De Unesco beschermt de ‘Gilles de Binche’ als oraal en immaterieel werelderfgoed. Luc Tuymans schilderde ze recentelijk en toont ze in Antwerpen. Historicus Michel Revelard, ex-Gille, kent ze door en door.

‘Ik zeg vaak dat ons carnaval van de Gilles een soort kathedraal is. Op heidense funderingen is een middeleeuws volksfeest gebouwd. Daarop zijn dan meer solide, geraffineerde en gedecoreerde substructuren gezet. De huidige Gille draagt enkele lagen die zijn verhaal vertellen. De klompen, het stro, de belletjes: het rurale. De kleuren, de leeuwen, de nationale driekleur en de sterren op zijn kostuum: negentiende-eeuwse elementen ontleend aan de blazoenen van Henegouwen, Binche en België. Het sterk nationalistische identiteitselement, een erfenis van het interbellum…’ Tot vier jaar geleden doste Michel Revelard (63) zich jaarlijks op Vette dinsdag uit als Gille. De Waalse historicus is onderwijsinspecteur en conservator van het Musée international du Carnaval et du Masque in Binche. In de praktijk ontwikkelde hij zich tot etnoloog, en verwierf ruime bekendheid met zijn publicaties over carnaval. Dit feest onderzocht hij wereldwijd, op het niveau van de buitengewone verzameling maskers die de trots van zijn museum uitmaken.

‘Wat zou er gebeuren als je folklore annex volkskunst, gebaseerd op orale overdracht van informatie, zeer specifiek opnieuw zou reactiveren, zonder de populistische gedachtegang daarachter? En parallel daarmee, wat doe je met het feit dat de wereld zich meer en meer maskeert, en de globale informatie-overdracht – in onderlinge samenspraak beheerst door CNN en BBC World – almaar onbetrouwbaarder wordt?’ Twee complementaire vragen die de schilder Luc Tuymans (46) op nieuwe ideeën brachten. Voor het uitwerken van de eerste vraag onderzocht hij het model van de geïnitieerde samenleving en belandde bij de Gilles de Binche. Onder die verzameltitel toont hij acht schilderijen in zijn vaste Antwerpse galerie Zeno X (tot 5.3). In het andere geval kwam hij uit op de idee van de profetische samenleving. Die gaat uit van de pre-emptive strike, van het anticiperen op gebeurtenissen. ‘Dan zit je in een virtuele wereld die quasi naar een extreem fundamentalisme aan het afdrijven is.’ Dat is de achtergrond van zijn tentoonstelling in de Berlijnse galerie carlier I gebauer (tot 26.2 ).

Aan de Mardi gras in Binche viel Tuymans vooreerst het ‘scherp geregulariseerde patroon’ op, dat ‘bijna een militaire indruk kan maken’. Van vier uur ’s ochtends, wanneer de eerste Gille onder gedempt tromgeroffel thuis wordt afgehaald, tot aan het middernachtelijk vuurwerk, verloopt alles volgens een strikt, van vader op zoon overgeleverd schema. ‘In een proces van zes weken loopt het cres-cendo naar het orgelpunt op Mardi gras, wanneer de Gilles ’s ochtends met een masker boven hun witte kappen door de stad lopen, en na de middag ongemaskerd op hun klompen dansen met hun hoed van struisvogelveren op’, zegt Revelard. Ook hun met stro gevuld kostuum van grof linnen, de rinkelbel en de klokjes die erop bevestigd zijn, beantwoorden aan vaste voorschriften. Het maakt de Gille tot een buitengewoon, maar daarom niet uniek personage. Op een carnaval in Tirol observeerde de etnoloog equivalenten van de Gille: de drager van een masker met belletjes heet er een roller, terwijl een scheller met grote klokken uitgerust is. ‘De mensen daar zullen je zeggen: pas op, de zakdoek van de roller moet zo en zo zitten, zoals ze er in Binche op letten dat de rinkelbel en de klokjes precies zitten waar ze horen. Al de handelingen zijn geritualiseerd en worden familiaal overgedragen.’

Strenge voorwaarden bepalen wie Gille mag zijn en wie niet. ‘Jij kunt hier niet zomaar komen, een Gille-pak aantrekken en in de straten beginnen te dansen’, zegt Revelard. ‘Je moet hier geboren zijn, of tot een familie van Binche be- horen. Bovendien danst de Gille alleen op Mardi gras, in Binche, anders niet. Het is verboden om daarbuiten het kostuum te dragen. Het is ondenkbaar dat de ware Gille in Aalst defileert of op het ene of andere feest in Lille. Maar in de naburige gemeenten zijn er groepen die hun vermomming in Binche huren, in hun gemeente carnaval vieren op de wijze van Binche, en schaamteloos tegen vergoeding elders optreden. Er ontwikkelt zich dus een zekere merchandising.’

