiku’s de revue passeren, maar ook het Japan van de atoombom. In Het gebied van Nevski (2007) schoof hij neurologie en literatuur in elkaar tot een bizarre, associatieve vertelling van een hoofdpersonage dat begint te delireren op het moment dat hij door het ijs zakt. Deze keer heeft hij voor het onderwijs gekozen, en laat hij De Kraai aan het woord, een uitgebluste leraar Nederlands die al bijna zevenentwintig jaar lesgeeft op een beroepsschool waar automechanica en lassen worden onderwezen en waar het merendeel van de allesbehalve gemotiveerde scholieren van allochtone oorsprong is. Uiteraard loopt een en ander faliekant af, maar toch ook weer niet helemaal. Want de verzuurde protagonist blijkt een geperverteerde idealist. Maar in het begin van het boek overheerst de tristesse van de leraar die tegen de bierkaai vecht.

‘Veel leerkrachten gaan eraan onderdoor, veel gezinnen sneuvelen’, aldus De Kraai. Is het echt zo erg gesteld met onze leerkrachten?

Bart Koubaa: Er heerst heel veel ongenoegen bij de leerkrachten, én bij de scholieren. Ik wou een geëngageerd boek schrijven om die frustraties te ventileren. Er zijn bijvoorbeeld veel echtscheidingen of problemen thuis bij leraars, en ook het alcoholisme is meer en meer een probleem. Dat wordt trouwens niet langer ontkend, want er werden specifieke diensten opgericht om depressieve of alcoholistische leerkrachten op te vangen.

U suggereert dat leraars overbevraagd zijn. ‘Ik kan jullie inderdaad leren wat een lijdend voorwerp is, niet hoe een mens te zijn’, aldus het moegetergde hoofdpersonage tegenover zijn beroepsleerlingen.

Koubaa: Hij is opgebrand en verzuurd, en beperkt zich tot zijn basistaak. Veel heeft te maken met het gebrekkige taalniveau van de allochtone leerlingen in het beroeps- en technisch onderwijs. Eigenlijk horen velen van die leerlingen thuis in andere onderwijsniveaus. Ze zitten hun tijd te verprutsen omdat ze wat ze allang weten niet in adequaat Nederlands gezegd krijgen.

U noemt hen ’taalgevangenen’.

Koubaa: Precies. Ik denk dat leerplicht vanaf tweeënhalf jaar veel problemen zou kunnen voorkomen. Ook voor anderstalige nieuwkomers zou een taalbad van ten minste twee jaar een stap in de goede richting zijn. Nu worden veel kinderen lang thuis gehouden, vaak vanwege culturele verschillen, en ze komen pas vanaf hun vijf of zes jaar op school. En dan beginnen de problemen. Ze spreken nauwelijks Nederlands en trekken zich met hun Turkse of Marokkaanse vriendjes in een getto terug. Bij Luna op school, waar er een mix van culturen rondloopt, mag er niets anders dan Nederlands gesproken worden, ook op de speelplaats. Daardoor maakt mijn dochtertje geen onderscheid tussen autochtonen en allochtonen, want iedereen spreekt dezelfde taal. Dat is gezond. Terwijl in concentratiescholen, waar de allochtonen onder elkaar zijn, de beheersing van het Nederlands te wensen overlaat. Met alle gevolgen van dien dus. Tegelijk: hoe zouden we zelf zijn als we zouden emigreren?

Nederlands als vak bestaat in het beroepsonderwijs niet meer.

Koubaa: Klopt. Dat heet tegenwoordig Project Algemene Vakken. Het is zelfs zo ver gekomen dat leerlingen hun eigen handschrift niet meer kunnen lezen. Begin in het onderwijs dus met hervormingen aan de basis, en leer onze scholieren opnieuw Nederlands. Want zonder taal werkt niets. Veel leerlingen zijn door hun gebrekkige Nederlands niet meer in staat om genuanceerde ideeën te formuleren. Ze hebben die ideeën wel, maar ze zijn simpelweg niet capabel om die tot uiting te brengen. Ze blijven gevangen in slang, een soort raptaaltje, of in de taal van hun moederland. En dat zorgt bij hen voor veel frustraties. Leraars worden het op de duur ook beu om alles voor de vierde of vijfde keer uit te leggen. Begrijpelijk.

