Op 23 oktober 1983 protesteerde bijna een half miljoen mensen tegen de plaatsing van Amerikaanse kruisraketten. Twee jaar later stonden de Pershings in Florennes. De reconstructie van een ‘Belgische’ beslissing.

Heel alleen wandelde Wilfried Martens (CVP) in de nacht van 14 op 15 maart 1985 van de Wetstraat 16 naar de Amerikaanse ambassade. Onder zijn arm een diplomatieke nota over de beslissing die het kernkabinet enkele uren voordien had genomen: de raketten mochten komen.

“Al vier weken zeurde de Amerikaanse ambassadeur in België, een Texaan wiens Engels ik amper verstond, mij de oren van het hoofd: ‘Wanneer beslissen jullie nu eindelijk? Washington is waiting.'” Washington wachtte al zes jaar. De diplomatieke nota was ondertekend door de premier zelf en dat was hoogst ongebruikelijk. Protocollair was alleen de handtekening vereist van de minister van Buitenlandse Zaken. Maar Leo Tindemans (CVP) was die avond op kousenvoeten Martens’ kantoor binnengekomen. “Dit is zo gewichtig, Wilfried, dat ik dat niet kan ondertekenen. Alleen jij kunt dat.”

Martens nam zijn verantwoordelijkheid. “Ik belde aan bij de ambassade, overhandigde de nota, en dat was dat”. Na zijn nachtwandeling keerde hij bevrijd terug naar zijn ambtswoning in de Lambermontstraat. Om acht uur werd hij uit bed gebeld door minister van Defensie Freddy Vreven (PVV). “Wilfried, ze zijn al aan het vliegen!, zei Vreven in paniek. Ik antwoordde: Laat ze vliegen en laat mij slapen”.

Luttele minuten nadat de Amerikaanse ambassadeur de diplomatieke nota van Martens in ontvangst had genomen, waren in Amerika de vliegtuigen met hun gevaarlijke lading opgestegen. Volgens nooit bevestigde bronnen hingen de vliegtuigen al in de lucht voor de regering beslist had. De rompen van de zestien raketten kwamen van de oostkust, de kernkoppen uit Californië. Toen de premier de volgende namiddag de beslissing in het parlement bekendmaakte, was de installatie in Florennes al achter de rug. Het luidde het einde in van zes jaar massaal protest tegen die raketten, zes jaar ook van woelige maatschappelijke debatten en verscheurende momenten in de Wetstraat, vooral voor de christen-democraten.

Plaatsing of niet, de geplande betoging van zondag 17 maart ging gewoon door. En voor de zevende keer op rij konden het Vlaamse Aktiekomitee tegen Atoomwapens (VAKA) en de Franstalige tegenhanger CNAPD rekenen op veel volk. Maar in het najaar waren er verkiezingen en die werden met glans gewonnen door de CVP. Niet alleen de raketten, ook het drama op de Heizel leken snel vergeten door de kiezer. Toch duurde het nog twee jaar voor er schot kwam in de internationale onderhandelingen over ontwapening.

Voor de CVP, die in 1981 een historisch verlies (twaalf procent) had genoteerd, kwam er een einde aan een benauwende periode. Tussen 1979 en 1985 was er veel goed christelijk volk op straat gekomen. Chiro’s en scouts, ACW en Pax Christi. En menig christenmens engageerde zich in nieuwe sociale bewegingen en actiecomités. Agalev zou er nog profijt van trekken. Jos Geysels zette zijn eerste stappen in de vredesbeweging.

Wat was het dat zoveel mensen op straat bracht in die jaren? “De schrei om veiligheid en vrede, de oerangst”, zoals wijlen Frans Verleyen het noemde. Voor het eerst sinds de “warme” oorlogsjaren van ’40-’45 hing er zoiets in de lucht als reële collectieve angst. De afzichtelijke gevolgen van een kernoorlog werden in die dagen aanschouwelijk gemaakt in tijdschriften, op muurkranten, in songs en op het witte doek. In middelbare scholen werd gemobiliseerd. Vanaf kansels werd de kudde naar de bussen en treinen richting Brussel geroepen. Het was gaandeweg één breed front geworden. Van de groene beweging van pater Luc Versteylen tot de bisschoppenconferentie. Van klein (maar toen nog niet zo klein) links tot het brede centrum. Alleen de liberalen en de nog jonge partij Vlaams Blok stonden in die dagen zonder veel omhaal op het standpunt: “Liever een raket in mijn tuin dan een Rus in mijn keuken”.

