‘Kijk hier! Kijk daar! Elk detail maakt zijn werk volmaakter’

JAN HOET EN LUC TUYMANS 'Ik heb liever dat de kijkers mijn schilderijen "die in de wasmachine hebben gezeten" maar niets vinden dan dat ze de goegemeente napraten.' © PHOTO NEWS/REPORTERS

Ooit kende schilder Luc Tuymans museumdirecteur Jan Hoet alleen als ‘die slimme gek op tv’. Jaren later zijn ze innige vrienden. Aan de vooravond van een grote Tuymans-retrospectieve in Bozar bracht Knack de twee samen voor een gesprek over integriteit, vendelzwaaiers en zoete wraak.

Als opmaat tot de Luc Tuymans-retrospectieve in Bozar, die op 18 februari van start gaat, toont de meest gerenommeerde schilder van dit land nog zeven nieuwe werken in zijn vaste stek: galerie Zeno X in Antwerpen. Zeven. Niet veel. Heel weinig. Maar heel indrukwekkend. Zo veel. Het knapste werk van het ensemble is 4AM. De titel verwijst naar een precies omschreven tijdstip en plaats: vier uur ’s nachts in een hotelkamer in het Zweedse Malmö. Buiten sneeuwt het, en het nachtelijke licht dringt de kamer binnen, gefilterd door de gordijnen. Tuymans fotografeerde de kamer met zijn iPod en werkte het beeld later uit tot een heerlijk schilderij waarin het vale licht en de giftige kleuren, waarop de schilder een patent heeft, de dominanten zijn.

Jan Hoet, onze gesprekspartner in de galerie, is voluit enthousiast over Tuymans’ nieuwste worp: ‘Hier ziet men de volle brille van Tuymans. Hij wordt altijd maar beter en beter. Kijk hier! Kijk daar! Elk detail maakt het ensemble volmaakter.’

Tuymans omhelst Hoet innig. Het is oprechte vriendschap, gebaseerd op groot wederzijds respect.

Luc Tuymans: Mijn eerste kennismaking met Jan was via de televisie. Ik zag hem brullen, roepen en tieren. Een paar dagen later zou hij mijn werk komen bekijken. Miljaar, dacht ik, wie haal ik hier in huis? Ik vreesde dat hij een te mijden man was. Ik had enkele snapshots op een stapeltje gelegd die ik aan hem wou tonen…

Jan Hoet: Enkele? Man, man… Méters hoog. Nog nooit had een beginneling al zo’n omvangrijk werk gemaakt. Ik schrok me dood.

Tuymans: Hoet ging ongelooflijk tekeer, ik had het gevoel dat er in mijn atelier een bom ontplofte. Hij rookte nog meer dan ik, en hij wipte op en neer. Geen seconde kon hij neerzitten. Maar zijn analyses van mijn werk waren ronduit geniaal. Nog nooit had iemand mijn werk zo scherp kunnen doorgronden. Ik laafde me aan zijn woorden. Met hem wou ik absoluut verder werken. Jan Hoet bleek namelijk veel meer dan de slimme gek op televisie. Een groot kunstkenner. Een tijdje later kreeg ik van hem de uitnodiging voor een tentoonstelling in zijn museum. Dat was de stille doorbraak.

Toen hij mij voor zijn Documenta IX (in 1992, nvdr.) selecteerde, ging ik helemáál tegen het plafond. Tijdens die hoogzomer had iedereen de indruk dat alles rond Hoet draaide, maar na de expositie werd mijn galeriehouder overstelpt met telefoontjes van Amerikaanse musea die mijn werk in Kassel hadden gezien en per se een werk wilden kopen. De Documenta van Hoet had na de sluitingsdatum nog jaren interna-tionaal effect. Documenta is een internationaal platform, en zowel uit de Verenigde Staten als uit de rest van de wereld komen er geïnteresseerden. Tijdens die negende editie werd ik door een vreemde clan omringd, bijna gegijzeld. Toen werd ik echt bang. Ik vroeg me af: ‘Ben ik tegen die situatie opgewassen? Zal dat enige impact hebben op de integriteit van het werk?’ Tijdens die woelige dagen stelde ik me voortdurend de vraag: zal ik mijn werken in de handen geven van mijn vertrouwde galeriehouders die ik door en door ken, of ben ik in staat mijn creativiteit zelf te etaleren? En zullen de malafide kopers mijn atelier dan niet binnendringen? Dat wou ik niet. Tot op de dag van vandaag is dat nog zo. Niet makkelijk, maar het is de enige weg die niet langs ravijnen loopt.

