Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

22 schilderijtjes van Johannes Vermeer bijeen in Den Haag.

OM aan de overweldigende belangstelling voor de tentoonstelling Johannes Vermeer (1632-1675) in het Haagse Mauritshuis tegemoet te komen, worden de toegangsuren op bepaalde dagen verlengd tot middernacht. Wie bijzonder gevoelig is voor het cinematische van Vermeers oeuvre, zal er een nachtvertoning misschien graag bijnemen. Maar eigenlijk is het een wat onwezenlijk aspect te méér in deze historische onderneming : zelfs het daglicht, bron van schoonheid in de schilderijen van de Delftse meester, wordt niet absoluut noodzakelijk geacht om het werk te bekijken.

Zelfs overdag is het een probleem. Een goed frontaal zicht op de doeken wordt verhinderd door de felle spots, weerkaatstend op de perspex-glazen platen die ter bescherming voor het canvas zijn aangebracht. Het drummen voor elk van de kleine schilderijen maakt uitwijken tot een heikel karwei. Voor een kunst die de kijker bij uitstek individueel aanspreekt, is dit bijna dodelijk.

Haast geen enkele van de 22 tentoongestelde schilderijen twee derde van de totale productie die van Vermeer bekend is is de jongste weken ongereproduceerd gebleven in kranten, tijdschriften, op televisie, cd-rom en internet. Veeleer dan de nieuwsgierigheid droog te leggen, heeft deze ongekende reproductiedrift de ticketreservaties steil de hoogte in gejaagd. Alsof plots bij iedereen het inzicht doorgedrongen was dat het echte ding nog zoveel schoner is dan het meest perfecte vierkleurendrukplaatje of enigerlei virtuele imitatie.

Conservator van het Mauritshuis Frederik J. Duparc, die 7 miljoen gulden aan kosten liet noteren, verwacht meer dan 350.000 mensen over de vloer, een slordige 50.000 meer dan zijn mede-organisator uit Washington, Arthur Wheelock, in diens National Gallery mocht verwelkomen. Ook daar echter groeide hetgeen bedoeld was als een ?kleine idyllische tentoonstelling” uit tot een ?national event” (Wheelock), vooral vanwege het succesvol standhouden tegen onverwachte calamiteiten : sneeuwstorm en technische werkloosheid van de overheidsdiensten. Op de Haagse opening deed Wheelock lyrisch over de vele cirkels van wachtenden die zich rond het nochtans grote National Gallery-gebouw hadden gevormd. Sommigen hadden er zelfs veertien uur voor over, zei hij. Zingend, biddend en schaakspelend wachtten zij rillend van de kou op hun beurt. Van een aantal mensen heeft de tentoonstelling zelfs ?het leven veranderd”.

IMITATIE.

In hun ongeremde enthousiasme hebben Wheelock en Duparc het zowaar over een uniek historisch gebeuren : nooit eerder zijn er zoveel Vermeers samen op één plek te zien geweest. Het record van 21, gevestigd op een veiling in 1696, is gebroken, zo wisten zij te melden. Hopelijk hebben ze in hun ijver om de tentoonstelling van de eeuw te maken geen wetenschappelijke onzorgvuldigheden begaan. Minstens twee van de getoonde doeken zijn immers niet onbetwist van de hand van Vermeer : het ?Meisje met de Rode Hoed” toevallig of niet uit het museum van Washington is ongetwijfeld een meesterwerkje, maar volgens sommigen nèt iets te vrank en vlekkerig geschilderd om van Vermeer te zijn.

Van ?Meisje met de Fluit”, dat krek dezelfde stilistische kenmerken vertoont, wordt dan weer voorzichtig gesteld dat het ?uit de omgeving van” Vermeer komt : wellicht door hemzelf opgezet, maar door een ander voltooid. En dan is er het vroege schilderij ?Sint Praxedis”, een bijna letterlijke copie van een zeventiende eeuws Italiaans schilderij van Felice Ficherelli, en alleen al om die reden een beetje douteus : van Vermeer is verder geen enkele imitatie bekend.

Het is bij zijn vroege periode ingedeeld, toen hij nog een ?groot” onderwerp als alibi nodig had en niet louter in zichzelf gekeerde, mooie en mooi geklede mensen schilderde, in droomvol lichtende interieurs met intieme zaken bezig. De vroege Vermeer legde zich helemaal toe op het interpreteren van religieuze en mythologische onderwerpen : het net niet helemaal onbetwiste ?Christus in het Huis van Martha en Maria” en het zacht klagerige, verinnerlijkte ?Diana en haar Nimfen” uit de collectie van het Mauritshuis, zijn beide op de tentoonstelling present. Pas met ?De Koppelaarster” (1656, Gemäldegalerie Dresden) stapte Vermeer over op de in de noordelijke Nederlanden onstuitbaar opkomende genreschilderkunst, de uitdrukking van een pril nationaal zelfbewustzijn.