In die eerste jaren, 1979-1981, beleefde Martens de rakettenkwestie “als een – weliswaar uitzonderlijke – discussie binnen de politieke wereld. Ze breidde zich pas later uit tot een algemene gewetenskwestie”.

DIE VAN HET GEBROKEN GEWEER

België had plots veel buitenland toen de landen van de NAVO op 12 december 1979 het zogenaamde dubbelbesluit goedkeurden. Het buitenlandse en defensiebeleid van het koninkrijkje had tot dan toe nooit veel politieke of maatschappelijke debatten uitgelokt. Ja, over Kongo. Maar dat veranderde snel toen de westerse bondgenoten zich eind de jaren zeventig over een defensiestrategie moesten beraden, nadat de Sovjetunie de beruchte SS20-raketten in stelling had gebracht. Die middellangeafstandsraketten reikten niet tot in de Verenigde Staten en waren dus voor Europa bedoeld. Beraden is een groot woord, want voor de Amerikanen was het al vroeg een uitgemaakte zaak: de NAVO moest haar raketten in Europa “moderniseren”. En Uncle Sam had daar in de zandvlakten van Nevada krachtig fonkelnieuw tuig voor klaar staan: kruisraketten en Pershing II-raketten.

De West-Europese ministers van Buitenlandse Zaken, de doctrine van Pierre Harmel indachtig, drongen erop aan om de politieke en diplomatieke kanalen met de Russische beer open te houden. En zo kwam er een dubbele strategie uit de bus: afschrikking ( deterrence) en ontspanning ( détente). Er zou worden bewapend om de Russen naar de onderhandelingstafel en dus tot ontwapening te dwingen. Het was een dubbelzinnigheid die in de komende jaren tot eindeloze discussies zou leiden tussen voor- en tegenstanders van de plaatsing van raketten in Europa. Vooral in de christen-democratische familie werd doublespeak een tweede natuur. Sommigen waren voor vrede en dus tegen de raketten, anderen waren ook voor vrede en net daarom ook vóór de raketten.

Veel ruimte voor interpretatie was er evenwel niet toen al op 5 oktober 1979 uitlekte in The New York Times dat het dubbelbesluit de plaatsing van 572 nieuwe Amerikaanse raketten in Europa inhield: 464 kruisraketten en 108 Pershing II-raketten. Groot-Brittannië, de Bondsrepubliek Duitsland, Italië, Nederland en België kregen de twijfelachtige eer om gastland te spelen.

Frankrijk, geen lid van de NAVO, stond niet op het lijstje. Ironisch genoeg ontpopte François Mitterrand zich in die jaren tot een van de grootste West-Europese pleitbezorgers van de afschrikking. Een al even felle voorstander van die strategie was de Belgische socialist Henri Simonet, minister van Buitenlandse Zaken. Het zouden dan ook traumatische jaren worden voor de Belgische socialisten. Ministerraden over de kwestie moesten worden onderbroken om vice-premier Willy Claes crisisvergaderingen op het SP-bureau te laten bijwonen. De Vlaamse socialisten, die van “het gebroken geweer”, stonden met Karel Van Miert en Louis Tobback vaak tegenover Franstalige kameraden. In Wallonië bleef het interne verzet tegen de raketten beperkt tot enkelingen zoals Ernest Glinne, al betoogde ook Guy Spitaels al wel eens tegen de raketten. In 1984 zou Simonet overstappen naar de Franstalige liberalen van de PRL.

Als België samen met de NAVO-bondgenoten op 12 december 1979 het dubbelbesluit goedkeurt, dwingt de regering-Martens I onder socialistische druk een toegeving af: de beslissing om daadwerkelijk raketten te plaatsen op Belgisch grondgebied wordt met zes maanden verdaagd. Van dan af begint een tot 1985 aanslepende zenuwoorlog in de Wetstraat en daarbuiten.

