Ook kansarme kinderen moeten de rijkdom van het teater leren kennen. In Genk krijgt de jeugd daar ruim de gelegenheid toe.

DE MIJN van Winterslag, tien uur ’s ochtends. Een open deur. Daarachter duisternis en leegte. Ergens in het akelige gebouw is geroezemoes te horen. Daar moeten we wezen. Op de tast beklimmen we de trap en bereiken een grote, kale ruimte. In een hoek zitten tweehonderd leerlingen te wachten op het begin van een toneelvoorstelling.

Vroeger kwamen de mijnwerkers in deze ruimte hun lampen halen, voor ze afdaalden naar de ondergrond. Alleen de uit de vloer opstekende sokkels getuigen nog van dit bedrijvige verleden. Vandaag doet de lamperie dienst als toneelruimte. Niet toevallig is de vervreemdende lokatie uitgekozen voor de opvoering van het stuk “Andere stemmen, andere kamers”.

In deze debuutroman van de Amerikaan Truman Capote probeert een dertienjarig jongetje, dat op zoek is naar zijn vader, de bizarre gedragingen van de mensen uit zijn omgeving te begrijpen. Het jongetje is op zoek naar een beetje warmte, tederheid, bescherming, maar komt alleen in kontakt met extreme figuren en staat bloot aan allerlei konflikten. De situatie loopt uit de hand. Het jongetje besluit weg te gaan.

De akteurs van het Antwerpse gezelschap Blauw Vier spelen met overgave. Gauw wordt duidelijk dat de leerlingen geen amateurteater met een simpele boodschap voorgeschoteld krijgen. Hier wordt méér aangeboden dan een uurtje “vrijaf”. Een volwassene kan zich zelfs afvragen of dit stuk niet teveel inlevingsvermogen veronderstelt bij deze schavuiten. Maar na de voorstelling zijn de akteurs zeer tevreden over hun publiek.

Aktrice Maud Verlynde : “Je kan tijdens de voorstelling heel veel afleiden uit de reakties van de kinderen. Wanneer ze alleen op uiterlijkheden reageren, bijvoorbeeld, op het feit dat een mannelijke akteur de rol van een vrouw speelt, dan vinden we de voorstelling niet geslaagd. Maar vandaag reageerden de kinderen echt op de verhouding tussen de personages, op de manier waarop de mensen met elkaar omgaan. Voor ons is dat een duidelijk signaal : ze zijn mee. “

Dat is wellicht te danken aan het feit dat de leerlingen niet helemaal onvoorbereid naar de voorstelling kwamen kijken. De leerkrachten beschikten immers bij voorbaat over een edukatieve koffer, die ze in de klas konden gebruiken. Zo konden de leerlingen aan de hand van vragen en voorwerpen vooraf kennis maken met de personages van het stuk, zodat ze tijdens de voorstelling zelf nog slechts het verhaal hoefden op te pikken.

MIGRANTENKINDEREN.

“Gisteren heb ik gehoord hoe entoesiast de leerlingen van de beroepsschool over deze voorstelling waren, ” zegt Gilbert Bongaerts, stafmedewerker van het kultureel centrum van Genk. “Dat is toch schitterend. Het bewijst dat we met een goede omkadering veel kunnen bereiken met de leerlingen. En dat is onze opdracht. “

Enkele jaren geleden gingen in Genk een paar mensen van het kultureel centrum en van de gemeentelijke integratiedienst aan tafel zitten. Johan Boucneau, koördinator van het schoolopbouwwerk op de integratiedienst : “Destijds stelden we samen met het kultureel centrum vast dat scholen met veel migrantenkinderen relatief minder deelnamen aan schoolvoorstellingen en dat ze de voorstellingen vaak ook te moeilijk vonden voor hun kinderen. We besloten toen de opvoeringen aantrekkelijker te maken door ze te omkaderen en financieel voordeliger te maken. “

Het “teaterstimuleringsprojekt” was geboren. Een initiatief van tijdelijke aard dat tot nu het resultaat was van een samenwerking tussen het kultureel centrum en de integratiedienst, maar dat op termijn permanent aan het kultureel centrum zal worden toevertrouwd. Voor de goede orde : de voorstelling van Blauw Vier in Winterslag kaderde niet rechtstreeks in het projekt verscheidene kulturele centra stonden in voor de organizatie en de leerlingen waren ouder dan twaalf maar ze illustreerde wel het hele opzet.