Hoet: Wat mij opviel tijdens Documenta IX is het feit dat schilders die per abuis werden tentoongesteld op plekken waar het licht het felst tekeerging het meest werden geapprecieerd. Achteraf! Schilders zijn een langzaam maar moordend zuur. Ik heb vaak gefoeterd op Luc Tuymans, maar hij is een bijzonder groot schilder. Telkens weer verrast hij de kijker. Bij elk schilderij tref je een nieuwe Tuymans aan. Nooit maar dan ook nooit heeft hij mij plastisch teleurgesteld. Luiheid is hem vreemd. Hij gaat ervoor. Nog steeds. Nog elke dag. Bij elke verfstreep!

Zal de bezoeker in Bozar nu ook voor een verrassing komen te staan?

Tuymans: Dat valt nog af te wachten. Veel bezoekers zullen de werken kennen uit catalogi of documentaires. Maar ik mag hopen dat het toch een heel andere ervaring is om de schilderijen nog eens in werkelijkheid te mogen zien. Dat leid ik af uit de laaiende reacties in het buitenland. Dat de grote retrospectieve getoond kan worden in je eigen land, dat ervaar ik als een meerwaarde. En dan nog uitgerekend in Brussel, waar momenteel zo veel om te doen is. Het is gruwelijk om mee te maken dat op het moment dat je daar een enorm potentieel hebt op het gebied van cultuur, de boot weer wordt gemist. Brussel heeft werkelijk álles: een luchthaven, snelwegen, een multiculturele samenleving om u tegen te zeggen. Brussel is het hart van Europa… en enkele vendelzwaaiers proberen dat allemaal te minimaliseren. Brussel is groot, zij zijn klein! Ik verwacht dat mijn tentoonstelling dat enggeestige denken wat kan doorbreken. Dat de volledige Europese pers komt aanschuiven, dat frappeert me nu al. Dat het weer zal barsten van jaloerse mensen, dat is de keerzijde van de medaille.

Hoet: Dat laatste is een teken dat je goed bezig bent.

Tuymans: In Amerika ervaar je die jaloersheid toch veel minder. Daar kom je op televisie omdat ze je werk indrukwekkend vinden. Mais bon, het is voor mij een enorm plezier om in Bozar te mogen exposeren. Eerst vroeg Paul Dujardin, de directeur van Bozar, om in de put te exposeren. Ik zei radicaal ‘nee’. Ik wou de fantastische ruimte van Victor Horta gebruiken. Het parcours is een lus. Dat maakt het een mooie venue. In de States hebben we de werken vaak dicht bij elkaar moeten hangen. Dat ik nu die Hortaruimte mag opvullen, is een leuke vorm van wraak. Trouwens, ooit nam ik deel aan de Prix de la Jeune Peinture Belge (prijs voor schilders tot 35 jaar; werk van tien genomineerden wordt tentoongesteld in Bozar, nvdr.). Afgewezen! Bozar bleef voor mij al die jaren een gesloten huis. Ik heb als een gek gezocht naar het schilderij dat toen afgewezen werd, maar ik moet het helaas vernietigd hebben.

Hoet:(lacht) Wat ben ik blij dat ik niet in de jury zat. Echt, Luc, met zulke rancunes moet je je niet bezighouden. Trek je op aan de positieve reacties, aan je inspiratie, aan je nieuwe schilderijen… Achteromkijken heeft nooit zin. Maar hoe heb je die 73 werken voor je retrospectieve bij elkaar gekregen?