Sinaasappels

De schilder van zijn kant raakte vooreerst geboeid door het ‘mythische’ gegeven aan de oorsprong van het carnaval van Binche. Hij onthield een verhaal over Keizer Karel die met z’n zoon Filips in de regio rondreisde en halt maakte bij Maria van Hongarije, regentes van de Nederlanden, die er een kasteel had. ’s Avonds bij het banket zouden de edellieden zich in indianen hebben verkleed en ‘sinaasappels naar elkaar hebben gesmeten’. Zeer waarschijnlijk niet alleen letterlijk een indianenverhaal. Deugdelijker stof duikt pas aan het eind van de negentiende eeuw op, zo vernam Tuymans. ‘Leden van de hogere bourgeoisie in Binche bedachten hun eigen carnaval, met onder andere de eerste representatie van de Inca op het continent. Boeiend om te zien hoe carnaval zich losweekte van zijn puur populistisch en hedonistisch karakter.’

Op het Inca-element na, steunt de historicus Revelard deze versie. Hij spit ze verder uit: ‘Lange tijd werd de maskerade niet erg gewaardeerd door de bourgeoisie. Maar vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw begonnen de betere kringen in Binche er belang in te stellen. Ik heb aanwijzingen maar helaas geen bewijzen dat men het feest op dat ogenblik een beetje ging organiseren. Men begon prestigieus fruit te gebruiken, sinaasappels, om aan het volk uit te delen. Ze vervingen het brood, de appelen en de noten. Er werd een soort choreografie ontworpen. Die was geniaal, want die vind je nergens elders terug. Er deed zich dus werkelijk een soort mutatie voor van een populaire traditie naar een indrukwekkend geregisseerd spektakelfeest.’

Historiserende intellectuelen van de romantiek in diezelfde negentiende eeuw verkozen een ‘prestigieuze oorsprong’ voor het carnaval van Binche. Ze lanceerden de legende over de esbattementen op het kasteel van Maria van Hongarije, en ‘de saus heeft onmiddellijk gepakt’, aldus Michel Revelard. ‘Men schreef artikelen, kleine boekjes die in alle huizen doordongen, men verwerkte het in de leerstof op school. Tot op vandaag zijn er schoolmeesters die de oorsprong van de Gilles bij Maria van Hongarije leggen. Tijdens de jaren dertig van de twintigste eeuw heeft men er dan een identiteitselement van gemaakt: de uitdrukking van de lokale fierheid! Vergeet niet dat dit de periode van het triomfantelijke nationalisme in Europa is. Bij uitgeverij Rex verscheen een boekje op tienduizend exemplaren, met een door Hergé vormgegeven kaft, waarin een schrijver uit Binche beweert: “De Gille de Binche is de uitdrukking van het ras, van de lokale identiteit.” Ook dat werd een element dat de bevolking goed ingeprent zou blijven.

‘Een volgende werd gegeven door mijn voorganger Samuel Glotz. Die schreef: “Neen, de Gille komt niet van de Inca’s, hij komt van veel verder, uit de prehistorie. Het is een rituele danser van de vernieuwing.” Zo werd de Gille een hogepriester. Al die verklaringen wekken de geestdrift van het volk, omdat ze zo prestigieus zijn.’

Het model van ‘geïnitieerde’ samenleving dat Luc Tuymans in Binche ziet, klopt als een bus. De omwalde Henegouwse stad van nog geen tienduizend zielen heeft een op zichzelf gesloten karakter. Ze bestaat uit autochtone familieclans die over vijftien carnavalsverenigingen verdeeld zijn. Hun codes en rituelen worden van generatie op generatie onveranderd gereproduceerd. ‘Ja, ja, het is een lokaal spinnenweb’, zegt Michel Revelard, ‘met een hele reeks communicatiecircuits die door de Gilles-verenigingen lopen. Een tegenmacht voor de officiële macht. Het is ook een structuur zoals je ze nog ongeveer aantreft bij bepaalde archaïsche gemeenschappen waar alles zich afspeelt in functie van de relaties tussen de stammen, met elk hun invloedssfeer en hun macht. Een socioloog zou de dingen zo analyseren. Ik denk niet dat de inwoners van Binche ermee ingenomen zouden zijn, de dingen zo beschreven te zien.’

