Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Guillaume Bijl maakte van het Antwerpse Museum voor Hedendaagse Kunst een rovershol. Een interview.

ALLEEN de kunstenaar zelf is nog in staat het aantal bedrieglijk echte ruimten bij te houden dat hij sinds 1979 binnen en buiten musea en culturele centra in Europa gerecreëerd heeft. Van het militaire informatiecentrum tot de kant en klare fermette, binnen de kortste keren verhitten ze de gemoederen tot ver buiten de kunstwereld. De krachtige inslag van die dingen, door Guillaume Bijl zelf ?Transformatie-installaties? gedoopt omdat ze ?een realiteit in een onrealiteit? zetten, (een autorijschool in een kunstgalerie, zeg nu zelf), kan licht doen vergeten dat hij ook uit andere vaatjes tapt.

Voor zijn ?Situatie-installaties? gaat hij net omgekeerd te werk : een schijnrealiteit wordt midden in de realiteit neergepoot (een stuk Romeinse heirbaan in het Middelheimpark bijvoorbeeld). Terwijl de kleine ?Sorry’s? als visuele slips of the mind volgens oeroud surrealistisch recept vervaardigd zijn (de ontmoeting van een houtgesneden houthakkertje met een geluidsversterker), gaat het in de ?Composities? om actuele archeologische stillevens. Dat zijn goeddeels uit rommeltjes samengestelde stapelingen die dezelfde ironische vervreemding uitstralen als de grote werken, zonder dezelfde situationele impact evenwel. Ze zijn uitstekend geschikt voor kleine galerietentoonstellingen.

Voor zijn grote tentoonstelling in het Antwerpse MUHKA heeft Guillaume Bijl een greep uit zijn vier groepen werken gedaan, zonder te verzaken aan een algemeen concept dat op de museale situatie zinspeelt. Er is dus ook sprake van een Gesamtkunstwerk, zo men wil.

Bijzonder intrigerend aan Bijls installaties is dat ze diverse vormen van sociale bedrijvigheid, inclusief de museale, in scène zetten zonder de acteurs, terwijl we de indruk hebben dat die elk ogenblik verwacht worden of net vertrokken zijn. De leegheid in die reconstructies van onze tijd wordt er prangend door, fysiek voelbaar.

Onder jouw handen werd het MUHKA wel een heel griezelige plek. Het was te verwachten en het is ook uitgekomen.

GUILLAUME BIJL : Hehe.

Je hebt een aantal werken gekozen die de griezeligheid van het museum tonen als instelling die cultuurelementen van de beschaving verzamelt en presenteert. Met name in de ?Komponisten-Sterbezimmer?, het ?Documenta Wax Museum?, de ?Concise History of pre-historic man?, het ?Auction house? en het ?TV Quiz Decor? toon je het museum als karikatuur van zichzelf.

BIJL : Gewoonlijk maak ik één installatie in een cultureel centrum of een museum, en dan valt het komische en het humoristische in de eerste plaats op. Als je nu de verschillende installaties naast elkaar zet, komt het tragische misschien ook mee tot uiting. Mijn oeuvre wordt dan inderdaad zwaarder en er komt ook griezeligheid bij te pas.

Het ?TV Quiz decor? verwijst ook naar de actuele kunstscène als spektakeltent.