Door de politieke hoogspanning in het voorjaar van 1980 komt er uitstel op het uitstel van zes maanden. Tussen 23 januari en 22 oktober verslijt Martens drie regeringen. Het moratorium verstrijkt uiteindelijk op 19 september. Maar ook dan wordt er nog niets beslist. Alleen wordt de komst van de raketten voorzien tegen 1983. In september 1983 krijgt België opnieuw uitstel van executie. De productie van het tuig heeft immers vertraging opgelopen in Amerika en de uitrusting van de basis in Florennes verloopt evenmin vlot. Op 15 maart 1985 is er geen uitstel meer mogelijk. Het gaat dan om zestien van de achtenveertig voorziene raketten.

De rest zou in 1987 volgen, maar zover kwam het niet meer. In dat jaar werd het akkoord voor de eliminatie van middellange- en korteafstandsraketten (het INF-verdrag) gesloten. De dubbele nuloptie zoals het ging heten. De wereld zou Mikhaïl Gorbatsjov leren kennen. Ontwapeningsgesprekken tussen Oost en West waren in Genève al sinds eind 1982 aan de gang.

De vredesbeweging zou blijven verkondigen dat de ontwapening en dus ook het einde van de Koude Oorlog er mede door haar jarenlange druk is gekomen. West-Europese politici die de Amerikanen de “toestemming” hadden gegeven om raketten op hun grondgebied te plaatsen, vonden dat het dubbelbesluit en dus de afschrikking hadden gewerkt. En een derde, hij heette Tobback, zag het nog anders: “De werkelijkheid is dat de Russen hun militaire uitgaven willen beperken om andere prioriteiten te leggen op hun economische en sociale ontwikkeling. We zouden dat ook beter hier in het Westen doen”. En waarschijnlijk was het wel een beetje alles tegelijkertijd. Het Westen deed nog wat moeilijk over de vermeende conventionele overmacht van de Russen, en de Russen over Reagans megalomane Star Wars, en waarschijnlijk zou dat allemaal nog meer op de spits zijn gedreven – ondanks vredesbeweging, ondanks dubbelbesluit -, ware het niet dat er enkele barstjes in de Berlijnse Muur kwamen.

DE TROUWRING VAN RONALD REAGAN

Aan de vooravond van 15 maart 1985 zat de Belgische regering met al haar reserves ten aanzien van Washington op het tandvlees. Zes jaar lang werd Martens uit noodzaak een meester in semantische acrobatie. In zijn derde regering bijvoorbeeld, een driepartijenregering met socialisten en liberalen die het in 1980 slechts enkele maanden uithield, moest hij ervoor zorgen dat elk communiqué over de kwestie vatbaar was voor tweeërlei lezingen: één voor de raketten en één tegen.

Vanaf 17 december 1981 tot mei 1988 regeerde Martens met de liberalen. En dat waren geen softies. “Jean Gol zei in die dagen altijd: Als de Verenigde Staten van Amerika niet bestonden, we hadden ze moeten uitvinden”, herinnert Martens zich. “Het heeft maar weinig gescheeld of we hadden die raketten niet geplaatst. Maar dat zou hebben geleid tot een regeringscrisis met de liberalen.” Na het boemeltreintje van de regeringen-Martens I tot en met IV, en de desastreuze gevolgen voor de economie van het land, was hij in 1981 met de devaluatie van de Belgische frank begonnen aan het herstelbeleid. Met een regeringscrisis over de raketten zou het einde van de tunnel volgens Martens misschien wel nooit meer in zicht zijn gekomen.

De Belgische doublespeak over de raketten zorgde ook in het buitenland voor verwarring. De officiële lijn van de regering, zijnde het voorbehoud ten aanzien van de raketten, was alleen in eigen land bekend. En dan nog. Wie er de perscommuniqués en de parlementaire verslagen uit die dagen op naleest, zal tevergeefs naar klaarheid zoeken. Er werd veel geopolitiek geblaat verkocht in het landje van Lilliput. Vroeg of laat moest het dan ook tot een botsing met de Verenigde Staten komen.