Helaas bestaat er uit die eerste periode zo schromelijk weinig materiaal en is het stilistisch en coloristisch zo verschillend van het latere werk, dat de twijfel blijft. Van die mistzone heeft ongetwijfeld een vervalser als Han van Meegeren (Rotterdam, Kunsthal tot 2.6) geprofiteerd om zijn al bij al miserabele ?Emmaüsgangers” en ?Laatste Avondmaal” als vroege Vermeers in de kunstgeschiedenis binnen te smokkelen.

Had de man zich niet zelf aangegeven, hij ware misschien nog onontdekt gebleven. Daarom getuigt de bewering van Ben Broos, conservator onderzoek van het Mauritshuis, ?Vermeer vervalsen is een onmogelijke opgave”, van een misplaatste pretentie. Sommigen fronsen dan terecht de wenkbrauwen. Daarbij horen zij die weten hoe moeilijk het was om de drie V(an) (der) Meers die in dezelfde eeuw in de Noordnederlandse schilderkunst opduiken uit elkaar te houden, hoe vaak een werk van hem eerst aan een ander toegeschreven werd (of een werk van een ander aan hem), hoe weinig zekerheid er bestaat omtrent de chronologie van het oeuvre, hoezeer de herkomst van veel schilderijen in mist gehuld is.

ONVINDBAAR.

De tentoonstelling Vermeer is lang niet zo representatief als ze had willen zijn. Daarvoor schitteren teveel meesterwerken door afwezigheid. ?De soldaat en het lachende meisje” en ?Een vrouw en haar dienstbode” uit de Newyorkse Frick-collectie mogen testamentair hun standplaats niet verlaten. Het Louvre stond het prachtige ?Kantwerkstertje” af maar niet de sublieme ?Astronoom”. Het prikkelende doek ?Drinkende dame met een heer” uit Berlijn alsook het ?Brieflezende Meisje” en ?De Koppelaarster” uit Dresden ontbreken. Het ?Concert”, samen met tal van andere meesterwerken gestolen uit het museum Isabelle Stuart Gardner uit Boston, blijft alsnog onvindbaar. Eén van de meest indrukwekkende Vermeers, ?De Schilderkunst” uit het Kunstmuseum van Wenen is in een te slechte staat om te reizen…

De van expliciete religieuze symboliek bol staande, en niettemin bij het late werk gerekende ?Allegorie van het Geloof” van wie menigeen wellicht zou wensen dat een ander het geschilderd had (wat ook niet uit te sluiten valt), prijkt dan weer wel in volle glorie in het Mauritshuis.

Geen enkele tentoonstelling die zo’n waslijst kritische bedenkingen over zich heen zou krijgen, zou als subliem mogen omschreven worden. De tentoonstelling Vermeer in het Mauritshuis is subliem. Nu ligt dat sublieme bij Vermeer niet in de briljante, vloeiende penseelstreek zoals Rubens die kon laten gelden. Noch ligt het in de anatomisch onberispelijke tekening van de menselijke figuur zoals Michelangelo die liet zien : handen en armen komen er bij de Delftse meester soms erg bekaaid van af. In een enkel geval, ?Vrouw met weegschaal” mist hij zelfs de perspectivisch correcte weergave van de linkerhand van de vrouw, die zowel op tafel lijkt te rusten als er een stuk boven zweeft.

Wat nu al drie eeuwen lang alle kunstliefhebbers behekst, is zijn vermogen om het licht van de mensen en de dingen te doen afstralen alsof het hier en nu ook afstraalt op wie kijkt. Het daglicht dat uit een raam aan de linkerzijde binnenvalt, verdeelt de sobere ruimte in klaar geproportioneerde maar zacht in elkaar overgaande donkere en lichte zones, waarin nooit meer dan drie figuren in prachtige gele, blauwe en rode kleren oplichten.

In een bijna gewijde stilte gaan zij geheel op in een eenvoudige bezigheid die geen drukke bewegingen vergt. Iemand is verzonken in het lezen van een brief, iemand giet aandachtig wat melk uit een kan in een schaal, een ander staart droomverloren uit het raam of staat roerloos bij een muziekinstrument. Zij ontplooien een langzame, geconcentreerde, mentale activiteit. Soms wordt de suggestie gewekt dat er iets gebeurd is of te gebeuren staat, met een emotionele betekenis : een verwachtingsvolle blik naar buiten, een houding van medeplichtigheid tussen twee figuren of, vaker nog, tussen een figuur en de kijker.

Zeker voor zeventiende-eeuwers zal de symbolische waarde van sommige voorwerpen (luiten, schenkkannen, teugels) allerlei sluimerende betekenissen naar voren hebben doen komen. Wij hebben daar wat uitleg bij nodig, maar niet zo heel veel. We hebben vooral de schilderijen nodig, die door Wheelock en Duparc bijeengebracht zijn en die toch bijna allemaal absolute topstukken zijn. Twee ervan zijn speciaal voor de tentoonstelling grondig opgepoetst : ?Vrouw met weegschaal” (Washington) waar de nacht letterlijk in de dag veranderd is en ?Gezicht op Delft” waar de hemel er nu behoorlijk minder dreigend uitziet, het water minder donker, de huizen minder grauw.

MELKMEISJE.

