Lance Armstrong heeft zijn zesde Tourzege op zak. Maar de wielersport is niet meer wat ze geweest is.

Hét moment van de voorbije Ronde van Frankrijk lag niet in de bergen en ook niet in de tijdritten. Hét moment, dat was toen Lance Armstrong (32) vrijdagmiddag op weg naar Lons-le-Saunier verbeten achter een groepje koplopers aan ging fietsen. Niet om enkele concurrenten tot de orde te roepen, maar om de Italiaan Filippo Simeoni de levieten te lezen. ‘Je hebt de keuze,’ blafte Armstrong hem toe, ‘ofwel laat je de andere vluchters alleen vooruit fietsen, of deze ontsnapping gaat niet door.’ (Zondag, op weg naar de Champs-Elysées, gebeurde iets soortgelijks, alleen wilde niemand nog met Simeoni meespringen.)

Het kapittelen van Simeoni is hét moment van de voorbije Tour, omdat het de winnaar zo typeert: zoals die andere Texaan vindt Lance Armstrong dat hij als een sheriff over zijn wereld kan heersen. Dat wordt ín het Tourpeloton nog gedoogd, wellicht uit pure noodzaak, maar de entourage mort, en terecht.

Het peloton heeft altijd zijn patrons gehad. Maar ze hebben zelden zo ostentatief hun sportieve overwicht misbruikt om hun oorlogjes van buiten de koers uit te vechten. Armstrong heeft een tijdland dezelfde dokter gehad als Simeoni: de Italiaanse wonder-wielerarts Michele Ferrari. En tijdens een gerechtelijk onderzoek in Italië heeft Simeoni bekend dat hij van Ferrari eritropoëtine (epo) heeft gekregen, een middeltje om de zuurstofopname in het bloed te verhogen. Waarop Armstrong Simeoni de huid vol heeft gescholden, en de Italiaan de inmiddels zesvoudige Tourwinnaar een proces voor laster aan zijn broek lapte. En daarom vindt Armstrong dat Simeoni, als hij het even verhinderen kan, nooit meer een koers mag winnen.

Ooit zei Armstrong dat hij verliezen een beetje sterven vindt. Wat hem betreft, is Simeoni dus klinisch dood, want de wielerversie van de Terminator gaat over lijken. Ook dat is tijdens de jongste Ronde van Frankrijk gebleken. Toen US Postal-renner Benjamin Noval in de eerste week Iban Mayo onderuithaalde, een van Armstrongs gedoodverfde concurrenten, zette The Boss zonder verpinken de rest van zijn ploeg in een sneltrein om de Bask op vijf minuten te fietsen. En op weg naar Villard-de-Lans mochten Jens Voight en Ivan Basso wel de kloof op Ullrich dichtfietsen voor de rondekoning, maar niet de rit winnen. Dat het publiek langs de kant niet kon lachen met zoveel stuurse autoriteit, heeft Lance Armstrong tijdens de jongste ronde wel vaker aan den lijve ondervonden.

Nieuwe verschijningsvorm

Een kampioen van het kaliber van Lance Armstrong is eigenlijk zelden gezien in het wielrennen. Zelfs Eddy Merckx, de kampioen der kampioenen, moest toegeven dat hij Armstrong als ultieme Tourcoureur even hoog inschatte als hijzelf in 1969 – toen hij z’n allereerste van vijf Rondes van Frankrijk won. Merckx had toen in Parijs overigens bijna 18 minuten voorsprong op Roger Pingeon, de nummer twee op de lijst. En Armstrong mag dan wel bijlange niet de allrounder zijn die Merckx wel is geweest, zijn prestaties in de jongste Tour hadden bij momenten wel Merckxiaanse trekjes. Armstrong won met groot overwicht en schijnbaar sprekend gemak drie tijdritten (één met zijn ploeg, de klimtijdrit op Alpe d’Huez, de vlakke tijdrit in Besançon) en drie bergetappes (in de Pyreneeën op Plateau de Beille, in de Alpen in Villard-de-Lans en Le Grand Bornand). Bovendien gaf hij onderweg naar La Mongie nog een ritwinst in cadeauverpakking aan Ivan Basso, de nummer drie van de Tour. Armstrong is de op één na oudste winnaar van een naoorlogse Tour – enkel Joop Zoetemelk, 34 in 1980, was nóg ouder toen hij won. Maar Zoetemelk regeerde niet over de bergen zoals Armstrong dat de voorbije week wél heeft gedaan.