BIJL : Natuurlijk, de keuze van die zeven installaties is zoveel mogelijk naar de toelaatbaarheid van het museum toe geconcipieerd. Het televisiequizdecor : het zou kunnen dat men reeds een kwis over kunst houdt, waarbij de recuperatie van de mass-media op kunst al in onze sacrale tempels zou plaatsvinden. Het auction house : een aspect van de kunstmarkt, de waarde van antiek en verleden kunst die weer naar boven komt. En dan heb ik de laatste jaren enkele werken gemaakt, meestal in het buitenland, waar ik de museale-culturele-toeristische vrijetijdsbesteding een beetje in het vizier heb genomen, zoals in Wenen met ?Der Mensch überwindet Distanzen?, een soort grote tentoonstelling over de geschiedenis van het transport. En hier laat ik, omdat ik een spectrum wou geven, op de eerste verdieping enkele pseudo-didactische tentoonstellingen naast elkaar lopen. Zo zullen misschien niet de ingewijden maar bij voorbeeld de Japanse toeristen denken dat het echte museale presentaties zijn : de Komponisten-Sterbezimmer van Wenen, het wassenbeeldenmuseum of de Madame Tussaudtoestand, de Concise History of pre-historical man. En dan ook dat visueel spectrum met die recyclagefoto’s.

Van dichtbij is je TV quizstudio een karikatuur van het MUHKA-museum, en panoramisch bekeken is het misschien hèt icoon van de populaire cultuur van onze tijd. Is dat niet het centrale werk van deze tentoonstelling ?

BIJL : Ik weet niet of dat het centrale werk is, ik heb het gemaakt in de Biënnale van Lyon ( 1993, red.) Ja, het was misschien wel een beginstuk. Ik dacht, de Biënnale van Lyon, dat is gemakkelijk reconstrueerbaar in het MUHKA : de gyproc-ronde zaaltjes, Amerikaanse theater-stijl, dat paste natuurlijk heel goed in dat MUHKA. Misschien komen ze volgende week vragen om weet ik wat voor VTM-toestanden in het museum te doen, de recuperatie van de mass-media naar de kunst toe ligt heel dichtbij. Ook de volkscultuurachtige Madame Tussaud-toestand, die vitrine op de Königsplatz in Kassel, ( 1992, Doucmenta IX, red.) had daar mee te maken. En een auction house in een museum hebben we al in het Palais-des-Beaux-Arts.

Amusement… Gaan we dan swingend tenonder op het obsederende ritme van de rap ?I got 5 on it? van Luniz die je in jouw studio laat horen ? Mensen die op de opening waren zeiden dat het geen sfeer van een tentoonstelling was maar van een party.

BIJL : Ik zeg nooit in mijn werk dat ik zelf ook niet gedetermineerd ben. Ik ben ook gedetermineerd door mijn tijd. Ik laat een bepaalde transparante kritisch-ironische kijk op deze samenleving zien. Maar dat wil niet zeggen dat ik er een zwaarmoedige kijk op heb. Ik heb een bepaalde kritiek maar er is toch een beetje hoop. En met een vleugje humor…

Je ?Transformatie-installaties? pikken telkens in op een heel specifiek sociaal gebeuren, dat er onveranderlijk doods uitziet : een autorijschool… slecht vormgegeven, een veilingzaal met niets dan tweederangswerk, een sterfkamer van een tienderangscomponist bij wijze van spreken, wassen beelden. Is dit het theater van deze maatschappij ?

BIJL : Het decor. Ik benadruk het decorachtige in onze samenleving, ja, ook de leegte, het onindividuele, het transparante, het vlakke, het onbewuste, de trip op artificiële waarden…

Heb je in al die jaren plaatsen kunnen bedenken die je niet kunt transformeren omdat er wèl een waar gevoel heerst, waar niets te vinden is dat ontluisterd kan worden ?

BIJL : Je wil zeggen, wat blijft er over ? Bah, ik hecht heel veel waarde aan musea, theater, cinema in het algemeen, kunst, filosofie, wetenschap en natuur… dat zijn zaken die rechtblijven, en levensbehoeftige…

Maar dat zijn geen ruimtes.

BIJL : Wat zou er overblijven ? Het museum zelf…

Het museum zelf ! Ah nee… je hebt het hier…

BIJL : Ik gebruik het museum, het decor als uitdrukkingsmiddel en in sommige werken waar het expliciet aan bod komt, ontsacralizeer ik het misschien. Maar dat is toch geen doel op zichzelf hoor ! Ik ben bezig met de thematiek van de middelmatigheid en van massaconsumptie, en of course, het museum op zichzelf is daar ook een exponent van, en ook van vrije tijd, en ook van culturele behoeften en cultureel toerisme en weet ik wat. Natuurlijk komt dat erbij, in die dubbele bodems van mij, maar dat heeft geen hoofdaccent.

