Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Het Forum: plein in Rome, tussen Capitool en Palatijn, waar burgers samenkwamen om publieke zaken te bespreken en recht te doen.

Mijnheer Dillemans, de monsterfiles van de voorbije week hebben de aandacht weer op het verkeersinfarct gevestigd.

Roger Dillemans: Ik ben geen expert in mobiliteit, maar ik vrees dat de files voor vele mensen ondraaglijk worden. De stress schiet omhoog, en in het zog daarvan de agressiviteit. Bovendien vormen ze een groot economisch verlies, en een bijkomende bezoedeling van het milieu. Aan een file zijn weinig goede kanten. In het beste geval biedt ze de gestrande automobilist de tijd om wat na te denken, al vermoed ik dat de ergernis ook dat verhindert. Een pasklaar alternatief lijkt er niet te zijn. Nieuwe technologieën maken thuiswerk mogelijk. De werkweek wordt korter en het deeltijds werken maakt opgang. Men kan differentiële arbeidsuren en carpoolen stimuleren, en het fiscale voordeel van het autogebruik beperken. En uiteraard is het openbaar vervoer voor verbetering vatbaar, daartoe moet men de verschillende vormen beter op elkaar afstemmen en grote investeringen doen. Dat alles zijn deeltjes van een oplossing, maar geen ervan volstaat op zichzelf.

Kan het wegennet worden uitgebreid?

Dillemans: De groenen steigeren bij het idee, maar het is niet a priori uit te sluiten. Woon- en werkgebieden verschuiven in vergelijking met vroeger. Het mag geen taboe zijn om het wegennet daaraan aan te passen. Doen we dat niet, dan zullen ook mooie landelijke wegen steeds vaker als sluipweg worden gebruikt. De knoop op de Brusselse ring zou al een beetje worden ontward, door een rechtstreekse verbinding tussen het Leuvense en de E-19. En de bereikbaarheid van Zaventem moet worden vergroot, zeker voor het openbaar vervoer. Zelfs de HST komt daar niet langs. Zo zijn er meerdere voorbeelden.

Moet de overheid de verkeersellende oplossen, of moeten de weggebruikers het individueel doen?

Dillemans: De regering mag de burgers niet misleiden met de illusie van mobiliteit. Wat we meemaken, is de desillusie van de immobiliteit. De overheid kan en moet verbeteringen aanbrengen, maar vaak zijn die weinig meer dan druppels op een hete plaat. Ze moet dat de mensen duidelijk durven maken, zoals ze naar aanleiding van de Maastrichtnormen heeft duidelijk gemaakt dat een fors besparingsprogramma noodzakelijk was. De oliecrisis van de jaren zeventig heeft aangetoond dat wij ons gedragspatroon wel degelijk kunnen wijzigen, als we ertoe gedwongen worden. We zouden dus het autorijden aanzienlijk duurder kunnen maken. Al ontneemt dat vooral de kleine man zijn vrijheid, terwijl de rijkere rustig blijft rondtoeren. Dat kan een beetje gecorrigeerd worden door de variabele kosten op te trekken, en de vaste kosten te verlagen. Het gebruik van een auto moet duurder worden, niet het bezit ervan. Maar welke politieke partij durft dat doorvoeren?

Er waren ook weer een paar zware ongevallen met vrachtwagens.

Dillemans: Ik ken de problematiek onvoldoende, maar ik zie met spijt dat de binnenscheepvaart nauwelijks op gang komt, en dat het goederenverkeer per spoor onvoldoende wordt gebruikt, bijvoorbeeld ’s nachts. Om zware ongevallen, onder andere met vrachtwagens, te vermijden, moet veel preventiever worden gedacht, en moet ons rijgedrag veranderen. Zo begrijp ik niet waarom men zo tolerant is voor hardrijders. Want ook zij veroorzaken vreselijke ongelukken, waarvan de psychische en fysieke kosten niet eens te becijferen vallen.

Volgens het Nationaal Instituut voor de Statistiek blijft de levensduur van de Belgen stijgen. Kan de Sociale Zekerheid dat aan?