Het gebeurde op 14 januari 1985. Washington had schoon genoeg van het Belgische getalm en ontbood Martens vriendelijk doch dwingend op het Witte Huis. “Tindemans was daar ook, maar hij zei geen woord. Ik mocht de uitleg doen. Ik heb toen langdurig gepleit bij Reagan om de beslissing tot plaatsing te mogen uitstellen. Reagan luisterde alleen maar en knikte af en toe. Toen ik was uitgepraat, begon hij aan zijn trouwring te frunniken. Hij had daar altijd een spiekbriefje zitten met wat hij moest zeggen. En daar stond die dag dus op: In any case, the US will vote no. Neen dus tegen een Belgisch uitstel. Na afloop hielden we op het bordes onze voorbereide toespraken. Er werd geglimlacht, maar binnenskamers was de sfeer minder ontspannen geweest. Misschien was het besluit niet echt klaar geweest in de schoot van de regering, maar in feite had ik de opdracht om te pleiten voor uitstel.”

“De volgende dag sprak ik aan de Universiteit van Harvard. Ik werd daar enthousiast onthaald. De academici van Harvard waren wellicht de enige Amerikanen die opgetogen waren over het Belgische standpunt. ’s Nachts vloog ik terug naar Brussel waar ik de volgende morgen door een boze Louis Michel, voorzitter van de PRL (van 1982 tot 1990), werd opgebeld. Hij bezwoer mij om de beslissing tot plaatsing te nemen, en dat het een fatale fout zou zijn als ik het niet deed.”

In alle NAVO-landen hadden regeringsleiders en militairen de Belgische pirouette verbaasd zitten gadeslaan. Te meer omdat op een tumultueuze partijraad van de CVP op 24 november 1984 in Sint-Niklaas de partij op het eerste gezicht had besloten “dat de regering (…) het licht op groen dient te plaatsen voor de ontplooiing van kruisraketten in ons land”. Maar dat was ook toen maar één zinnetje geweest in een communiqué waarmee de partij en de regering alle kanten op konden.

Die dubbelzinnigheid was volgens Martens ook te wijten aan de Belgische diplomatie. “Onze diplomaten hebben in het buitenland altijd de indruk gewekt dat we de raketten zeker zouden plaatsen. De diplomatie had ons standpunt nooit goed vertaald. Ze had de moed niet. Want België was altijd al een van de trouwste bondgenoten in de NAVO geweest. Onze man in Amerika was in alle staten na mijn bezoek aan Reagan. Zijn wereld stortte in elkaar.”

Nog maar net terug uit Washington volgde er opnieuw een verrassing. Terwijl iedereen het altijd maar had over het uitstel van de plaatsing van 48 raketten, bleek Amerika al te beschikken over een concreet engagement van een vorige Belgische regering voor de plaatsing van 16 van die 48 raketten. En de termijn daarvoor liep af op 15 maart 1985. Het engagement daartoe zou zijn aangegaan onder premier Mark Eyskens, in het intermezzo van 1981 tussen Martens IV en Martens V. Het leidde tot een hooglopende ruzie tussen Tindemans en CVP-voorzitter Frank Swaelen. Martens hierover: “Tindemans had met de Amerikaanse diplomatie overlegd om de zestien raketten te plaatsen. Dat was in het parlement in het duister gebleven. Plots ontdekten we dus dat er een vergevorderd akkoord bestond om die raketten te installeren, en dat op tamelijk korte termijn. Tindemans had gezegd dat de beslissing was genomen door Swaelen toen hij nog minister van Defensie was (in de regering Eyskens, nvdr)“.

Het werd een weinig hoogstaand welles-nietesspelletje, een krampachtige poging om iemand de zwarte piet toe te spelen. In feite durfde niemand echt te zeggen dat over de militaire kalender van de NAVO elders werd beslist dan in de Wetstraat. Wat er ook van zij, op 15 maart stonden de raketten er.

HET VERZOEK KWAM UIT KEULEN

Niet alleen de politieke wereld worstelde met dilemma’s. Ook de vredesbeweging in Vlaanderen reageerde in 1979 aanvankelijk behoedzaam. Want wie tegen de NAVO was, moest dus wel voor de communisten zijn. Zo simpel was dat volgens haviken en die had je toen overal. Het Overlegcentrum voor Vrede (OCV) van Robert De Gendt, met stevige wortels in de christelijke arbeidersbeweging, organiseerde in 1979 manmoedig petities tegen kernwapens. Tot in oktober vanuit Gent het verzoek kwam om een betoging te organiseren tegen het op til zijnde NAVO-dubbelbesluit. De vraag kwam van de organisatie Vrede vzw die op haar beurt het verzoek had gekregen uit Keulen. En dat was een beetje gênant.