Tuymans: Enkele medewerkers hebben gedurende zeven jaar de eigenaars van al die werken verspreid over de hele wereld bezocht, de werken werden in kaart gebracht en verzameld. Je weet dat wij al jaren een politiek voeren om mijn werken zoveel mogelijk aan belangrijke musea te verkopen, maar in het begin zijn er ook heel wat in privéhanden terechtgekomen. Die bezitters zijn er als de dood voor dat hun werken tijdens zulke reizen beschadigd worden. Er was dan ook heel wat overtuigingskracht nodig om die schilderijen ‘vrij’ te krijgen. Maar ondertussen is er zo’n band ontstaan tussen de kopers en ons dat men in onze zorgvuldigheid gelooft. Het zal wel de laatste keer zijn dat zo’n retrospectieve van mijn werk mogelijk is.

Een onbetrouwbare verzamelaar krijgt niet de kans om nog een stap in een galerie of atelier te zetten. Verboden toegang! Ik beslis of de koper al dan niet een werk mag zien én kopen. Dat noemen we de nieuwe economische grondwet van de kunstwereld. Zelfs tegen een extreem gefortuneerde kan ik onverbiddelijk ‘neen’ zeggen. Je moet het spel intellectueel keurig spelen. Zo blijft je overeind.

Hoet: Je retrospectieve zal een geweldige kijk geven op je oeuvre. De meeste werken zag ik in Zeno X, en ík heb een goed geheugen. Maar de mensen vergeten vlug, en zo’n retrospectieve kan veel goedmaken. Dan zal blijken dat Tuymans niet alleen een constante maar ook een steeds wisselende schilder is. Zoals de échte groten dat vroeger ook waren. Luc, deze tentoonstelling zal de criticasters knock-out slaan. Daar ben ik 100 procent van overtuigd.

Men oppert vaak dat de bezoekers niet meer kijken.

Tuymans: Inderdaad, ze laten zich leiden door namen en door opmerkingen van de pers. Enkele jaren geleden selecteerde ik duizenden werken voor een expositie in Frankfurt. Naam en faam waren niet belangrijk. En wat stelde ik vast? Dat de werken met kwaliteit er sowieso uit sprongen. Een knap werk is gewoon een knap werk, wie het ook gemaakt heeft. Probeer dat de mensen maar eens duidelijk te maken…

Hoet: Na duizenden bezoeken aan tentoonstellingen betrap ik de bezoekers er nog altijd op dat ze éérst naar het naamkaartje en dan pas naar het werk kijken. Kijkers vertrouwen zichzelf niet. Ze geloven letterlijk hun eigen ogen niet.

Weetjes en voorkennis deformeren blijkbaar de blik van het geïnteresseerde publiek?

Tuymans: Je mag de kijkers niet onderschatten. Dat heb ik nog eens ondervonden met ‘Brugge Centraal’. Die tentoonstelling heeft bewezen dat je tegen het populisme in kunt gaan. De bezoekers hebben wél een mening. Ik heb liever dat de kijkers mijn schilderijen die ‘in de wasmachine hebben gezeten’ maar niets vinden dan dat ze de goegemeente napraten. Ik vind het vooral erg dat je in alle musea muurteksten moet aanbrengen en dat er catalogi in elkaar worden geflanst. Men moet scholen didactisch door een tentoonstelling kunnen loodsen. Men blijft zo lullig bezig. Men onderschat het publiek. Laat die bezoekers maar kijken. Dan pas wordt een galerie of een museum bezoeken een avontuur.

Hoet: Je kunt niet ontkennen dat een kijker met ervaring en met passie voor beeldende kunst een paar voetjes voor heeft. Zo gaat die bezoeker het bijzondere in een schilderij ontdekken en blijven ontdekken. Maar als je vertrekt vanuit de absurde ingesteldheid ‘Pfff, weer een Tuymans’, kom je natuurlijk nergens.

Het blijft me opvallen hoeveel mensen in een werk zien wat er niet te zien is. James Joyce maakte een parallel verhaal mee. Hij won een prijs en werd op straat door twee ‘fans’ aangeklampt. De ene feliciteerde hem met dat geweldige boek, en de andere met dat andere meesterwerk. Joyce bedankte beiden vriendelijk. Een vriend die bij hem was, merkte op: ‘Maar James, dat boek gaat helemaal niet over de beschreven feiten, en ze hadden de kern van het verhaal helemaal mis.’ Snap je: de kijker ziet wat hij wil zien. Ik omschrijf die houding graag als een vorm van singulariteit.

