Koel oogt zijn werk, maar zo koel was zijn leven allerminst. Martine Cuyt serveert in haar fragmentarische biografie over Willem Elsschot enkele merkwaardige faits divers.
Martine Cuyt, ‘Willem Elsschot. Man van woorden’, Meulenhoff/Manteau, 278 blz., euro 19,95.
Bij wijze van ontbijt nam hij uitsluitend jenever tot zich. Willem Elsschot (1882-1960) hield niet van sterke koffie, maar wel van de betere Saint-Emilion (Château Yon Figeac) of van een Duits biertje (Munich) in café Rubenshof op de Antwerpse Groenplaats. Nochtans heeft niemand hem ooit echt dronken gezien, tenzij Louis Paul Boon. Dan nog was Boon, volgens zijn weduwe Jeanneke, niet zeker of Elsschot wel helemaal boven zijn theewater was. Kortom, Elsschot, die als schrijver bekend staat om zijn koele, functionele stijl, was ook in het dagelijkse leven blijkbaar iemand die niet vlug zijn cool verloor.
Journaliste Martine Cuyt ging op zoek naar de mens achter zoveel zelfbeheersing. In Willem Elsschot. Man van woorden presenteert ze in korte stukjes een caleidoscopisch portret van Elsschot door telkens te gaan praten met de laatste overlevenden die Elsschot van dichtbij hebben gekend. Op die terloopse manier komt Cuyt heel wat te weten over de kleine kantjes van de grote schrijver. Ze heeft het niet alleen over zijn drinkgewoontes, maar ook over zijn zwak voor de koekjes van Jules Destrooper of de muziek van Bach, die hem steeds weer tot tranen toe bewoog, aldus Wannes Van de Velde. Cuyt duikelde zelfs een minnares op die na de Tweede Wereldoorlog een korte affaire met Elsschot had. Liane Bruylants was er toen 29 en Elsschot 68. De drieëntachtigjarige Bruylants heeft er vandaag geen problemen mee om zich te outen. Als ik haar vraag wat Elsschot van zoveel onthullingen zou vinden, moet Bruylants lachen: ‘Ach ja, hij vertelde me dat hij al dertig jaar een minnares had. Maar dat hij wel aan iets nieuws toe was.’ Wie die ‘officiële’ maîtresse wel zou zijn geweest, is Cuyt niet te weten gekomen, maar eigenlijk doet het er weinig toe. Ook tegen de dames was Elsschot een man van weinig woorden. Dus echt uit het bed klappen doet Bruylants niet, want er werd tussen droom en daad door hen sowieso nauwelijks gesproken, zo blijkt uit haar getuigenis.
Het interessantst zijn de weetjes die Cuyt in de voetsporen van Elsschots literaire escapades bij elkaar heeft gesprokkeld. De zwanger geraakte dienstmeid uit Villa des Roses is meer dan waarschijnlijk gebaseerd op Elsschots verboden jeugdliefde voor de dienstmeid in het ouderlijke huis. Later zou hij met deze Fine trouwen. Tegen de zin van zijn ouders en vrij vlug blijkbaar ook tegen zijn eigen zin.
Pastoorshoed
Ook naar aanleiding van Elsschots omstreden, poëtische verdediging van August Borms draagt Cuyt belangrijk gespreksmateriaal aan. Borms werd vlak voor zijn achtenzestigste verjaardag vanwege zijn collaboratieverleden gefusilleerd en Elsschot nam het, zoals geweten, voor hem op in een gedicht. Cuyt suggereert dat Elsschots sympathie voor de underdog en de dwarse non-conformist hem dat gedicht deed schrijven. Ze citeert in dat verband een veelbetekenende zinsnede uit een weinig gekende hommage die Elsschot begin jaren vijftig aan het adres van Cyriel Verschaeve pleegde: ‘Ik begroet in hem de trouwe, de onverzettelijke Vlaming die voor niemand, ook niet voor de machtigsten, zijn nederige pastoorshoed heeft afgenomen.’ Elsschot wilde daarmee geen politieke statements doen, maar verdedigde via zijn poëtische steun aan Borms en Verschaeve in zekere zin de eigen tegendraadse persoonlijkheid.
Cuyt heeft met haar impressionistische schetsen niet de pretentie om het definitieve woord over Elsschot te spreken. Anderen lopen zich ondertussen warm om een meer doortimmerde versie van Elsschots leven en werk te presenteren. Maar deze biografische gesprekken zijn de geschikte appetiser voor al wie geïnteresseerd is in toekomstige studies die de mens en schrijver in een ruimer perspectief kunnen plaatsen. En die misschien duidelijk zullen maken wie Elsschot écht was.
Frank Hellemans