Een verhaal van nutteloze bezigheden : foto’s van “Madame” Ria Pacquée.

EERST HEETTE ze nog Ria. Dan werd ze een Madame Zonder Naam. Later wandelde ze als een Het door de straten, soms gewapend met een geigerteller. En nu heeft Ria Pacquée een schitterende overzichtstentoonstelling in het Provinciaal Museum van Hasselt.

Vermoeide dames kuieren over het voetpad van de straten achter het Antwerpse Ateneum. Twee meter naar links, twee meter naar rechts en dan terug. Ze doen hard hun best om op Madonna te lijken, de Cher uit de betere dagen of Naomi Campbell maar die maskerade wil meestal niet al te best lukken. Ze houden me staande, beloven me allerlei heerlijkheden en noemen belachelijke bedragen. En iedereen in de buurt weet ondertussen wel waar dat geld voor dient : het gaat naar de pooier en met wat geluk ook nog naar een portie heroïne. Een paar passen voor mij laat een man een geldstuk vallen, bukt zich en werpt een onbeschaamde blik onder de minirok van een van de tippelende hoertjes. Ze ziet het wel, maar stapt ongegeneerd voort. Er zijn in deze wijk van ellende wel andere katten te geselen.

Ik moet naar de Rotterdamstraat waar Ria Pacquée in nummer 46 woont. Eén hoog heb je er uitzicht op de kamer van het nummer 49, waar een oudere platinablonde dame en haar hond met uitgedoofde blik naar buiten zitten te staren. Pacquée oogt veel jonger dan de veertig jaar die op haar identiteitskaart staat. Ze is klein, jongensachtig en van het punkerige type. Ze had er enkele jaren een gewoonte van gemaakt om vermomd naar buiten te gaan. En dan leek ze volmaakt op die oude dame van de overkant.

Vóór Ria Pacquée was er al Cindy Sherman geweest uit New Jersey. Nog amper herkenbaar poseerde die op foto’s als huisvrouw bij een afdruiprek, als pin-up, als giechelend schoolmeisje of laveloze sherry-drinkster, als slachtoffer van een aanranding, als de Madonna van Jean Fouquet, een baadster van Ingres, de Bacchus van Caravaggio of als Judith die met het afgehakte hoofd van Holofernes zwaait. Maar ze verwierf vooral wereldfaam met de nostalgische foto’s waarop ze in de huid kroop van jeugdige filmsterren uit jaren vijftig.

Sommige van haar personages hadden in de buurt rond het Sint-Jansplein en de Rotterdamstraat niet misstaan. En dat laatste gold natuurlijk ook voor het werk van Liliane Vertessen, die zeven jaar geleden met Sherman in het Provinciaal Museum van Hasselt exposeerde. Met behulp van een batterij rode lampjes, dito ondergoed en veel gevoel voor kitsch en camp had ze zich op haar foto’s tot een uiterst sexy personage getransformeerd.

VALSE BORSTEN.

Ze hebben iets typisch vrouwelijks, die verkleedpartijen in de kunst. En de fotograaf lijkt daarbij zo een beetje als sprookjesprins te dienen. Klik zegt zijn ding en met behulp van een pruik, wat valse borsten en eventueel nog een nepneus word je een hoogst verleidelijk hoofdpersonage in een spannende B-film of een apocalyptisch schilderij uit lang vervlogen jaren.

Niets daarvan echter bij Pacquée. Zij had voor zichzelf een uiterst saai alter ego gecreëerd, en zo reisde ze naar de meest vervelende plekken ter wereld. Naar Lourdes om er zich een plastic fles met gewijd water aan te schaffen, naar het karnaval in Keulen, naar een dogshow in Antwerpen of naar het National Garden Festival in Londen, in de hoop een glimp van prinses Anne te kunnen opvangen. Ze schreef zich in voor een busreis die recht gaf op een gratis lunch in een wegrestaurant, in ruil voor een demonstratie van elektrische apparaten. En wie naar de foto’s kijkt die bij die gelegenheden werden gemaakt, heeft moeite om haar van de talloze andere vrouwen te onderscheiden die in de fotoseries defileren.

Niemand die in Lourdes naar haar omkijkt. En waarom zouden ze ? Het “madammeke” dat Ria speelde, oogt zo doordeweeks. Ze doet hard haar best om zich te gedragen zoals alle andere bedevaartgangers. Ze keurt het gewijde water, koopt een kaars en zingt braaf mee met de “Pelgrims van één dag”. In tegenstelling tot de foto’s van Sherman en Vertessen hebben die van Pacquée ook geen glamour. Het zijn wat domme vakantiekiekjes. Er kwam geen studio aan te pas, geen belichting, geen decor, geen rekwisietenkast, geen enscenering. De foto’s werden gewoon kriskras op straat gemaakt. Klikklak, en dat was dat.

Al sinds het eind van de jaren zeventig is Ria Pacquée met performances bezig. Ze reisde naar festivals in Besançon, Parijs, Straatsburg en Hamburg. Voortdurend verlegde ze de pijngrens. “Het waren die jaren waarin je je plots bewust wordt van de dood die gaat knagen. Voor mij waren die performances een uitstekende leerschool. Je reisde altijd maar naar andere plaatsen, waar je met niets in de handen kunst moest maken. “

Veel souvenirs uit die jaren zijn er niet bewaard gebleven. En Ria Pacquée was een beetje als haar personages. Ze bleef in de schaduw.