Tuymans: Soms heb ik de indruk dat de figuur die kijkt de figuur is die het werk uiteindelijk voltooit.

Uw laatste werken gaan niet zo heel expliciet over een bepaald thema. Het genot van het schilderen begint in uw oeuvre een dominerende rol te spelen.

Tuymans: Er gaat een heel proces vooraf aan het schilderen zelf. Je hebt eerst de zoektocht: wat gaan we schilderen? Het uitgangspunt kan een idee zijn, of een beeld. Dan zoek je naar het passende materiaal en wordt er aan research gedaan. Zo begin je te zien welke beelden wel kunnen, welke eenduidig zijn, welke nog voldoende ambigu overkomen. Ik opteer nooit voor een moraliserende functie. Die intentie heb ik niet. Eerst maak ik veel tekeningen en aquarellen, en dan wordt er eigenlijk vrij snel geschilderd.

Dat gebeurt niet in een vorm van extase?

Tuymans: Je legt jezelf een grote concentratie op. Soms lukt het, en soms gaat het moeizaam. Ondanks het feit dat ik mijn opzet volledig analyseer, is het elke keer een raadsel als je aan een schilderij begint. Eerst wordt de lichtste kleur geschilderd, dan accentueer je de tekeningen met je potlood.

Zodra je het formaat hebt bepaald, begint de belangrijkste fase: schilderen, louter schilderen. Dat creatieproces verschilt sterk van dat bij het maken van een tekening. Een schilderlijn heeft een vlakmatig verloop, een tonaliteit, een densiteit. Meestal is het eventjes moeilijk, tot de dingen zichzelf beginnen te formuleren. Als je over de helft van je werk zit en je details neerzet die niemand met het blote oog ziet, beleef je het grootste plezier. Je kunt het schilderij volledig omtoveren.

Bent u bij het creëren van een werk gebonden aan de omgeving waarin u actief bent?

Tuymans: Ik heb veel dingen op verplaatsing gerealiseerd. Vooral muurschilderingen. Dat bezorgt je een andere spanning, een ander veld. Vaak is dat vlak reusachtig. Soms wordt me gevraagd of muurschilderingen een grotere impact op het publiek hebben dan een klassiek schilderij. Wel, bij de lancering van de cultuurwebsite Klara.be heb ik dit jaar een muurschilde-ring gemaakt, en daarvoor gebruikte ik een werk uit de reeks Exhibit, waarop copulerende apen afgebeeld zijn. Bij wijze van experiment filmde een verborgen camera de voorbijgangers. Van de bijna 3000 passanten sloeg maar 4 procent acht op de muurschildering. Iedereen schrok van mijn reactie: ‘Kunst is het doorgeven van ideeën, al is het maar voor een paar seconden.’ Wat zou kunst meer kunnen zijn?

Muurschilderingen ontstaan vaak in jonge instellingen die geen geld genoeg hebben om de verzekeringswaarde van mijn werk te betalen. Toch wil ik daar per se aanwezig zijn. Dan schilder ik maar op de muur. Er komt trouwens een boek uit dat een overzicht brengt van de 64 muurschilderingen die ik gemaakt heb en die verdwenen zijn. Dat is al een oeuvre op zich.

Het verdwijnen is van groot belang.

Tuymans: Ik vind dat boeiend. Bepaalde zaken of impressies zijn niet meer herhaalbaar. Tegelijkertijd is een dergelijke crea-tie heel fascinerend omdat ik veel minder moeite heb om te schilderen op een muur dan op een doek. Die vlakken zijn niet opgespannen, je hebt voortdurend contact met de muur. Het blijft heel eigenaardig: ik heb een grotere schroom ten opzichte van een doek dan tegenover een muur.

Misschien heeft dat te maken met het feit dat een muurschildering niet verkocht kan worden, niet terechtkomt in de collectie van een museum of een verzamelaar.