‘Leerlingenaantallen zijn voor een school even belangrijk als kijkcijfers voor een televisiezender.’ Heeft dat ook te maken met de malaise in ons onderwijs?

Koubaa: Als de verificateur komt, die de leerlingenaantallen moet controleren, is het alle hens aan dek. Er wordt voortdurend gerekend op al dan niet reële aanwezigheden van leerlingen om de werkgelegenheid van de leerkrachten op peil te houden. Leerlingen worden dus op de eerste plaats als klanten bekeken die voor jobs zorgen. Het komt eropaan om zoveel mogelijk leerlingen aan te trekken, kwestie van subsidies binnen te rijven. En dat leidt dan tot gefoefel: afwezige of spijbelende leerlingen worden toch als aanwezig gemarkeerd en leerlingen schiften is uit den boze. Voor ADHD-leerlingen krijg je als school meer subsidies. Hoeft het te verbazen dat er plots veel meer leerlingen aan ADHD lijden en als dusdanig worden ingeschreven? De school is een bedrijf geworden, en dat blijkt ook uit het jargon dat in scholen en leerplannen wordt gehanteerd.

‘Voor de leerlingen in het beroepsonderwijs is het geloof in hun leraar als mens en hun vertrouwen in de leraar-opvoeder als ankerfiguur een absolute voorwaarde om gemotiveerd te werken aan hun eigen leer- en levensproces.’ Dat taaltje?

Koubaa: Je zou er bijna om lachen als je het leest. Brussel zit misschien vol goede bedoelingen, maar de manier waarop ze die bedoelingen tot uiting brengen, is ondermaats. Leerkrachten nemen dergelijke frases allang niet meer au sérieux. Zo is het bijna ontroerend om te zien hoeveel manieren er uitgedokterd zijn om pesten tegen te gaan. Maar ik vrees dat het in die bureaucratische vorm weinig zal uithalen. Ik wil best gaan praten met minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (SP.A) en hem uitleggen wat niet en eventueel wel zou kunnen werken. Ik zou in elk geval niet graag de cynicus worden die mijn hoofdpersonage is. Zeker in het onderwijs is er geen brug tussen wat er leeft bij de leerkrachten en wat in Brussel wordt bedisseld.

Het Adelaarsnest in Brussel, zoals het in uw boek heet.

Koubaa: Brussel is die ongrijpbare, kafkaiaanse, dobberende instantie waar fantastische ideeën worden gelanceerd maar waarbij evenveel spaak loopt. Ik moet als bediende op de avondschool vaak veertig keer honderd bladzijden kopiëren over ADHD of over pesten, en dat allemaal in de postvakjes van de leerkrachten deponeren. Dan weet je op voorhand dat al dat papier niet gelezen zal worden, want die leraars hebben daar geen tijd voor. Ze begrijpen dat gedoe trouwens niet. Leraars lastechnieken krijgen documenten in hun vakje over zwangerschapsverslof en moeten vervolgens tekenen dat ze die documenten hebben gelezen. Tja, het wordt hoog tijd dat Vincent Van Quickenborne (Open VLD) met zijn plannen rond administratieve vereenvoudiging eens in het onderwijs langskomt.

Ondertussen blijven uitgebluste leraars de boel verzieken. Zelfs uw hoofdpersonage vindt het te gortig: ‘Er zou een wet moeten zijn om mensen zoals ik met een spoedprocedure uit het onderwijs te kunnen zetten en de jongeren te beschermen.’

Koubaa: Je mag als leraar blijven lesgeven, zelfs als je je eigen moeder hebt vermoord. Het is een boutade, maar zeker bij vastbenoemde leerkrachten gaat het op. Ik lach in mijn boek met de procedure die door Brussel is uitgewerkt om leraars via twee zogenaamde evaluatoren te beoordelen. Maar hoe kun je leraars laten evalueren door eigen collega’s? De directeur, met wie ze weleens een pint gaan drinken, moet een evaluatierapport schrijven over diezelfde collega. Dat is toch om moeilijkheden vragen? Pas op, ik pleit niet voor ontslagen op staande voet of voor camera’s in de klas, maar er moet toch een beter evaluatiesysteem mogelijk zijn.

