De verschillen tussen hondenrassen hebben een eenvoudige genetische basis.

Het blijft een biologisch anachronisme dat een wolf en een chihuahua officieel dezelfde diersoort zijn. In de loop van de domesticatie van de hond hebben wij er af en toe een potje van gemaakt – een aanfluiting van de ware aard van het dier. Maar volgens een studie in Current Biology, waaraan paleontoloog Mieke Germonpré (KBIN) meewerkte, maakte de genetica van de hond de opsplitsing in uiteenlopende rassen gemakkelijk.

De onderzoekers ontdekten een genvariant die bij wolven bijna volledig verdween tijdens de laatste ijstijd, maar die bij honden een grote flexibiliteit in skeletaanpassingen mogelijk maakte. Zo konden onze voorouders kleinere honden kweken. Die hadden minder eten nodig en zetten minder druk op mensengroepen – dat is de evolutionaire oorsprong van de creatie van hondenrassen.

De genvariant bevat informatie over een groeihormoon. Hij wordt extra gestuwd door een genetisch aanhangsel dat zelf geen eiwit produceert, maar zijn buur wel in overdrive doet draaien. Het zou niet minder dan 15 procent van de grootteverschillen tussen rassen verklaren, wat veel is voor één gen – onze grootteverschillen hangen af van de activiteit van honderden genen. Het was al aanwezig in honden lang voor mensen er rassen uit begonnen te puren.

Bio-ingenieur Pieter De Frenne (UGent) en zijn collega’s melden in Ecological Solutions and Evidence dat de urine en uitwerpselen van honden in natuurgebieden een significante bijdrage leveren aan de stikstof- en fosforvervuiling. Een extra argument dus om honden in natuurgebieden aan de leiband te houden en hun drollen mee te nemen, zoals in steden.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content