Tuymans: Absoluut niet! Ik ben nog altijd even zenuwachtig zodra ik begin en de onschuld verdampt. Dat is op sommige momenten erg. Je gaat heel gedisciplineerd te werk, maar wat je met kunst creëert, dat is die intensiteit, die nervositeit. Die spannen je aders op. De eerste drie of vier uur weet ik niet wat ik aan het doen ben. Dat is de hel, helemaal niet plezierig. Eens het schilderij vaste vorm krijgt, eens de stukken van de puzzel in elkaar vallen, dan begint het genieten. Dan kun je dingen doen die mensen niet met het blote oog zullen zien, maar die belangrijk zijn. Voor mij is het altijd een wonder als iets lukt. Vroeger genoot ik nog meer dan vandaag van het bereikte resultaat.

Zijn diverse projecten – onder andere die van curator – voor een artiest van niveau Tuymans geen aderlating geweest?

Tuymans: Ik heb er acht gedaan, en nu probeer ik me weer te concentreren op mijn schilderijen, tekeningen, aquarellen… Je kunt je niet voorstellen waarvoor de mensen je zoal vragen. Ooit wilden ze dat ik een schilderij zou maken op een pitstop van Francorchamps. Nu begrijp ik waarom de ras-artiest Gerhard Richter naast zijn telefoon in grote letters op een blad ‘NEIN’ schreef.

Momenteel heerst er in het kunstmilieu een Damien Hirsteuforie.

Hoet: Hirst vind ik oplichterij. Ik denk aan die heel georkestreerde veiling in Londen (in september 2008 bracht een Hirstveiling zo’n 140 miljoen euro op, nvdr.). Je kunt wel zeggen dat zijn werk heel visceraal is, maar dan eindigt het fenomeen. Er zijn kunstenaars die een fenomeen willen zijn.

Tuymans: Ik heb veel respect voor Hirst. Hij heeft zijn stad en land op de kaart gezet, en dat kan men hem niet afnemen. Zijn recentste prestatie is natuurlijk perfect in elkaar gezet. De Londense kunstwereld leeft in een soort bubbel, en Hirst mag daar gebruik van maken. Maar de consequenties zijn niet in te schatten. Je ervaart hier duidelijk de insteek van de nieuwe rijken, die vooral uit Rusland komen. En wat er in Londen is gebeurd: ach, dat is een laatste stuiptrekking.

Welke stad staat in de steigers om Londen te vervangen?

Tuymans: Brussel. Daar ben ik volledig van overtuigd. Als België zich eens zou kunnen organiseren, zou het een prachtige draaischijf kunnen worden, los van de gehypete wereld van Londen. Europa, Zaventem, de hst, die dingen zorgen voor grote veranderingen, voor mobiliteit. Ook in de kunstwereld. Er zijn hier grote dingen op komst. Tenminste: als onze politici niet al te dwaas doen.

Hoet: Die heisa rond Brussel, die idealisering, lijkt me toch wat absurd. Waar staan we met het cultuurbeleid in België?

Tuymans: Het eerste wat ze in België gesplitst hebben, is cultuur. Zonder overkoepeling. In een land als België zit heel veel diversiteit. Maar wie probeert die te benutten? (grijns)

Hoet: Onze zogenaamde zeer bevlogen museumdirecteurs zouden eens heel diep in eigen boezem moeten kijken. Méér heb ik daar niet aan toe te voegen. (nog grotere grijns)

LUC TUYMANS. RETROSPECTIVE, VAN 18 FEBRUARI T.E.M. 8 MEI IN BOZAR, BRUSSEL.ZENO X GALLERY, LEOPOLD DE WAELPLAATS 16, ANTWERPEN, VAN 28 JANUARI TOT 12 MAART (WOENSDAG TOT ZATERDAG 14.00-18.00)

DOOR JAN HAERYNCK

‘Deze expo toont dat Tuymans niet alleen een constante maar ook een steeds wisselende schilder is. Zoals de échte groten dat vroeger ook waren.’ (Jan Hoet)

‘Ooit nam ik deel aan de Prix de la Jeune Peinture Belge in Bozar. Afgewezen! Ik heb als een gek gezocht naar het ingezonden schilderij, maar ik moet het vernietigd hebben.’ (Luc Tuymans)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content