Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Knack, jg 1, nr 2 : 25 februari 1971.

DE NIEUWKOMER KNACK

Het tweede nummer van Knack begint met een sober verslag over de plechtige voorstelling van het eerste nummer.

De minister van Wetenschapsbeleid en Programmatie, de heer Theo Lefèvre, heeft KNACK nummer 1 boven de doopvont gehouden in het Osterriethhuis te Antwerpen. Hij deed het met vreugde. Wel verwonderde het hem dat de Minister van Wetenschapsbeleid voor dit peterschap was gevraagd en niet de Minister van Cultuur. Als doopkind kun je daar niets over zeggen. Tegenover je peter hoef je alleen maar dankbaar te zijn.

Voor zijn doopkind hoopte de minister dat KNACK een spiegelbeeld zou worden van andere degelijke informatieweekbladen. Verder gaf hij het de wenk mee toch vooral humoristisch te blijven. Aan zijn peter heeft KNACK wel een voorbeeld.

De uitgever Willy De Nolf memoreerde kort de ontstaansgeschiedenis van KNACK, hoe alles wel goed was voorbereid om KNACK een veilig bestaan te garanderen, maar liet een enkele vraag onbeantwoord, nl. ?Gaat KNACK verkocht worden ?” Hij hoopt het natuurlijk. En wie KNACK een goed hart toedraagt hoopt het voorzeker met hem.

BRIEVEN

De brievenrubriek stond lange tijd vooraan in het blad. De tweede week worden al twee nogal kritische brieven gepubliceerd. Van snelle lezers blijkbaar.

Na nog slechts een vluchtige doorname van het eerste nummer kan ik U maar alleen proficiat wensen. Slechts twee aanmerkingen : ik vind het blad een beetje te weinig overzichtelijk, misschien omdat er zoveel (te veel ?) verschillende artikelen instaan. Persoonlijk zag ik liever een minder grote diversiteit van onderwerpen zodat enkele artikelen meer uitgesponnen kunnen worden. Tenslotte vind ik ook het geheel niet luchtig genoeg, waarmee ik meer de keuze van artikelen bedoel dan wel de lay-out. Het geheel is nogal zwaar, het lichte genre komt te weinig aan bod. (Piet De Baets, Antwerpen.)

De tijd is inderdaad gekomen om ons een zelfstandig, therapeutisch, kritisch tijdschrift voor de Vlaamse elite te bezorgen. Mettertijd moet u reacties van lezers kunnen uitlokken en publiceren. Nog één raad : laat uw drukproeven door een ervaren taalleraar doornemen. Ook op dat gebied verwacht ik standing. Veel succes. (J. Mertens, Borgerhout)

DE MENS TERWAGNE

De Wetstraat werd 25 jaar geleden getroffen door de dood van vice-premier Freddy Terwagne. Volgens Knack was Terwagne niet alleen een politicus, maar ook een mens.

Na de zoveelste marathonkabinetsraad stortte Terwagne in mekaar. Enkele dagen later was hij dood. Men heeft het doen voorkomen alsof Terwagne geveld werd door het harde regeringswerk. Dat is niet juist. Andere en veel oudere ministers werkten harder dan hij. Op het kabinet van Tindemans is men te bescheiden en te discreet om te zeggen dat de redactie van de ontwerpteksten dikwijls één verdieping hoger, bij Terwagne, tegengehouden werd om andere dan politieke motieven. Freddy Terwagne was geen luiaard, maar hij heeft zich zeker niet doodgewerkt.

Men pleegt te zeggen dat hij hield van de goede dingen van het leven. Van sommige dingen hield hij ongebreideld veel. Het toeval heeft gewild dat hij ineenstortte na een ministercomité. Hetzelfde had kunnen gebeuren na een coktail of na ?een uitstapje in de wereld”. Zijn intieme vrienden, indien hij die had, kennen wellicht de ware reden van zijn rusteloosheid. Het overlijden van zijn eerste vrouw misschien, de kinderloosheid van zijn huwelijk. Daarover sprak Terwagne niet met zijn dagelijkse vrienden. Overigens zijn dat dingen die ons niet aangaan.

DE HUISARTS

In ?Modern Leven” worden de moeilijkheden van de huisartsen belicht. Stresserend werk, dure investeringen, problemen om ?bij” te blijven. Het artikel begint met een literair zijsprongetje.

?Het is een ontegensprekelijk feit dat in de moderne maatschappij de plaats van de priester steeds meer door die van de dokter wordt ingenomen.” Een bewering van Willem Frederik Hermans. Wat verder typeert hij de huisdokter van vandaag.