De orale traditie, overgedragen door de familie, wordt overgenomen door de school en de maatschappij. De initiatie van de kleine jongens, de petits Gilles, gebeurt geleidelijk. Snel leren ze de typische pas-op-de-plaats-dans van de Gilles. In hun adolescentie nemen ze zelfstandig deel, wat als een echt overgangsritueel beleefd wordt. Meisjes spelen van oudsher een tweederangsrol. Ze helpen de Gilles bij het omslachtige aankleden. Als ze klein zijn, maken ze deel uit van de carnavaleske kindergroepen, de Arlequins of de Pierrots. Maar op hun twaalfde is het onherroepelijk gedaan. Sinds antieke tijden worden ze bij hun eerste menstruatie ‘onzuiver’ bevonden. Nooit Gilles te kunnen worden, frustreert sommigen zwaar. Toch is geen gebruik zo stevig verankerd of er komt wel een scheurtje in. Bij de traditionele groep van de Paysans houden zich sinds een jaar of tien ook enkele Paysannes schuil. ‘We zeggen het niet graag, want het zouden enkel jongens mogen zijn’, bekent een notoire ex-Gille.

Nog duidelijker tekens van verandering zijn dat er de jongste jaren ook vrouwelijke trommelaars aangetreden zijn, en dat de trommelaars hun kunst niet langer exclusief familiaal maar ook via trommelscholen doorgeven. Een belangrijke functie, want de Gilles mogen geen stap verzetten zonder begeleiding van een of meerdere trommelaars. De koperinstrumenten zijn niet essentieel. ‘Zodra er trommels zijn, vindt het carnaval doorgang.’ Getrommeld wordt het vaste repertoire van 26 wijsjes. Het 27e is alleen voor de fluit tijdens de aubade in de vroege ochtend. Dat is wanneer de Gilles thuis worden opgepikt. De Gilles zelf spreken van ‘ la prise des Gilles‘. De trommelaars eerder oneerbiedig van ‘ le ramassage‘.

Gaten

Zijn schilderkunstige benadering van het onderwerp is even gelaagd als het onderwerp zelf. Luc Tuymans dook in archieven, las een boek over maskers, bezocht Binche, maakte en verzamelde foto’s, bewerkte en vervormde ze. Voor het schilderij Smashed oranges gebruikte hij uit ontelbare foto’s een fragmentje van een enkele foto. Hij herwerkte het, maakte er een aquarel van, fotografeerde dat, maakte nog eens een fotokopie, vermenigvuldigde die en schilderde het beeld tot dat wat het nu is: een papperige oranjeroze hoop ontbindende vruchten, sterk ritmisch en repetitief gestructureerd evenwel. ‘Mij interesseerde opnieuw de idee van de volheid van een beeld, met een reminiscentie aan massa. Een reminiscentie aan geweld ook, door het feit dat het iets is wat achterblijft, nadat er iets gebeurd is. En er is de notie van niet zo goedkope etenswaar, gesmeten als statussymbool.’

De manier waarop hij met name de geplette vruchten schilderde, is zo dat het lijkt alsof de materie, de huid aan het gisten is. ‘Akkoord, en dat was nieuw voor mij, het gaf me de kick om het te doen. Er is vooral op het zinnelijke ingespeeld. Een beeld van geweld ook, smashed oranges, met een verhevigd kleurgebruik en een beeld dat quasi composteert en tot iets anders verwordt.’ Op The Parade, een van bovenuit als door een mist waargenomen wolkenveld van optrekkende struisvogelveerhoeden, is eenzelfde gistingsproces aan de gang: ‘De struisvogelveren maken in essentie een opening naar boven, naar de lucht, omdat ze daar waarschijnlijk mee te maken hebben. De fascinatie gaat vooral uit naar de struisvogelverenhoed, omdat die de opening maakt voor de figuur. Die maakt de ontploffing mogelijk.’

Binnen het composteren speelt het eeuwige wit van Tuymans een enorme rol. ‘Ja, als totaalbeeld krijg je de negatie van dat beeld. Want wit, dat is geen kleur, het functioneert bijna als een projectiescherm. En het is eerder wit dan zwart dat met de dood te maken heeft. Ook als je de optocht van de Gilles op een afstand ziet, dan krijg je een idee van de blankheid, een element van iets dat zich als gaten in de werkelijkheid positioneert. Dat is het verschil met het carnaval zoals het in Rio opgevoerd wordt, waar je extreem de kleuren krijgt die intentioneel in volle rijkdom worden uitgezet. In Binche wordt een feest opgevoerd dat zichzelf en de vierders enorm beperkt, en het ook territoriaal afschermt. Dat is onvoorstelbaar. Dat maakt het veel bedreigender, en ook helemaal anders.’