Dillemans: Ze ligt er alvast aan de basis van, omdat ze tot een hogere levensstandaard en een betere medische verzorging heeft geleid. We mogen de lange levensduur niet alleen als een probleem beschouwen, het is integendeel een reden tot vreugde. Mensen leven graag, oude mensen zeker. Inmiddels is de derde leeftijd van vroeger de vierde leeftijd geworden, en is er een ander soort derde leeftijd ontstaan. Wie nu met pensioen gaat, is lang niet aan het einde van zijn actieve leven, en heeft kansen op culturele en intellectuele verrijking die in het verleden ondenkbaar waren. Wat een grandioos geschenk is het, om tussen de beroepscarrière en de dood de tijd te krijgen voor rustige bezinning en studie. Dat is een nieuw gegeven waaraan we ons nog moeten aanpassen. We moeten leren oud te worden. Een belangrijk nevenaspect is dat ouderen een grote electorale macht vertegenwoordigen. Ze bepalen voor een groot deel het bestuur. Hopelijk laten ze zich daarbij niet alleen verleiden door wie hen een groter pensioen belooft, maar dragen ze constructief bij tot de ontwikkeling van de maatschappij.

Kan de samenleving al die pensioenen blijven betalen?

Dillemans: Dat is een essentiële voorwaarde als we ons een welvaartsstaat willen noemen. Maar de gevolgen van de hogere levensduur worden onderschat. Ruwweg bestaat de Sociale Zekerheid uit 500 miljard gezondheidszorgen, 500 miljard pensioenen, en 500 miljard voor de rest. Als er meer ouderen zijn, stijgen die eerste twee posten simultaan. Men moet ze onder controle proberen te houden.

Specifiek voor gezondheidszorgen is dat het aanbod voor een deel de vraag induceert. Hoe sterker de medische technologie en apparatuur zich ontwikkelt, des te meer zal men er gebruik van maken. Men moet dat trachten te beheersen, of de gezondheidskosten stijgen met 10 tot 12 procent per jaar. We zijn toe aan echelonnering, veralgemening van het medisch dossier, toezicht op het voorschrijfgedrag, prioriteit voor preventie, zorg op maat, en promotie van daghospitalisatie en thuisverpleging. Daarnaast was de zorgverzekering van de vorige Vlaamse regering, bestemd voor niet-medische zorgen, een mooi project. Men moet de social profit-sector zich laten ontplooien. En daar wordt elke lastenvermindering integraal in banen omgezet.

Ook voor de pensioenen is denken op langere termijn vereist. Alleen al door de demografische ontwikkeling zal de werkloosheid afnemen vanaf 2010. Maar van dan tot 2035 zal de vergrijzing toeslaan. Sommige mensen zullen langer met pensioen zijn dan ze gewerkt hebben. En de effecten van de lastenverlaging op de begroting, zullen pas over enkele jaren duidelijk worden. Daarom pleit ik voor het aanleggen van een ‘demografische reserve’. De Sociale Zekerheid zal pas echt zekerheid bieden, als er een reserve voor de toekomst wordt aangelegd.

Minister Vande Lanotte waarschuwt voor een stijging van de armoede. En volgens Welzijnszorg leeft 1 op 8 bejaarden in armoede.

Dillemans: Ze hebben gelijk om de alarmklok te luiden. Een groep Leuvense en Antwerpse professoren heeft in dat verband enkele jaren geleden gepleit voor een ‘Maastrichtnorm’: niet meer dan drie procent armen. België, dat inzake armoedebestrijding tot de Europese koplopers behoort, kan hierbij een voortrekkersrol spelen. In juli 2001 worden wij voorzitter van de Europese Unie, onze regering moet van de strijd tegen de armoede een belangrijke Europese doelstelling maken. De EU is tot nu toe vooral een economisch project geweest, en pas de jongste jaren ook langzaamaan een van cultuur, onderwijs, en research. Het sociale Europa, dat pas in zijn kinderschoenen staat, moet eerst veel meer uitgediept worden, vooraleer men de Unie mag uitbreiden. De regeringen moeten daar inspanningen voor doen, samen met werkgevers en werknemers. De lidstaten zouden van elkaar kunnen eisen dat overal in de EU een goede basis-sociale-zekerheid gegarandeerd wordt. Ik denk aan een leefbaar minimuminkomen, dat per regio kan verschillen maar overal hetzelfde percentage van het gemiddelde inkomen moet bedragen. En aan een degelijk standaardpakket van gezondheidszorgen, dat beschikbaar moet zijn voor alle inwoners van de EU. Dat we dat nog steeds niet gerealiseerd hebben, is een Europese schande. Want de mensen en de middelen ervoor, ook financiële, zijn globaal gezien voorhanden. De Europese socialezekerheidssystemen, waarvan het Belgische een van de betere is, worden in de hele wereld gewaardeerd. Meer dan het Amerikaanse, dat veertig miljoen armen duldt. Europa moet zijn systemen vervolmaken, en ze dan als ideaal aanprijzen.