Armstrong heerste zelfs met zoveel overwicht dat de geruchten over doping nooit van de lucht waren. Hééft Lance Armstrong epo genomen, zoals elke hond met een hoed op inmiddels in de Franse pers heeft uitgeschreeuwd? Ja, natuurlijk heeft hij epo genomen: in My Journey Back to Life, het boek waarin Armstrong zijn gevecht tegen kanker heeft laten ghostwriten, beschrijft hij hoe epo na drie chemokuren zijn hematocriet weer op peil moest krijgen. (Pikant detail: Amgen, de producent die de spuitjes leverde, trad ook als sponsor op tijdens enkele congressen die Armstrongs stichting voor kankeronderzoek heeft georganiseerd.) Maar er is geen enkele aanwijzing – laat staan een bloed- of urinestaal – dat Armstrong vandaag nog altijd aan het verboden spul zit. Eén keer in zijn carrière werd hij betrapt, tijdens de Tour van 1999, maar toen had hij voor de verboden cortisonezalf een doktersvoorschrift op zak. Sindsdien kwam hij nooit meer in opspraak.

Waarom dan al die kwetsende verwijten? Simpel: omdat Armstrong de ziel van de wielersport aan het veranderen is. In ons collectief geheugen zijn wielrenners die mannen met de biefstukken in de broek en de eierdooiers in de bidons. Het zijn de mannen die vandaag over kasseien dokkeren, en morgen door bergpassen laveren, de pet nonchalant op hun kruin geparkeerd. Het zijn de helden van de topsport van wie je de rugnummers kunt aanraken, de spaken inspecteren, de zweetbanden ruiken. Maar jammer genoeg is de sterkste coureur van het moment niets van dat alles. Lance Armstrong is de wielrenner in een nieuwe verschijningsvorm. Een rasatleet die tikt als een robot van Asimov en voor wie koersen een beroep is, niet een uit de hand gelopen liefhebberij. Een topsporter voor wie maar één wedstrijd telt: de Ronde van Frankrijk.

Menselijkheid

Lance Armstrong is eigenlijk altijd zo berekend geweest. Op zijn vijftiende was hij al profatleet, met een adresboekje vol potentiële sponsors en de hardnekkige gewoonte om dankbriefjes te schrijven naar elke organisator die hem een koers liet meerijden. Toen Dudley Youman, zijn persoonlijke arts, in 1996 choriocarcinoma bij de renner vaststelde, een vorm van teelbalkanker met uitzaaiingen in de buik, de longen en de hersenen, is er aan die instelling niets veranderd. De uitgekankerde Armstrong bleek drie jaar later na die dodelijke diagnose zijn forse postuur te hebben afgeslankt – hij woog nog maar 78 in plaats van 87 kilogram voor 1,77 meter – en hij fietste soepeler en sneller dan ooit tevoren. Plus: hij was niet enkel een topsporter, maar ook een mythe. En dat verkoopt goed in de States: Lance Armstrong is er een ijzersterk merk, goed voor zo’n 13 miljoen dollar per jaar.

In 1999 won Lance Armstrong zijn eerste Tour, en sindsdien is hij niet meer weggeweest van het podium op de Champs-Elysées. Ergens onderweg heeft Armstrong van wielrennen een échte ploegsport gemaakt. Als hij zondag de Ronde van Frankrijk heeft gewonnen, heeft hij dat óók te danken aan Floyd Landis, Viatcheslav Ekimov, Jorge Azevedo en zelfs aan George Hincapie, die de concurrenten in de Alpen en de Pyreneeën zo’n hels tempo oplegden dat ze een voor een kraakten lang voor de laatste beklimming in zicht kwam. Ook daar heeft de Amerikaan de sport naar zijn hand gezet: solo-ontsnappingen waarin potentiële Tourwinnaars acht minuten voorsprong nemen, zijn uitgestorven; het wielrennen is niet langer een sport van spitse demarrages, maar een van hoge gemiddeldes geworden.

Wellicht is dat het grootste verwijt dat de wielerliefhebber Lance Armstrong kan maken. De Texaan heeft zijn sport geschaakt, en heeft er een circusnummer van gemaakt. De vedetten van dat circus zijn niet langer de dichtste buren van hun supporters, maar verre Hollywoodsterren die zich tussen lijfwachten door de straten bewegen. Lance Armstrong heeft het volksfeest uit de koers gehaald. Maar hij is wel een professional in het diepst van zijn gedachten, en wellicht is dat het materiaal waar moderne Tourwinnaars van zijn gemaakt. En of we nu Duitser zijn, Fransman of Belg: daar kunnen we alvast niets tegen beginnen.

Frank Demets

Lance Armstrong is een rasatleet die tikt als een robot van Asimov en voor wie koersen een beroep is, geen uit de hand gelopen liefhebberij.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content