Een schuilkelder, een tapijtenbazaar, een lampenwinkel, een goktent, alles, en iedere keer dat je zoiets maakt is het zo triest : dat zijn wij, banaliteit. Zijn er geen plaatsen waar een kwaliteit hangt die maakt dat ze niet gefixeerd kunnen worden ?

BIJL : Zoals ik al gezegd heb : respectabele plaatsen van goede cultuur. Ik laat hier een paar cultureel-toeristische zaken zien die ook te maken hebben met middelmatigheid en met massacultuur. Maar als we meer gaan specifiëren dan zou ik zeggen : ik wil bijvoorbeeld niet het Peggy Guggenheimmuseum in een museumtoestand tonen of het Theater van Berlijn of weet ik wat.

Heb je ooit een kapel of een kerk getoond ?

BIJL : Ja, ik heb een kerk gemaakt ( lacht), een kerk in een alternatieve ruimte in Parijs in 1982. Dat wel. In de eerste vijf jaar heb ik meer specifiek duidelijke installaties getoond die te maken hebben met consumptie. Maar omdat ik deze civilisatie sterk in twijfel trek wordt het gamma inderdaad groter. En als het geadapteerd is naar de juiste plaatsen toe, verruimen de mogelijkheden om een vorm van irritatie of een bewustzijnscommunicatie teweeg te brengen.

Je bent vijftig en je hebt nu ook een kind…

BIJL : … een crèche ? Ja zoiets. Ik wist dat er iets was waar jij ook aan dacht. Maar een kindercrèche…

Dat is een plek waar de mensen op een natuurlijke manier met mekaar omgaan, er zijn bedjes…

BIJL : Ja, altijd waar er levensechte, levensbehoeftige en vruchtbare ruimtes zijn, zal ik ze minder snel tonen. Maar toch, ik lever een soort vervreemdende getuigenis van heel onze tijd, van onze beschaving, dus die kindercrèche zou daar op een bepaalde manier in kunnen plaats grijpen omdat het hetzelfde fenomeen is waar mensen van tegenwoordig zich in bewegen, zoals een atoomschuilkelder of een televisiequizdecor of weet ik wat.

Dan is heel de wereld nep ?

BIJL : Dat vind ik grotendeels wel, ja. Dat vind ik grotendeels wel. Het decor althans daarvan.

Het decor is toch symptomatisch voor degenen die daarin geacteerd hebben en daar die dingen neergezet hebben en geënsceneerd hebben. Dat zegt toch iets over de manier waarop ze omgaan met dingen en met de anderen ?

BIJL : Ik veroordeel niet, ik plaats geen grote filosofische gedachten, ik breng ook geen oplossingen. Ik constateer gewoon dat onze beschaving iets is wat vol zit met artificiële waarden. Ik wil daar een transparantie in brengen en een soort bewustzijnsproces, communicatie, teweegbrengen. Maar ik toon het ook met een vleugje humor. Ik zeg : de mensheid is in een bepaald stadium waar men niet prat moet op gaan, dat is feitelijk wat ik laat zien.

Eigenaardig : bij de triestigste ruimtes waar we doodziek zouden kunnen van worden, is onze eerste reactie altijd : lachen, een soort bevrijdende lach ?

BIJL : Ik ben geen veroordeler, ik zeg niet : de mensheid of het leven is dit of dat of ik weet niet wat. Zoals ik het visueel relativeer, is het een uitnodiging aan het publiek om mee te relativeren.

Maar als we beginnen denken aan het opkuisen van de rommel…

BIJL : … dan blijft er niet veel over ( lacht).