?De ziekenfondspatiënten bellen de dokter om twee uur ’s nachts uit zijn bed voor een splinter in hun duim. Zij staan ’s morgens om zes uur voor zijn deur, met een wrat op hun neus die daar drie maanden eerder ook al aanwezig was. Zij hangen halve dagen in zijn wachtkamer rond wanneer zij geen zin hebben naar hun werk te gaan. Zij praten elkaar een kwaal aan. Wat het bordeel is voor de Spanjaard, dat is de wachtkamer van de dokter voor de Hollandse ziekenfondspatiënt. De goede arts, van zijn kant, voegt zich geheel naar deze grillen. Tien keer per nacht rent hij bij vijftien graden vorst in zijn pyjama de deur uit voor iemand die jeuk heeft aan zijn linkeroor, of een dwangnagel aan zijn kleine teen. De volgende dag neemt hij met holle wangen en bevende vulpen zijn spreekuur af. Zijn ogen zijn verblind door slaap. Hij kan geen roodvonk meer onderscheiden van geelzucht of witte pokken. Het publiek noemt hem : een dokter die alles voor zijn patiënten over heeft.”

Op zijn karakteristieke wijze stelt Willem Frederik Hermans in zijn ?Sadistisch universum” een harde diagnose van de hedendaagse huisdokter. Dat dit karikaturaal vertekend beeld toch dicht bij de realiteit zit, kan echter niet betwijfeld worden. Of de huisarts in onze tijd gedegradeerd wordt tot een machteloos medicijnman zonder amulet, en of de dokter een ongeneeslijk ziek beroep uitoefent, willen we even nagaan.

245 MILJOEN VOOR TUNESIE

Politieke problemen vertonen door de jaren heen merkwaardige parallellen. Ontwikkelingshulp bijvoorbeeld.

Zes Belgische deskundigen brengen doelloze dagen door op de luchthaven van Carthago-Tunis. Ingenieur Reding en zijn medewerkers hebben er nochtans de beschikking over een revisie-atelier voor vliegtuigmotoren dat een model in het genre mag heten. Alleen, er zijn geen motoren te revisioneren. Van de twintig kleine vliegtuigen van de Tunesische handelsvloot stijgen er immers zestien nooit meer op. Dit is het Sabena-projekt, één van het dozijn ontwikkelingsprogramma’s waarmee België de economie van de republiek van Bourguiba wil helpen om van de grond te komen.

Het project kost twintig miljoen frank. Dat het geen schoolvoorbeeld is voor ontwikkelingssamenwerking is te wijten aan een misrekening van de Tunesische plannenmakers die een bloei van dit type luchttransport voorspeld hadden. Onze mensen ter plaatse kan men geen steen werpen. Want toen zij zagen dat het misliep, hebben ze geprobeerd het nazicht van kleine legervliegtuigen naar zich toe te trekken. Maar hierop heeft de Tunesische legerleiding eenvoudig niet geantwoord.

Vele Belgen hier twijfelen aan de humanitaire bedoelingen van de landen die aan ontwikkelingshulp doen. Ook aan de hulp die België verstrekt. Voor 1970 : 245 miljoen. Niettegenstaande de echte en vermeende inspanningen van de geïndustrialiseerde landen, vergroot de kloof met de ontwikkelingslanden gestadig. Thans stelt minister Scheyven voor het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking onder te brengen in het ministerie voor Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel. Hierdoor gaat onze ontwikkelingshulp nog meer raken aan de ondergeschiktheid van de Belgische politieke en commerciële belangen. Een gezonde ontwikkelingshulp moet meer geschieden door middel van multilaterale organisaties, minder georiënteerd zijn op ex-kolonies en zich losmaken van het accent op het onderwijs.

HAIR IS EEN JANBOEL

Drie jaar nadat hij in New York in première ging, bereikte de Amerikaanse musical Hair ook Brussel.

In de Brusselse ?Passage 44″ hangt momenteel een snobistisch sfeertje. Zelfs kritische mensen kunnen er zeer moeilijk aan ontkomen. Modieus geklede winkeljuffrouwen hollen er met kopjes koffie, flesjes cola en gebakjes op en neer. Maar niettegenstaande de grote haast vinden ze er toch altijd eventjes de tijd voor een kort gesprekje met de Hair-acteurs en -actrices die er vrijelijk rondslenteren. Iedere ontmoeting verloopt volgens eenzelfde stramien : handje schudden, zoentje hier, kusje daar en beminnelijk glimlachen. Echt een jolige ?Peace, Love and Happiness”-boel voor wie het kan appreciëren. Niet iedereen kan het echter. Toevallige voorbijgangers uit de provincie pikken het vaak niet dat twee jongens elkaar openlijk kussen. En dan maar gramstorige opmerkingen spuien…

Wat ook niet altijd in goede aarde valt, is de houding van bosjes langharige sjofel geklede snobs die men constant in en om de ?Passage 44″ kan aantreffen. In feite hebben ze niets met ?Hair” te maken. Milieu-verpesters kan men ze noemen. Als zielepoten, maar met een pak geld en de contactsleutels van een snelle wagen op zak, proberen ze zich dagelijks, tot in den treure toe, in de kijker te fietsen.

