De winterstormen worden de proef op de som voor de revolutionaire zeewering, die eind vorige week werd afgewerkt aan het stukje kust tussen De Haan en Bredene.

HET BLIJVEN TOCH grotendeels onbekende krachten die de Noordzee beheersen. Het is daarom niet zo zeker meer dat de miljarden kubieke meter water, die om de 12 uur 25 minuten op- en afgestuwd worden, het zand alom meesleuren. Naarmate de studies vorderen, groeit zelfs de overtuiging dat de dominante stroming van west naar oost en de overheersende westenwinden op hun beurt stranden, duinen en vooroevers zijlings afkalven en dat het zand op die maniere verderop oostwaarts neergezet wordt : van het Nauw van Calais tot de Duitse Bocht.

De rol die het onderwaterreliëf in dit hydrografisch geheel speelt, is mettertijd al even onzeker geworden. Blijven de zandbanken vanuit hun prehistorisch verleden ook de stromingen voor de Belgische kust bepalen of tekenen de stromingen de contouren van de zandbanken ? Zo’n twintigduizend jaar geleden lag de zeespiegel ongeveer honderd meter lager dan vandaag en vormde de Noordzeebodem voor onze kust een immens dal waarlangs het water van de Theems, de Rijn, de Maas en de Schelde via het Nauw van Calais zijn weg zocht naar de Atlantische Oceaan. Naarmate het klimaat na de laatste ijstijd almaar opwarmde, de ijskap smolt en de zeespiegel steeg, liep zo’n vijfduizend jaar geleden ook dit dal voor onze kust onder water. Al wordt verondersteld dat de zeespiegel toen nog acht meter lager lag dan nu. Toen kwam ook een kustvlakte en vooral een zandbarrière tot stand, die de aanzet vormden van de hedendaagse vooroevers, de stranden en de duinen ; weliswaar na enkele historische transgressies.

Mede door de konfiguratie van de zandbanken beukt het tij nooit overal met dezelfde kracht op onze 65,4 kilometer lange kust in. Een kleine 27 kilometer zandstrand is beschermd door duinen, waarvan het merendeel aan de basis of met een wandeldijk verstevigd werd. Vijfendertig kilometer strand is zonder meer door een dijk afgezoomd. En dan zijn er nog een goeie drie kilometer zogeheten “singuliere punten”, zoals de mondingen van de IJzer en het Zwin alsook de havengeulen van Oostende, Blankenberge en Zeebrugge. De Brugse haven is trouwens “één van de reeds gekende inherente zwakke punten” in de zeewering. Want zoals het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap in juli 1993 in zijn voorbereidend rapport “Kust 2002” laat opmerken, beschermen de strekdammen van Zeebrugge wel de uitgebouwde voorhaven, “maar zij maken geen deel uit van de eerste kustverdedigingslinie. ” En zo worden er nog wel enkele biezonder kwetsbare punten in de zeewering aangeduid : de relatief smalle dijken van Oostende en Blankenberge, een aantal lage punten in het duin zoals die tussen Wenduine en De Haan voorkomen én de kuststrook van De Haan tot Bredene.

Uitgerekend daar werd tijdens de voorbije vijf jaar na de voorjaarsstormen van 1990 bij het versterken van de noodzakelijke kustverdediging voor het eerst een heel nieuwe, bijna oosterse strategie gevolgd. De uitvoering ervan is sinds vorige week omzeggens achter de rug. De eerste ruige winterstorm wordt daar de proef op de som.

KNIPOOG.

De stormen van februari en maart 1990 zorgden niet alleen in De Haan voor een kleine aardverschuiving. Schokgolven waren er ook in Brussel en nog wel op het kabinet van toenmalig gemeenschapsminister van Openbare Werken Johan Sauwens (VU). In de plaats van de administratie nog maar eens enkele dijkherstellingen te laten uitvoeren, een massa vers zand op het strand op te spuiten, de eerder aan flarden gescheurde Longard-buizen te vernieuwen en opnieuw in te graven om het strand (tevergeefs) te stabilizeren of enkele strandhoofden aan te leggen om (hopelijk) de afkalving tegen te gaan, werd de zeewering dit keer niet als een regelrechte konfrontatie gezien tussen het oerelement en de ingenieurs ; wel als een samenspel.

In januari 1976 stelde Knack al dat je de zee niet ongestraft indijkt en dat de probleemstelling niet verder ging dan de vraag om zand te bulldozeren. De stormvloed had toen onder andere Ruisbroek naar een plaats in de vaderlandse geschiedenis gesleurd.