“De vredesbeweging in Duitsland had drie poten”, vertelt André Bogaert, de eerste voorzitter van VAKA. “De christelijke, de pacifistische en een sterke vleugel die geïnspireerd was door het communisme. Die zaten in Keulen. Vrede vzw zat met die groep samen in de Wereldvredesraad van Helsinki, en dat was een door Moskou gedirigeerd gezelschap. Het is vanuit die Keulense groep dat in oktober 1979 de vraag komt om op 9 december te betogen. Het OCV had om begrijpelijke redenen bezwaren. Toen kwam het idee om een organisatiecomité ad hoc op te richten. Dat werd dan het VAKA.”

Die verbrande aftrap leidde al snel tot cowboyverhalen over door Moskou betaalde pionnen. In 1980 verscheen in Gazet van Antwerpen een artikelenreeks onder de titel: “Agitatie is hun beroep”. De vredesbeweging werd erin omschreven als een verzameling “beroepsagitatoren en allen communisten van de pure en traditionele Moskou-lijn. Ze zijn de radertjes van een machine die in gans West-Europa draait en vanuit het Kremlin bediend wordt”. Het VAKA spande een proces aan tegen de krant en won in eerste aanleg, maar verloor in beroep.

De verdachtmaking zou leiden tot Swaelens beruchte uitval naar “de wolven in schapenvacht”.

Dat was lachwekkend, zeker nadat op de eerste betoging van 9 december 1979 al was gebleken dat VAKA alleen niet in staat kon zijn geweest om in één klap 70.000 mensen op de been te brengen. VAKA stelde al die tijd nooit meer voor dan drie man/vrouw en een stencilmachine. De reële angst onder de bevolking voor een kernoorlog bleek een fenomenaal wapen om te mobiliseren. Dat begon al op 6 december met een communiqué van het ACW waarin het loodzware woord “geweten” viel. Voor heel wat CVP’ers het startschot voor een jarenlange strijd met zichzelf, hun politiek en ethisch engagement. Wivina Demeester, Jean-Luc Dehaene, Jos De Saeger, Miet Smet, Luc Van den Brande, Luc Dhoore en anderen zouden intern en al dan niet openlijk vaak hun verzet tegen het wapentuig duidelijk maken. Sommige van hen waren op 4 december trouwens aanwezig op de persconferentie van het VAKA waar de betoging werd aangekondigd.

“Hadden we de partij laten beslissen in een formele stemming, dan er zou zeker een meerderheid tegen geweest zijn”, zegt Martens. Swaelen zei op een dag tegen Bogaert, en voor zijn uitval over de wolven: “Meneer Bogaert, het zijn onze mensen die met u mee op straat lopen”. Al die jaren woedde er een stille strijd in de vredesbeweging over het initiatiefrecht.

De massale opkomst voor de betogingen deed de organisatoren zelf soms naar lucht happen. Pas achteraf, toen de Belgische politiek meer en meer versnipperd raakte, begonnen sommigen zich af te vragen of het wel alleen om de raketten was gegaan.

“Wij hebben vele keizers in hun blootje gezet”, zegt Bogaert. “Voor het eerst werd de onmacht van de politiek zo openlijk geëtaleerd. Ik voelde mij in hun plaats ongemakkelijk toen ik mensen als Dehaene of Van den Brande zag worstelen met hun geweten. Maar wij waren er niet om aan politiek te doen, wij stelden ethische vragen. Ik denk dat de rakettenkwestie heeft bijgedragen tot de kloof met de burger en zelfs tot de antipolitiek. De politieke klasse verloor voor het eerst zo zichtbaar haar geloofwaardigheid. Je moet niet onderschatten hoe zwaar de bevolking in die dagen aangegrepen was. Ze voelde zich een schietschijf tussen twee grote machten en ze stelde vast hoe haar politici dat niet konden verhinderen. Martens heeft die bredere dimensie van wat er aan de hand was pas later ingezien.”