Amadeo, een miezerige Aziatische verschijning, leidt als choreograaf de Brusselse Hair-dans. Hij klemt een niet brandende peuk tussen de tanden. Heeft hij goede herinneringen aan Hair-Brussel ? ?Tuurlijk ! Ik heb me rot geamuseerd toen ik de afkrakende recensies in de nationale bladen las. Hieruit blijkt wel degelijk dat vele journalisten nog steeds hun kritische ingesteldheid met afkraken gelijkschakelen.”

PADVINDERS

Onder de kop ?Kabinet van lastige padvinders” bestaat het omslagverhaal uit een interview met Minister van Nederlandse Cultuur Frans Van Mechelen. Een minister die wist dat sport bij cultuur hoort.

KNACK : Excellentie, vanwaar die plotse belangstelling voor de sport ?

VAN MECHELEN : Wij aanzien sport als een integrerend deel der cultuur. Sport is lichaamscultuur. Daarom creëerden wij vorig jaar de Sportbiënnale, een eerste grote poging om tot massasport te komen. Wij willen de Vlaamse massa bewust maken van de betekenis en de noodzaak van sport. Inmiddels is gebleken dat mannen en vrouwen, jong en oud, uit alle klassen hebben meegedaan. Het bijzonderste is evenwel het voorbeeld van een collega-volksvertegenwoordiger, die bekent dat hij nu wekelijks gaat zwemmen dank zij de Sportbiënnale. Of het voorbeeld van een collega-professor te Leuven, die mij toevertrouwt dat hij om dezelfde reden elke week gaat turnen.

KNACK : Anderzijds bent u toch op heel wat scepticisme gebotst ?

VAN MECHELEN : Nog onlangs opperde een lid van de oppositie de bedenking dat het een hele verandering zou zijn wanneer het gezicht van de minister van Nederlandse Cultuur eens niet op televisie zou verschijnen. Ik heb hem geantwoord dat, naast het feit dat wij iets concreets doen, ik wellicht een telegenieke kop zal hebben.

Zelf ga ik momenteel eens per week zwemmen en turnen. Die turnoefeningen gaan in kabinetsverband door. Er is alleszins een vaste kern van een vijftal leden. Af en toe nemen wij ook al eens een fotograaf onder de arm. Toen gold natuurlijk de fatale kritiek dat wij enkel terwille van de foto turnden.

KNACK : Buitenstaanders hebben de indruk dat u een dynamisch kabinet hebt. Zit daar een bepaalde professionele ideologie achter ?

VAN MECHELEN : Precies. Men noemt ons in sommige kringen ?het kabinet der padvinders”, omdat wij nogal sociologisch te werk gaan. Wij zien een bepaald doel en bereiken dat doel. Wij vragen ons niet eerst af : welke zijn de juridische moeilijkheden ? Er zijn juristen om die op te lossen. Die sociologische aanpak is beslist de sterkte van ons kabinet. Misschien echter ook onze zwakte. Wij besteden nu eenmaal onvoldoende aandacht aan vormelijke regelingen. Zo gebruiken wij ook wel eens ongeschaafde uitdrukkingen, die in juridische oren onopportuun aankomen. Bijvoorbeeld het radio-interview waarin ik zei dat ik voor een bepaald project bereid was ?er enkele miljoenen tegenaan te gooien”. Men vond dat geen taal voor een minister.

Wat mij in die context eens veel schade berokkende, is de inmiddels berucht geworden story met betrekking tot het petje van wielerheld Herman Vanspringel, dat ik mij in een spontane opwelling van geestdrift op het hoofd liet drukken. Weer ging men aan het interpreteren als zou ik naar een goedkoop pro domo effect gezocht hebben. Zelfs Marnix Gijsen maakte er een allusie op in zijn kandidatentijd van Rode Leeuw bij de jongste gemeenteraadsverkiezingen.

Wat mijn imago in zekere kringen ook geschaad heeft, is de toekenning van de literatuurprijs aan Jef Geeraerts. Maar op dat ogenblik heb ik gedacht dat ik niet anders mocht, wat ook de morele waarde van het werk was en waar ik mij trouwens evenmin helemaal kan achter zetten. Als men een opdracht geeft aan een goed uitgebalanceerde jury, moet men zich bij haar beslissing neerleggen.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content