Het is onmogelijk om er bij voorbeeld de vijf allerallermooiste uit te kiezen. ?Het melkmeisje”, (Amsterdam), ?Vrouw met waterkan” (New York), ?Vrouw met weegschaal” (Washington), ?De Muziekles” (Buckingham Palace)”, ?Dame en twee Heren? (Braunschweig), het ?Gezicht op Delft” (De Haag) ? Waarin schuilt hun magie ? Niet de figuren bewegen, het oog van de kijker wordt door de schakeringen van het geschilderde licht tot bewegen aangezet. Dan geschiedt het wonder : het licht brengt de voorstelling tot leven en verplaatst de kijker gelijktijdig in het gebeuren. Hij wordt er in opgenomen. Vermeer schept de illusie van duur en van momentane verbondenheid tussen het geschilderde en de waarneming ervan, zozeer dat je vergeet dat er geschilderd is.

De kunstenaar versterkt dat gevoel door in die kamer waar je je met zijn figuren bevindt één of meer schilderijtjes op te hangen, of een landkaart. Pure cinema allemaal, zoals Ann Hollander dat zo treffend beschreef in haar boek ?Moving Pictures”. (Knopf, New York 1989) : ?The discovery is not one instant, but a dip into a flow of light that must keep changing, that shows what both is and is not a present moment, a moving present that is always full of hope and loss. And so the Vermeer is like a sequence of movie frames, not like a photograph that tries to freeze the light. The still image is laden with constant shift, like still moments in life itself.” (blz. 20).

Johannes Vermeer liet niet veel aan het toeval over. Voor het bepalen van het precieze perceptuele perspectief gebruikte hij de camera obscura (de zogenaamde toverlantaarn) maar ook soms primitievere middelen. Senior restaurator Jorgen Wadum van het Mauritshuis ontdekte op 15 doeken minuscule gaatjes in het verdwijnpunt, waarin ooit speldjes moeten gestoken zijn. Daaraan waren touwtjes verbonden waarlangs Vermeer krijtlijntjes trok om de vluchtlijnen te bepalen.

Dat de schilder echter alles precies zo weergaf als het oog dat in werkelijkheid zag, klopt niet. Ten dienste van een afgewogen compositie, een klaar en geünificeerd beeld, maximale stofuitdrukking, dieptewerking, genuanceerd licht of levendig koloriet, zette Vermeer de werkelijkheid een beetje naar zijn hand. In zijn uitputtende biografie ?Vermeer en zijn milieu” (De Prom, Baarn, 1993) vergelijkt de Amerikaanse kunsthistoricus John Michael Montias het werkelijke uitzicht van het zeventiende-eeuwse Delft, van de zuidkant bekeken, met wat Vermeer ervan maakte in zijn beroemde, door Marcel Proust tot het mooiste schilderij ter wereld uitgeroepen ?Gezicht op Delft”. Ook in de tentoonstellingscatalogus wordt zijn beroemde ?Straatje” eens op zijn realiteitsgetrouwheid getest. De conclusie kan steevast luiden : het beeld van de kunstenaar weerspiegelt altijd veel meer of ten minste evenzeer een innerlijke gemoedstoestand.

Over het leven, laat staan de psyche van Johannes Vermeer zelf, weet zelfs een speurneus als Montias niet zo heel veel aan de oppervlakte te brengen. Kleinzoon van een valsemunter, zoon van een herbergier annex kunsthandelaar. Rijk getrouwd en daarvoor van godsdienst veranderd van gereformeerd tot katholiek. Rustig leven in het provinciale Delft. Weinig bereisd, vader van elf kinderen. Zelf wat kunst verhandeld, relatief weinig geschilderd, waarvan het meeste in opdracht van één en dezelfde mecenas. Vroeg gestorven, vermoedelijk aan een hartaanval.

In zijn tijd genoot Vermeer voldoende respect als vakman. Een tijdlang stond hij zelfs aan het hoofd van het Delftse schildersgild. Maar pas in de tweede helft van de negentiende eeuw, bij de opkomst van de fotografie, raakte de wereld overtuigd van zijn genie. Toch kwam ook hij niet als een staartster uit het luchtruim vallen. Zijn schatplichtigheid aan Rembrandt (via Carel Fabritius), aan Pieter de Hooch, Gerard ter Borch en andere zeventiende-eeuwse genreschilders in de noordelijke Nederlanden, staat buiten kijf. Maar terwijl zij in hoofdzaak met de geest van hun tijd verbonden zijn gebleven, dringt het licht van ?de sfinx van Delft” door de eeuwen heen.

Jan Braet

Tot 2.6 in het Mauritshuis, Korte Vijverberg 8, Den Haag. Info verkooppunten buitenland : tel : 00-31-70-3202500. Fax : 00-31-70-3202611.

‘Schrijvende vrouw in het geel, 1665, doek, 45×39,9 cm. : een houding van medeplichtigheid.

‘Gezicht op Delft, na restauratie ’94, ca.1660-1661, doek, 96,5×115,7 cm. : een innerlijk beeld.

‘Dame en twee heren, 1632-1675, doek, 77,5×66,7 cm. : always full of hope and loss…

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content