Als zelfs de kindercrèche getoond kan worden, dan weet ik het niet goed.

BIJL : Boh, de kindercrèche dat komt niet onmiddellijk in mijn gedachten. Waar ik wel, nu ik een kleine dochter heb, meer aan dacht is bijvoorbeeld de kinderwinkel, de kindervoiture en de mode en ook de manipulatie van kinds af : Walt Disneyland, met de Walt Disney-filmen, mijn kind is er ook niet vrijgesteld van. Maar de manipulatie begint men al van twee jaar af te merken, Dat begint al zo vroeg, de iconen van de tekenfilm, de manipulatie van de kinderconsumptie, de kinderwinkel op zichzelf, de betere kleren, de merken, al die zaken. Dat komt, nu met die kleine dochter, wèl als mogelijkheid in mijn gedachten.

De kindercrèche zelf of het hospitaal, of voedsel op zichzelf als fenomeen komt niet onmiddellijk in mij op om het te gaan relativeren. Wel het fenomeen supermarkt, niet omdat daar tomaten en dergelijke liggen, maar het fenomeen dat wij op het eind van onze twintigste eeuw die systemen of die automatizering of die vanzelfsprekendheden hebben dat het voedsel op die manier bij de mensen komt en dat het ook een soort van manipulatie, advertentie en al die zaken nodig heeft. Dat zijn fenomenen die ik dan wel laat zien. En in dat geval van die kinderen laat ik dan meer de kinderconsumptie zien dan het opvangcentrum. De natuurlijke levensbehoeften komen minder aan bod in mijn werk, of course.

Sta je erop om te zeggen dat het zeker kunst is ?

BIJL : Ontegensprekelijk ben ik heel gevoelig voor compositie, kleur, materie… maar ik probeer die esthetische benadering, kennis en capaciteit die ik ook als kunstenaar heb, zeker en vast een beetje weg te moffelen. Ik toon een bepaalde nonchalance. Maar de transformatie- en situatie-installaties hebben een intrige. En dan treedt een situationele surplus bij mijn werk op. Ik wil het publiek directer vatten dan met een afstandelijke, elitaire kijk. (Niet dat ik daar iets tegen heb want ik ben ook een waarnemer en fan van al die actuele kunsttoestanden en dergelijke). Maar in dat plastische kunstcircuit voeg ik een theatraal aspect toe dat een beetje verdergaat dan het theater zelf. Als men in een theater komt of naar een bioscoop gaat, weet men altijd onbewust of bewust dat er een fictie plaatsgrijpt terwijl ik toch nog probeer een stapje verder te zetten. Ik probeer, soms lukt mij dat wel en soms lukt mij dat minder, een onzichtbare fictie te creëren die toch een beetje verder gaat dan theater, dan het gaan kijken naar of het ondergaan van een fictie.

De ?235 Belangrijke en minder belangrijke foto’s van de 20ste eeuw? komen uit een fotolaboratorium en bestaan uit jouw selectie van foto’s die daar nooit afgehaald werden. Hier begeef je je op het privé-terrein van de mensen. Ook dat terrein laat niet veel ruimte voor hoop : de meeste foto’s zijn boertig of onnozel, banaal, obsceen soms. Zijn wij dat ?

BIJL : Waar is die hoop ? De hoop zit daar, ook in die foto’s van de tweede helft van de twintigste eeuw, dat ik deze mensen, en ook mezelf, want er zit ook een foto van mezelf bij, relativeer in de hoop dat die toeschouwer zichzelf ook gaat relativeren, of een beetje zwaar.

Een beetje zwaar ?

BIJL : Een beetje zwaar relativeren.

Jan Braet

Tot 9.6 in het MUHKA, Leuvenstraat 32, Antwerpen.

Guillaume Bijl in zijn TV Quiz decor (’93) : De recuperatie van de mass media ligt heel dichtbij.

Guillaume Bijl, The concise history of man (’96) : een onzichtbare fictie creëren.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content