Een grote factor van armoede wordt het gebrek aan kennis.

Dillemans: Kennisarmoede leidt tot uitsluiting. Daarom moet naast een basisinkomen en gezondheidszorg, vorming onze derde grote bekommernis zijn. Alledrie zijn het fundamentele rechten van elk individu. De EU moet en kan daarin het voorbeeld geven. Vorming is voor de mens een doel op zich, en is daarenboven een vereiste van de economie. Er zijn in Europa 17 miljoen werklozen, en toch geraken bijna evenveel jobs niet ingevuld door gebrek aan goed opgeleid personeel. Op universitair en hogeschoolniveau, is de Europese samenwerking de jongste tijd sterk op de agenda geplaatst. De verklaring van de Sorbonne vorig jaar, en van Bologna dit jaar, hadden tot doel een grotere mobiliteit te creëren, en de kansen op vorming over de landsgrenzen heen ter beschikking van alle Europese studenten te stellen. Onze regering heeft beslist zich in dat programma in te schakelen. En dit weekend is er in Gent een conferentie tussen Nederland en Vlaanderen over uitwisseling van cultuur, waaronder onderwijs en onderzoek. Als we komen tot een goed werkende Nederlands-Vlaamse ‘educationele’ gemeenschap, kunnen we een voorbeeldfunctie voor Europa vervullen.

Kunnen we dat ook op gebied van research?

Dillemans: De volgende eeuw wordt die van de ‘kennissamenleving’, we moeten dus absoluut investeren in research. Wetenschappelijk onderzoek is niet een apart domein zoals mobiliteit, werkgelegenheid, volksgezondheid of milieu. Het is een dimensie die doorheen al die andere domeinen loopt. Vandaar het enorme belang ervan. En vandaar ook dat bij de begrotingsopmaak de investeringen erin niet moeten worden afgewogen tegen die in andere sectoren. De vorige Vlaamse regering heeft dat begrepen, en heeft jaarlijks twee miljard frank extra uitgetrokken voor wetenschappelijk onderzoek. Dat heeft ons teruggebracht in het Europese peloton van landen waar minstens twee procent van het bruto nationaal inkomen in research wordt gepompt. De huidige Vlaamse regering bewandelt gelukkig dezelfde weg. Wetenschappelijk onderzoek is determinerend voor de ontwikkeling van nieuwe of verbeterde producten, en voor welvaart en welzijn van de bevolking.

Moet het onderwijssysteem worden aangepast?

Dillemans: Het kennisvolume zou om de zeven jaar verdubbelen, dat is fenomenaal. Het onderwijs mag de pure overdracht van informatie dan ook niet langer als belangrijkste component zien. De ontwikkeling van informatie- en communicatietechnologieën leveren daartoe betere middelen. Het hoofddoel van de docent is niet om de studenten met parate kennis te overladen, maar om ze te leren hoe ze moeten leren. Het onderwijs staat aan de vooravond van een revolutie. Diploma’s zullen in de toekomst vooral een attest zijn om verder te kunnen studeren, en universiteiten moeten een long-life learning aanbieden. Moderne bedrijven geven hun personeel nu al de kans om bij te studeren. Dat er een tekort is aan ingenieurs, komt onder meer omdat veel ingenieurs de nieuwe ontwikkelingen niet meer konden volgen, en te vroeg met pensioen zijn gegaan. In de banksector hebben bekwame mensen afgehaakt omdat ze de nieuwe computersystematiek niet beheersten. Door tijdige bijscholing kan zoiets voorkomen worden. Vlaanderen heeft alle troeven in handen om op gebied van vorming en research tot de toonaangevers van de wereld te behoren. Het komt er alleen op aan dat in te zien, en die troeven te onderhouden en optimaal aan te wenden. Waarschijnlijk zal particularistisch streven dat beletten. Maar het blijft een fantastisch perspectief, voor het geval we het echt zouden willen.

ROGER DILLEMANS

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content