Het “Madammeke” was deels uit onbeholpenheid ontstaan, toen ze in 1982 in de opslagplaats van de onvolprezen galerie Montevideo een huis had gebouwd en er maar niet toe kwam een pop te creëren die in dat huis kon figureren. Ze was dan maar zelf voor pop gaan spelen. In het Museum van Hasselt staat nu ook een versleten zetel. Daarop liggen een ouderwets trouwkleed, een bruidsboeket en een album met foto’s waarop Madame in het Park van Middelheim en voor een stadhuis als bruid poseert. Enkele van die foto’s hangen ook uitvergroot boven de zetel, en pas na een tijdje dringt het tot de kijker door dat er iets ontbreekt. De bruidegom, parbleu !

“The girl who was never asked to marry” uit 1988, “Het meisje dat nooit ten huwelijk werd gevraagd” was haar allereerste fotoserie. Er volgden er andere : “The end of a love story with a sailor who never came back”, “Madame at Carnaval in Cologne”, of “A cheap one day trip”. Ze brengen verslag uit van performances van één dag, waarbij Pacquée alleen een fotograaf als publiek uitgenodigde.

ZWERFVUIL.

Achter het maken van die series ging soms wel een spannend verhaal schuil. Zoals die keer in de National Garden toen ze een glimp wilde opvangen van Prinses Anne. In haar vermomming moest ze zich een weg banen langs veiligheidsagenten die dringend op zoek waren naar vermomde IRA-strijders.

Maar van al die spannende verhalen lezen we weinig in de foto’s die in het museum hangen. Het enige wat er op te zien is, is lelijkheid, banaliteit en verveling. Zelfs die anders zo intense blik van Pacquée heeft een metamorfoze ondergaan. En wat die foto’s zo sterk maakt, is dat je na een tijd beseft : alle andere personages kijken net zo uitgeblust. Ze zijn even eenzaam en onverschillig. Hun leven is een ruis, niets meer. En in tegenstelling tot “madame” Pacquée zijn ze echt. Hun rol is niet gespeeld.

Enkele jaren geleden kneep Pacquée eigenhandig haar Madame de keel toe. Haar rol was uitgespeeld. Ze ging toen in het gezelschap van een fotograaf in een andere vermomming door de straten zwerven. Een ander soort onmens speelde ze voortaan. En “Het” was de naam. Fotoseries in zwart-wit tonen hoe dat geslachtsloos wezen op hoogst onhandige wijze een karretje door een haast onbegaanbare bergpas meesleept om grote rotsblokken te verzamelen en mee te nemen naar het hotel. Een andere keer sleurt Het door Amsterdam een veel te grote cementen bol waarin Dante’s “Inferno” ingemetseld zit. En dan loopt het ventje ook nog eens met een geigerteller door Duitsland. “The day It took an initiative, ” meldt de titel, “a story of an unsuccesful experience”. Telkens weer vertellen de series een verhaal van nutteloze bezigheden.

Eenentwintig fichesbakken met foto’s heeft Pacquée nu ook één hoog in haar huis staan. Ze zijn het resultaat van de haast dagelijkse zwerftochten die ze voor zichzelf door een stad organizeert. Zonder vermomming en fotograaf dit keer. Het fotograferen neemt ze wel zelf voor haar rekening. Meestal doolt ze door Antwerpen, en haar voorkeur gaat duidelijk naar verlopen en vergeten buurten als die van het Sint-Jansplein. Ze richt haar lens op zwerfvuil, daklozen of helrode deuren. En stuk voor stuk zijn het mensen of dingen die een ander nooit zou fotograferen.

De foto’s worden dan thuis tot groepjes van twaalf gekombineerd. Het zijn uiterst boeiende taferelen. Die fascinatie vindt allicht zijn oorsprong in een aantal tegenstellingen. Zoals het kontrast tussen dat felle rood van deuren, ramen of een strandzeil met zijn verwijzingen naar de zuivere abstraktie, en anderzijds dat haveloze van de buurt, wat altijd mee op de foto staat. Alles waar Pacquée haar oog op laat vallen, ligt er verloren bij, nutteloos en tevergeefs.

Er zijn die vele zakken en omhulsels waarachter nog wat mysterie broedt. Maar toch is dit ook een wereld van pure miserie, waar enkel nog een dun laagje helblauwe of helrode verf de schijn hoog kan houden. Geen mens op die foto’s of hij ligt in een knoop of staat krampachtig gebukt. Als ze nu maar eens middelen had, zegt Pacquée, om zich een video aan te schaffen bijvoorbeeld. Een schitterende installatie in het museum toont waartoe dat beetje meer aan middelen wel zou kunnen leiden. Grote foto’s van dichtgeplooide marktparaplu’s hangen daar, en een video toont een serie andere paraplu’s waar de hoes over getrokken wordt. “Ze hebben iets van penissen, ” zegt Pacquée, “Daarom heb ik het werk ook een Act of Sheeting genoemd, omdat dit ook naar condooms verwijst. En anderzijds hebben ze ook iets van koningen. ” Maar het zijn wel de koningen van het naburige De Coninckplein, waar het enige Palace een verlopen bar is en voorts alleen nog pooiers en hoeren heersen.

Max Borka

“Ria Pacquée”, tot 8 oktober in het Provinciaal Museum, Zuivelmarkt 33, Hasselt. Tegelijk loopt in de tuintjes van het naburige Begijnhof een tentoonstelling met werk van Marinus Boezem, en loopt tot 1 oktober over de hele stad verspreid het vlaggenprojekt Gran Pavese. Meer inlichtingen op 011/21.15.90 en 011/21.13.17.

Ria Pacquée, “The day It took an initiative. A story of an unsuccesful experience”, Wenen 1192 : zonder glamour.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content