Zo’n twintig jaar na de eerste kritiek van “dwarsliggers” zoals de toen zelfs geschorste ingenieur André Mertens van het Waterbouwkundig Laboratorium, gaf de intussen gefederalizeerde overheid begin 1990 alvast een voorsmaakje van een nieuw kustverdedigingsbeleid. Dat Ludo Dirks, één van ingenieur Mertens’ getrouwen, op dat ogenblik advizeur van minister Sauwens was voor de kust, geeft een bemoedigend maar nogal laattijdig knipoogje naar het verleden.

Het privé-studiebureau Haecon van Christian De Meyer (de zoon van de man die in 1976 het raamkontrakt voor de havenuitbouw van Zeebrugge binnenreef), wou op zijn beurt onze kustverdediging al jaren anders aanpakken. Hij kreeg de opdracht om de hydrografie en de kusterosie ter hoogte van De Haan nu eens grondig te analyseren. Uit het onderzoek bleek al gauw dat, mede door de afwezigheid van zandbanken en ondanks de Wenduinebank voor De Haan, de vloedgolven er kwasi ongeremd op strand, dijk en duinen inbeuken. Erger nog : de golven, die door de verderop gelegen zandbanken worden omgebogen, genieten er als het ware van een turbo-effekt. De schade die de voorjaarsstormen van 1990 in De Haan en omgeving aanrichtten, loog er dan ook niet om. Het strand was weggespoeld, de duinenvoet afgekalfd en de dijkfundering blootgelegd. In 1953 waren dertien treden van de oude dijktrap in De Haan zichtbaar, na de storm van 1990 kon men 22 treden tellen.

In de plaats van de gebruikelijke “harde” infrastruktuurwerken, die decennia lang steengravers en betonboeren plezierden, stelde Haecon een “zachte” oplossing voor. Dit keer zouden vooral de drie Vlaamse baggerbedrijven Decloedt, Dredging en De Nul de zogeheten drie D’s letterlijk aan de bak komen. Haecon wou namelijk de zee zelf een deel van het zand voor de kustverdediging laten aanvoeren.

INNOVATIE.

Omdat Haecons analyses onder meer aantonen dat het (vooral ’s winters) door de zee verzwolgen zand ter hoogte van De Haan wel degelijk voor de kust blijft hangen en niet zijlings wegtrekt, ging het van meet af aan om twee ogenschijnlijk simpele vragen. Eerst moesten ze het soort zand vinden dat de golven (vooral ’s zomers, bij een kalme zee) opnemen en opnieuw op het strand afzetten. De tweede vraag betrof de beste lokatie op de vooroever om die hoop zand klaar te leggen zodat de golven voldoende kracht zouden hebben om het in de richting van het strand te verplaatsen. De eerste vraag heeft te maken met de grootte van de zandkorrel of de granulometrie ; de tweede met de aanleg van een voedingsberm en van een strand onder zijn natuurlijk evenwichtsprofiel (met strandsuppletie). Haecon wil, met andere woorden, de natuur een handje toesteken in de overtuiging dat wat de natuur zelf opbouwt, ook beter zal beschermen. En daarin schuilt precies de innovatie.

Bovendien blijkt deze natuurvriendelijke aanpak ook nog begrotingsvriendelijk. De aanleg van één kubieke meter voedingsberm is drie keer goedkoper dan één kubieke meter strandsuppletie.

In februari 1991 werd, ter hoogte van de wandeldijk in De Haan-centrum, op zeshonderd meter van het strand en één meter onder het laagwaterpeil, de eerste tweeduizend meter van een voedingsberm aangelegd die evenwijdig aan de kust loopt. Zijn kruin is veertig meter breed.

Sinds 1992 werd ter hoogte van De Haan-centrum over die twee kilometer nog eens een kleine 800.000 kubieke meter zand op het strand zelf opgespoten. Deze keer werd er echter voor gezorgd dat de korrel van deze strandsuppletie groter was (300 micron) dan die van de voedingsberm in zee (180 micron) : dat bemoeilijkt de stranderosie in de winter en vergemakkelijkt de zandaanvoer in de zomer. De bedoeling bestaat er namelijk in dat de onderwaterberm het strand op natuurlijke wijze voedt.