Niet alleen leraars hebben last van burn-outs, maar ook de scholieren gaan vaak gebukt onder apathie.

Koubaa: Kinderen kunnen heel eenzaam zijn, zelfs in de beste families. Pubers zijn dan nog een geval apart. Er is vaak zo weinig tijd om naar kinderen te luisteren. ‘Ken uw kind’, zegt mijn echtgenote altijd. Allicht dat de nieuwste technologieën, zoals de iPod en computerchatten, bijdragen tot die verontrustende eenzaamheid bij veel jongeren. Kinderen hebben is een hele opgave, die vaak wordt onderschat. Je kunt ze toch niet altijd voor de tv parkeren?

U bent een modernistische schrijver die graag bij de wetenschap inspiratie zoekt om zijn romans te stofferen.

Koubaa: Ik heb als schrijver altijd een brug willen slaan tussen kunst en wetenschap. De wetenschappers moeten romans en poëzie lezen en de kunstenaars Nature. Elke schrijver dient in mijn optiek een eigentijds wereldbeeld te hebben dat gevoed wordt door de hedendaagse wetenschap. Kunst kan even goed de wetenschap vóór zijn. Ik heb onlangs een prachtig boek gelezen waarin de neurologische inzichten van Marcel Prousts romanwerk werden geprezen, lang voordat de neurologie die kennis verkondigde. Volgens Proust kun je het geheugen niet zomaar vertrouwen, en dat is ondertussen bon ton. Idem voor Franz Kafka, die in De gedaanteverwisseling op een schitterende manier beschrijft hoe je als mens wakker kunt worden in een nieuw lichaam en ondertussen dezelfde oude herinneringen blijft meedragen. Literatuur en wetenschap bevruchten elkaar. Het zijn twee kinderen geboren uit dezelfde moeder.

Welke wetenschappelijke inzichten zijn in deze roman zoal verwerkt?

Koubaa: Ik heb heel wat gelezen rond de problematiek van de vrije wil. Hoe vrij zijn we in onze keuzes? Mijn leraar moet niet veel hebben van Jean-Paul Sartre, want Sartre gelooft niet dat de mens een essentie heeft. Hij gaat van een ongedetermineerde vrijheid uit. Ik denk dat onze vrijheid juist wordt ingeperkt door onze essentie, en door onze rede wordt gedetermineerd. Wat niet wil zeggen dat we niet verantwoordelijk zouden zijn voor onze beslissingen en daden. Anders zouden de Kim De Gelders maar al te makkelijk wegkomen met hun misdaden. Uit wetenschappelijke literatuur blijkt dat er, voor we een beslissing nemen, al een structuur bestaat die na onze beslissing blijft bestaan. Prachtig. Ook mijn vriend Jan Verplaetse, moraalfilosoof, brengt me nieuws heet van de naald. Hij heeft het over het morele instinct in ieder van ons. We kunnen onze morele structuur niet ontkennen, wat een conflict tussen eigenbelang en hoger belang met zich meebrengt. Toch begrenst alle moraal onze individuele vrijheid ten gunste van het hogere belang. Dat zijn toch zaken die je als schrijver niet kunt laten liggen.

U maakt van uw romans een laboratoriumopstelling, zoals de naturalisten, om te zien hoe uw personages reageren op extreme situaties?

Koubaa: Hoever kun je als mens gaan? Voor mij als schrijver bestaat de grootste uitdaging uit het formuleren van een moraal voor de toekomst. Het is niet omdat we morele instincten in ons hebben, dat er geen behoefte is aan een rationele moraal. We zullen er serieus over moeten nadenken hoe we het de komende decennia op deze planeet met elkaar kunnen uithouden. Ik wou een onmens beschrijven, en tegelijk laten zien dat zo iemand ook in staat is tot liefde en hemelse muziek, zoals uit het tweede pianoconcerto van Rachmaninov blijkt. Het is een verschrikkelijk harde wereld, maar er is nog hoop. Ook voor ons onderwijs.

BART KOUBAA, DE LERAAR, AMSTERDAM, QUERIDO, 283 BLZ., 18,95 EURO

DOOR FRANK HELLEMANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content