Eind deze maand wordt een belangrijke collectie documenten van en over de schrijver Paul van Ostaijen verkocht.

K nijp nu je ogen dicht, mijn luie luipaard / en strek je heupen naar je lust. Ach du,… du. Zo eindigt het bekende Wiegeliedje voor de geliefde dat Paul van Ostaijen (1896-1928) in 1918 schreef voor Emma Clément, de vrouw die de enige grote liefde in zijn leven zou worden. Het gedicht staat afgedrukt in Van Ostaijens tweede bundel, Het sienjaal (1918), maar het manuscript ervan was onbekend. Tot nu. Het is opgedoken in een uitzonderlijke partij handschriften, foto’s en boeken van Van Ostaijen, afkomstig uit de nalatenschap van Clément, die eind deze maand door de Antwerpse vestiging van boekhandel J. de Slegte te koop wordt aangeboden op een antiquarenbeurs in Amsterdam.

Een halve eeuw lang, tot aan haar dood, bewaarde Emma Clément het papiertje, dat zichtbaar sleetsporen vertoont door het vele open- en dichtvouwen. Gerrit Borgers, die Van Ostaijens verzameld werk en ook een lijvige kroniek van diens leven samenstelde, kreeg het handschrift nooit onder ogen, hoewel Clément hem verder altijd alle medewerking verleende bij zijn werk. Kennelijk had het manuscript – eigenlijk een sensuele liefdesverklaring – voor haar een veel grotere betekenis als persoonlijke herinnering dan als literair document.

In de nalatenschap vormt het gedicht een uitzondering. Van Ostaijen schreef het namelijk nog in zijn geboortestad Antwerpen, terwijl de rest van de documenten dateert uit diens ballingschap in Berlijn, waar hij verbleef van eind 1918 tot het voorjaar van 1921. Sinds die tijd bewaarde ‘Emmeke’ – zo luidde het koosnaampje dat hij haar gaf – deze handschriften zorgvuldig tot aan haar dood eind van de jaren zestig. Het bevat onder meer een schoolschrift en een aantal losse papieren, vooral blocnotevellen, met vroege versies van gedichten die werden opgenomen in de ongepubliceerd gebleven bundel De feesten van angst en pijn, in tijdschriften of die pas in het verzameld werk voor het eerst verschenen. Een ander schriftje bevat het manuscript van de groteske Portret van een jonge Maeceen, dat behoort tot het kritisch-satirisch proza dat Van Ostaijen, die tot dan toe vooral als dichter en criticus actief was, in Berlijn had ‘ontdekt’.

De Berlijnse periode vormde een keerpunt in het korte leven van Paul van Ostaijen. Hij was er aan het eind van de Eerste Wereldoorlog met Emma Clément naartoe gevlucht, uit vrees dat hij zou worden vervolgd voor zijn rol in het activisme, de flamingantische ‘collaboratie’ tijdens de Duitse bezetting. In Berlijn broeide een politieke en sociale revolutie, die de opgeschrikte kleinburger Van Ostaijen met niets dan ambivalente gevoelens vervulde. Veel meer belangstelling koesterde hij voor de nieuwe stromingen die elkaar snel opvolgden in de plastische kunsten: expressionisme, futurisme, constructivisme, dada et cetera.

Die invloeden bepaalden de evolutie in Van Ostaijens kunstopvattingen. Dat is ook te merken in de handschriften die nu te koop worden aangeboden. Omdat eerst Borgers en de voorbije jaren ook enkele andere vorsers deze manuscripten mochten inkijken, kan het belang ervan goed ingeschat worden. Er is haast letterlijk in te zien hoe Van Ostaijen worstelt met zijn poëzie. Hij zag zich na zijn vlucht uit Antwerpen verplicht om zich meer bepaald te ontdoen van het idealistische humanisme waarmee hij met Het sienjaal wel succes had geoogst, maar dat hij in Berlijn als leugenachtig en naïef ervoer.

IN DE LITERAIRE MARGE

Onder meer het vaak geciteerde gedicht In memoriam Herman van den Reeck, dat nu vooral bekend is in het ‘dynamische’ manuscript van De feesten…, zag er in zijn eerste versies in handschrift (en bij de eerste publicatie in het tijdschrift Ruimte in 1920) nog vrij conventioneel uit. Pas in zijn definitieve versie kreeg het gedicht zijn opvallende vormgeving. Dat traject kan in deze handschriften worden gereconstrueerd.