De baggeraars, die hun krachten bundelden in de tijdelijke vereniging Herstel Stranden, diepten het grove zand voor de strandsuppletie eerst op bij de aanloop van de Scheur-vaargeul richting Zeebrugge en Westerschelde, nadien (in 1994-1995) bij de A-1 boei aan de verderop gelegen loodspost op de Kwintebank in de vaargeul naar Zeebrugge en de Westerschelde. De fijnere korrel voor de aanleg van de voedingsberm vonden zij op de Stroombankkil, waar de verbindingsroute tussen de Grote en de Kleine Rede toch moest verbreed worden om de Prins Filip alvast die zorg in de vaart te ontnemen. En zo konden de drie D’s tijdens de voorbije vijf jaar in totaal 3,5 miljoen kubieke meter zand naar boven halen, aanvoeren, opspuiten en dumpen om tegen eind 1996 alvast negen kilometer kust te beveiligen : in een eerste faze voor De Haan-centrum, nadien van De Haan-Vosseslag tot Bredene-Hypodroom en nu verder richting Oostende. Volgend jaar komt de 3,5 kilometer kust tussen De Haan en Wenduine aan de beurt.

RESULTATEN.

De baggerschepen hebben tot op heden 995 ladingen zand bovenop de voedingsberm gestort en 660 ladingen zand op het strand gespoten. Die 995 ladingen moesten zij telkens zeer nauwkeurig aanbrengen om het stortplan precies in vakken van tien bij veertig meter vol te maken. Inmiddels konden de sleepzuigers niet dicht genoeg bij het strand komen om die 660 andere zandladingen rechtstreeks van het schip naar de wal te persen. Daarom werd een zinker (een leiding) van ongeveer anderhalve kilometer aangelegd tussen het strand en een ponton in zee, waar de sleepzuigers hun persbuis op aansluiten : daarlangs wordt in twee uur tijd makkelijk een vracht zand van 5.500 kubieke meter naar het strand gespoten. Al naargelang van de positie van de laadbakken die leeggespoeld worden met een mengeling van zand (20 procent) en water, gaat het schip hellen en kraken. De hele operatie blijft echter computergestuurd en klokvast verlopen, ook al omdat het zand bij hoog tij moet aangevoerd worden. De baggeraars én de opdrachtgevers zijn bovendien op precizie gesteld omdat ze bij de hele operatie ook “werk met werk” maken. Zo moesten ze niet alleen een nieuwe zeewering aanleggen, maar verbreedden of verdiepten ze meteen de hogervermelde vaarroutes op welbepaalde plaatsen.

Drie jaar na de aanleg van de eerste kuststroken met profielsuppletie en voedingsberm, zijn de resultaten in De Haan en omgeving nogal hoopgevend. Na intensieve monitoring van strand, duinen en vooroever door de Afdeling Waterwegen Kust en door de NV Belfotop Eurosense, waarvan de metingen mettertijd kennelijk aan betrouwbaarheid wonnen, bedraagt het stortverlies hoogstens 17 procent en het opspuitverlies hoogstens 15 procent. Ook blijkt vooral de verhoopte wisselwerking tussen de voedingsberm en het strand effektief te werken : het zand van de voedingsberm blijft voor 90 procent liggen waar het met grote nauwkeurigheid werd gedumpt. De afslag van de profielsuppletie en de voedingsberm bedraagt amper 10 procent, wat twee tot drie keer minder is dan bij de klassieke strandsuppletie, zoals die in Knokke-Heist of in Nederland wordt aangebracht.

Volgens de Afdeling Waterwegen Kust van de Vlaamse administratie Waterwegen en Zeewezen gingen, vooraleer de werken werden uitgevoerd in De Haan-centrum, jaarlijks negentien kubieke meter zand per strekkende meter verloren. Nu blijft dit verlies tot zes kubieke meter beperkt, al wordt het verderop door de voedingsberm tegengehouden. In deze zone worden jaarlijks toch nog altijd 13.000 kubieke meter strand door de zee meegenomen of gespreid over de aanpalende kustsekties : een proces dat eigen is aan dit soort werk. Daarom staat nu al vast dat tussen De Haan en Bredene alleen al, de operatie, die 850 miljoen frank kostte, over een tiental jaar voor de helft moet worden overgedaan. Zij het met de nu verworven inzichten en misschien zelfs in het kader van het plan “Kust 2002”, dat een grondige veiligheidsstudie van de kustverdediging beoogt maar waarvan de uitvoering uitblijft.

Frank De Moor

Om het strand tussen De Haan en Bredene te herstellen, werden 660 ladingen zand vanuit baggerboten via een ponton in zee en een leiding van anderhalve kilometer naar het strand geperst.

Het zand dat op het strand voor De Haan en omgeving opgespoten wordt, is iets grover dan normaal om precies de stranderosie tegen te gaan.

Een baggerschip zoals de Antigoon van Dredging kan zijn lading zand zowel “kleppen” als via een aansluiting op de leiding naar het strand persen.

De stormen van februari en maart 1990 toonden nogmaals de zwakke plekken in de zeewering aan onze kust.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content