Belgische werknemers stappen vroeger uit de arbeidsmarkt, ook door sommige sociale voordelen die zij tegenwoordig aangeboden krijgen, aldus Pieter Timmermans, directeur-generaal bij het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO).

Pieter Timmermans

“Ik ben geen voorstander van het optrekken van de pensioenleeftijd. De pensioenleeftijd, nu gelegen tussen 60 en 65 jaar, mag behouden blijven. Ik heb meer problemen met de effectieve leeftijd waarop iemand uit de arbeidsmarkt stapt. In 1950 ging de Belgische man gemiddeld op 64 jaar met pensioen en werd hij 75 jaar. In 1995 stopte hij al met werken op 57 jaar en werd hij 77 jaar. Dat wil zeggen dat ze twintig jaar van een of andere vorm van pensioen genoten. Die evolutie en de verhoging van de levensverwachting zorgen ervoor dat zowel mannen als vrouwen langer in de sociale zekerheid blijven nadat ze uit de arbeidsmarkt zijn gestapt. Voor vrouwen is dit gemiddeld 29 jaar, voor mannen 20 jaar. Dit brengt met zich mee dat de kosten voor de sociale zekerheid aanzienlijk verhoogd zijn.

Ook moeten we rekening houden met het feit dat de financieringsbasis voor de sociale zekerheid gekrompen is. De periode, nu gelegen tussen 20 en 58 jaar, dat werknemers sociale bijdragen betalen, is steeds kleiner geworden. Jongere werknemers vragen zich dan ook af of er nog wel een pensioen zal zijn voor hen. Zij betalen voor de pensioenen van vandaag, maar gaan ze nog wel voldoende terugkrijgen? De zogeheten intergenerationele solidariteit staat onder druk.

De tekorten op de arbeidsmarkt spelen ook een rol. Men moet tegenwoordig de werknemers premies geven om hen langer in dienst te houden. Denken we maar aan de recente voorvallen bij de NMBS.

Oplossingen voor dit probleem moeten we zien in een termijn van meerdere jaren. Stimuli voor vervroegde uittreding uit de arbeidsmarkt moeten geleidelijk afgebouwd worden. Het geleidelijk optrekken van de brugpensioenleeftijd is een voorbeeld hiervan. Ook ongerijmdheden in het huidige pensioenberekeningsmechanisme, waardoor het gunstiger is om op 55 jaar met brugpensioen te gaan dan tot 60 jaar te blijven werken, moeten worden weggewerkt. Van de andere kant moeten er nieuwe jobs gecreëerd worden. Dat kan maar als de lasten op arbeid verlaagd worden. De huidige tendens om steeds vroeger te stoppen met werken moet absoluut omgebogen worden, wil men de sociale zekerheid betaalbaar houden.”

Maddie Geerts

Het probleem ligt niet bij de pensioenregeling, de pensioenleeftijd of het pensioenbedrag. Het probleem ligt bij de bedrijven. Dat zegt Maddie Geerts, nationaal secretaris van het Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV).

“Dat bedrijven nu vragen om de leeftijd waarop iemand met brugpensioen gaat op te trekken, komt helemaal niet geloofwaardig over. Zeker niet als je weet dat bedrijven erop aansturen dat hun werknemers op hun vijftigste vertrekken.

Ik denk dat er eerder moet bekeken worden waarom bedrijven vinden dat hun werknemers rond hun vijftigste plotseling niet meer kunnen dienen.

Want dat is de realiteit. Vandaag kan een werknemer van 58 jaar al met brugpensioen gaan. Het zijn de bedrijven die erop aandringen om deze leeftijd te verlagen. Het zijn de bedrijven die hun werknemers op brugpensioen sturen. Als bedrijven herstructureren, laten ze de ouderen eerst vertrekken. Ze moeten meer maatregelen nemen opdat mensen op hun vijftigste niet versleten zijn.

En waarom? Zo sparen bedrijven dure opzeggingstermijnen uit, zelfs als ze vervangen worden door jonge werknemers.

Wij willen dat de huidige brugpensioenleeftijd in elk geval behouden blijft. Deze leeftijd mag zeker niet verhoogd worden: de meeste mensen moeten nu al lang genoeg werken. Vergeten we niet dat er toch nog altijd heel wat mensen zijn die al vanaf hun achttiende jaar aan het werk gaan.

Geven de pensioenkosten dan de doorslag?

Het volledige pensioen kan pas uitgekeerd worden nadat de werknemer 60 of 65 is geworden. Het pensioenbedrag hangt af van het aantal jaren dat iemand heeft gewerkt. Pas na vijfenveertig jaar werken, kan iemand genieten van zijn/haar volledige pensioen.

Ten slotte zien we dat heel veel mensen steeds langer studeren. Als die trend zich doorzet, zitten we in een andere situatie en dan kan het goed zijn dat we de lengte van de carrière opnieuw moeten bekijken. Want wie nu tot ongeveer dertig jaar studeert en dan nog eens 45 jaar moet werken voor hij of zij een volledig pensioen krijgt, is dan 75 jaar oud. Dat is wel bijzonder laat om van een volledig pensioen te kunnen genieten.

Er is ook helemaal geen reden tot paniek in verband met de betaalbaarheid van de pensioenen. Voor de eerstkomende tien jaar is er zeker geen probleem. En mocht het zijn dat we op een gegeven moment heel wat pensioenen zouden moeten uitbetalen, dan nog is er geen enkel probleem zolang de staatsfinanciën maar in orde blijven.”

Opgetekend door Ilse Robyn

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content