De gewezen premier ontkent. “De beweging was al aan de gang toen ik in 1981 op verkiezingscampagne trok. Ik ging van deur tot deur en ik ontmoette nogal wat jongeren die campagne voerden voor Agalev. Dat hing in de lucht en maar weinig mensen in mijn partij beseften wat er maatschappelijk aan de gang was. Dit ging om meer dan leefmilieu, dit ging inderdaad over anders gaan leven. Er was al een stuwende kracht in de samenleving die de organisatoren van de rakettenbetoging niet moesten uitvinden, maar die gewoon wachtte op een signaal, een uitweg om zich te manifesteren. En dat werden dan de raketten.”

EEN BEETJE STOF IN KLEINE BROGEL

Ook die van het gebroken geweer kregen de rekening voor de raketten gepresenteerd. Van Miert had in 1981 letterlijk gezegd: “Een regering met socialisten is een regering zonder raketten.” In 1988 kwamen ze in de regering, en Florennes was nog altijd bezet gebied.

Maar niet alleen de klassieke politieke wereld kwam gehavend uit de rakettenkwestie, ook de vredesbeweging raakte sindsdien op de dool. Niet iedereen had de barstjes in de Berlijnse Muur waarvan eerder sprake, zien aankomen. Toch niet in Vlaanderen. “Anders dan de vredesbewegingen elders in West-Europa blonken we in Vlaanderen niet uit in een goede internationale politieke analyse”, zegt Goedele De Keersmaeker, ex-VAKA. “Daardoor konden velen van ons ook de gebeurtenissen van 1989 en daarna moeilijk plaatsen. Het is veelbetekenend dat VAKA in 1992 niets gedaan heeft in verband met de Joegoslavische kwestie. Er was een generatie die in de jaren zeventig was grootgebracht met de détente en die in die termen ook omging met het communisme. Er was veel naïviteit. Pax Christi en VAKA sneden het thema van de mensenrechten wel telkens aan, maar hun contacten verliepen via de officiële anti-nucleaire bewegingen in Oost-Europa. Slechts enkelen hadden wel contacten met dissidente groepen in Oost-Europa. Met Vaclav Havel en zijn forum Charta 77 of het Poolse Solidarnosc bijvoorbeeld. Die groepen hadden dan ook reserves tegenover de Westerse vredesbeweging die door de officiële sovjetpropaganda te veel werd opgehemeld.”

“Wie in de jaren tachtig contacten had gehad met Oost-Europese onafhankelijken, kon het conflict in Joegoslavië veel beter duiden. De Kosovo-crisis is voor vele mensen begonnen toen de NAVO begon te bombarderen. En toen de NAVO stopte, hoorde je weer niets meer. Het werd dan ook allemaal zoveel complexer dan in de Koude Oorlog om een standpunt te bepalen. Velen maken dan de analyse: de vijand van mijn vijand is mijn vriend. En als je dan principieel tegen de NAVO bent, tja. Ik wil de bombardementen niet verdedigen, en zeker niet de manier waarop ze gebeurd zijn, maar de situatie is toch wel iets complexer dan dat.”

Dat vindt ook Bogaert vandaag. “Wat mag? Wat mag niet? Bommen leiden tot meer geweld, maar je kunt toch ook niet… (Stilte) Tja, we lijden allemaal samen aan onze onvolmaaktheid wellicht.”

Wat rest is oud zand. En een beetje stof in Kleine Brogel. Want lag daar al lang voor 1985 geen gevaarlijk tuig? De Keersmaeker: “Een collega van mij was er onlangs ook bij, toen ze met enkele volksvertegenwoordigers Kleine Brogel bestormden. Hij had zich geamuseerd, zei hij. Godverdomme, vijftien jaar geleden werden de vredesactivisten al opgepakt toen ze nog maar met z’n drieën in het dorp van Florennes boodschappen gingen doen. Samenscholingsverbod heette dat, terwijl er op het dorpsplein kermis was.”

Volgende week: de grensverleggende kunst van Joseph Beuys.

Filip Rogiers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content