Deze en andere literaire experimenten verwijderden Van Ostaijen mentaal en artistiek van de kunstvrienden die hij in België had achtergelaten. Ze begrepen hem niet meer. Sindsdien zou hij, tot aan zijn dood, een eerder marginale plaats in het Vlaamse literaire landschap innemen. Zijn bundel Bezette stad, die in het voorjaar van 1921 verscheen en vandaag geldt als een baken in de doorbraak van het modernisme in de Vlaamse literatuur, werd door de lokale literaire kritiek dan ook vrij lauw ontvangen.

Het ging Van Ostaijen in Berlijn niet voor de wind. Emma slaagde erin een job te vinden, als mannequin, maar hijzelf was ronduit een armoedzaaier en leidde dan ook een navenant bestaan. Mede daardoor kwam het steeds meer tot conflicten tussen de tobbende Van Ostaijen en zijn levenslustige vriendin. Toen zij een andere man leerde kennen – Peter Pringsheim, de zwager van de beroemde Duitse schrijver Thomas Mann -, was een breuk niet meer te vermijden. Eind 1922 trouwde Emma met Pringsheim, kennelijk een gelukkig huwelijk, dat standhield tot Pringsheim overleed in 1963. Niettemin voerden Paul en Emma tot aan zijn dood een sporadische, maar op een curieuze manier vrij intense correspondentie. Deze brieven, waarvan de inhoud in 1996 onder meer in Knack en in boekvorm verscheen, behoren eveneens tot het pakket documenten dat nu te koop wordt aangeboden.

Dat geldt eveneens voor de boeken die Van Ostaijen aan zijn in alle opzichten verre geliefde toestuurde. Telkens ging het om het nummer één van de genummerde luxe-edities, waar hij een hartelijke opdracht aan toevoegde, wat op zichzelf al aangeeft wat hij nog voor haar bleef voelen. Het topstuk daarin is ongetwijfeld Emma’s exemplaar van Bezette stad, een goed bewaard, in een cassette ingebonden boek dat 800.000 frank (19.830 euro) geprijsd staat. Er is ook geen exclusiever exemplaar van dit boek denkbaar. De emotionele betekenis komt er nog bovenop.

Rond de nalatenschap-Clément, die via de erven en een tussenpersoon bij De Slegte belandde, stelde boekhandelaar Kris Landuyt uit diverse bronnen een indrukwekkend pakket samen, met boeken, handschriften en drukwerk allerlei die te maken hebben met Van Ostaijen en zijn modernistische tijdgenoten. Het bevat onder meer, op slechts een paar uitzonderingen na, alle mogelijke edities van Van Ostaijens publicaties, naast werk van en over onder anderen Gaston Burssens, Marc. Eemans, Paul Joostens, Jos Léonard, Clément Pansaers, Jozef Peeters en Michel Seuphor, waartussen zich eveneens enkele zeer zeldzame edities bevinden.

Opmerkelijk daarbij is een pakketje brieven van Jozef Muls (die Van Ostaijen altijd is blijven steunen) en Albert van Hoogenbemt aan Van Ostaijens trouwste paladijn, Gaston Burssens. In dat laatste schuilt nog een verrassing. In de Van Ostaijen-studie is de vier jaar jongere Van Hoogenbemt een uiterst marginale figuur. Toch schrijft hij in een van de nu te koop gestelde brieven aan Burssens: ‘Ik heb V.O. persoonlijk beter gekend dan menigeen die hem, bij zijn afsterven, meende te moeten verdedigen, te pas en te onpas en soms erg ongelukkig voor V.O. zelf.’ Kortom, de literatuurhistorici weten weer wat hen te doen staat.

Van 23 tot 25 april is de collectie ‘Avant-garde en literatuur’ te bekijken in het antiquariaat J. de Slegte, Wapper 5, Antwerpen, van 26 tot 28 april op de 22nd European Antiquarian Book & Print Fair in de Rai in Amsterdam en vanaf 2 mei weer in Antwerpen.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content