Gilles de Binche is een verticaal georiënteerd schilderij van een Gille in vol ornaat, ten voeten uit, omneveld door het eigen wit, en dat van Tuymans. Hij ging uit van een pop in een vitrinekast. ‘Maar het beeld bestaat uit twee verschillende poppen, samengevoegd in één beeld met een bepaald soort collagetechniek. Ik vond twee oogpunten beter, zodat je een distorsiegevoel krijgt. Zo wordt het illustratieve vermeden, en kun je de abstrahering maken. De vitrinekast is niet te zien, ik verkoos de enscenering van een quasi-straatbeeld als achtergrond, waardoor de figuur tussen een werkelijke en een onwerkelijke figuur zit.’

Mardi gras is een geschilderd beeld van vijf Gilles die in de vroege ochtend door de verlaten straten van Binche lopen. ‘Het moment van de nadering, die ook een dreiging inhoudt. Ze worden afgehaald, het komt tot een vermeerdering, tot het aanzwellen van de situatie. Belangrijk zijn de kappen, de manchetten en de broekzomen van de Gilles, die als het ware wit oplichten in dat nachtelijke beeld. Zo ontstaat een spel binnen het licht. Die dingen worden uitgelicht, die intentioneel de extremiteiten van het lichaam benadrukken, en dat wordt vijfmaal vermenigvuldigd.’

Het eenvormige wassen masker (een roze gezicht, een fijn snorretje en een giftig groen brilletje) dat de Gille in de voormiddag van Mardi gras draagt, ‘brengt ons in herinnering dat hij aanknoopt bij alle gemaskerde personages van de Europese folklore’, zegt Michel Revelard. ‘Behalve het feit dat dit zijn drager anoniem maakt, betekent het vaak dat hij een medium is, een doorgeefluik voor het bovennatuurlijke. Hij staat voor communicatie met de voorvaderen, met de hogere machten. Door zijn gedrag, door zijn deelname aan het feest moet de Gille, in de lokale traditie, de gemeenschap beschermen. Tenminste, dat is een van de verklaringen die men geeft aan het gemaskerde ritueel. Dat is niet eigen aan Binche. In heel Europa bestaat dezelfde finaliteit: vruchtbaarheid, bescherming van de collectiviteit. Volgens mij gaat dat terug op het Indo-Europese tijdperk. Een oude religieuze fond die, tegen het einde van de prehistorie, alle gemaskerde fenomenen in Europa omspant. Maar net zo goed vind je ze terug in bepaalde rituelen in Azië, Indië, Tibet en Nepal. Het is bijna sjamanisme, in het prille begin van de gemaskerde tradities. Het carnaval van Binche is dat vandaag natuurlijk allemaal vergeten.’

Het dansmasker van de Curpites in de staat Michoacan in Mexico, uitgestald in het museum van Binche, lijkt een beetje op dat van de Gilles: roze gezichtje, beschaafd snorretje. De Curpites, jonge vrijgezellen, dragen het wanneer ze op het feest van San Juan Nuevo begin januari hun verloofdes gaan bezoeken, en zoetigheden uitwisselen. Met Tuymans, die ook een Masks-schilderij in de Gillesreeks heeft gemaakt, gaat het al snel over Ensor en de maskers, en ‘de fascinatie van iemand als Ensor voor de idee van het niets, want achter het masker zit ook in principe niets. Je kunt dat gelijkschakelen met een fascinatie die ik zelf heb, omdat ze constant is.’

Van de maskers naar het niets. Het zoeken van Tuymans naar het ‘beeld dat op zijn verdwijnpunt wordt getoond. De wens om dat te doen. Dat is het standpunt waarin je zelf dan composteert, laten we maar zeggen, omdat je dan eigenlijk overgaat. Zoals ook de hele idee van carnaval te maken heeft met Verwandlung, inwisselbaarheid, overgangssituaties, metamorfoses binnen het gegeven van een werkelijkheid en een tijdsduur. Het liet zich toepassen op een schilderkunstig gegeven omdat het als idee zelf vervat zit in het gebeuren van carnaval.’ Hem interesseerde het nabeeld van carnaval, het beeld dat blijft hangen op het netvlies en wordt uitvergroot. ‘Er zijn ontelbare weergaven van carnaval op het moment zelf, maar niet van carnaval achteraf. Een mentaal beeld. Binche. Onwaarschijnlijk: iets wat op een welbepaald tijdstip terugkeert, bijna haaks op de werkelijkheid staat omdat het een werkelijkheid is die zichzelf in de tijd wenst te bestendigen. Als beeld. Heel wat elementen binnen het volksvermaak en de rituelen hebben daarmee te maken, en worden daarin ook extreem onderschat.’

Door Jan Braet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content