In praktijk komt het teaterstimuleringsprojekt erop neer dat alle Genkse scholen uitgenodigd worden om tegen een voordelige prijs toneelvoorstellingen bij te wonen en dat ze vooraf materiaal bezorgd krijgen, waarmee ze in de klas edukatief en kreatief rond de opvoering kunnen werken.

Doelgroep van het projekt zijn de “maatschappelijk kwetsbare en allochtone kinderen” zo’n 60 procent van de totale Genkse schoolpopulatie , die omwille van financiële of andere redenen nooit in een toneelzaal geraken.

“Ik hou niet van het woord migrantenkinderen, ” zegt Boucneau. “Omdat het om kinderen van de tweede of derde generatie gaat, die meestal Belg zijn. Maar goed. In Genk zijn er ook niet een pààr scholen met veel migrantenkinderen, maar alle scholen ook de centrumscholen tellen soms 30 tot 40 procent migranten onder hun leerlingen. We richten ons dus op àlle scholen, onafgezien van het aantal migrantenkinderen. In het begin hebben we ons wel wat toegespitst op de scholen waar 70 tot 80 procent van de leerlingen migrantenkinderen zijn, omdat we toch vooral deze groepen wilden bereiken. Momenteel zijn die scholen ook effektief bij het projekt betrokken. “

Inmiddels gingen ook alle andere scholen op een uitzondering na in op het aanbod. Aangezien het projekt zich tot leerlingen uit het kleuter- en basisonderwijs richt en er 24 basisscholen zijn in Genk, wordt geprobeerd om bijna 3.000 kleuters en meer dan 9.000 leerlingen uit het lager onderwijs met toneel in kontakt te brengen.

Het eerste werkingsjaar werden drie voorstellingen voor de tweede graad en één opvoering voor de derde graad geprogrammeerd. In dit vierde werkingsjaar wordt gehoopt drie voorstellingen voor elke graad (plus kleuteronderwijs) rond te krijgen. Het projekt deint uit en dreigt financieel uit zijn voegen te barsten. Hoe meer geprogrammeerd wordt, hoe hoger de kosten. Maar om de financiële drempel voor de leerlingen zo laag mogelijk te houden, wordt van hen slechts 70 of 80 frank toegangsgeld gevraagd.

NIVEAU.

Financieel wordt het initiatief geschraagd door de middelen voor kansarmoedebestrijding ; die via de integratiedienst naar het kultureel centrum vloeien. Momenteel gaat het om een bedrag van 1 tot 1,3 miljoen frank. Toch blijft het verschil tussen uitgaven en inkomsten aanzienlijk.

De initiatiefnemers beseffen dat ze niet al hun dromen waar kunnen maken. Bongaerts : “Onze ambities zullen altijd verder reiken dan wat we kunnen bereiken. Op een bepaald moment moeten we zeggen : stop, hier moeten we het bij laten. ” Maar hij wil niet afwijken van het principe dat de voorstellingen een zeker artistiek niveau moeten hebben. “De jongste jaren is het jeugdteater ontzettend geëvolueerd. Het artistiek niveau van de voorstellingen is enorm gestegen. Migrantenkinderen die niet taalvaardig zijn, konden daar problemen mee krijgen. Hoe dan te voorkomen dat ze zouden afhaken ? Ofwel moesten we het artistiek niveau van de voorstellingen laten vallen en terugkeren naar vervlogen tijden : zoeken naar een eenvoudig gezelschap dat een mooi verhaaltje speelt. Ofwel bleven we erbij dat het nodig is dat onze kinderen aansluiting vinden bij het hedendaags teater, maar dan moesten we er iets voor doen. Zelf vind ik dat we die aansluiting niet mogen missen. Want het hedendaagse jeugdteater wordt gemaakt door mensen van vandaag voor kinderen van vandaag. We moesten dus zorgen voor een betere omkadering en meer inspelen op de leerkrachten. Na de prospektie en het opstellen van een kalender, zoeken we naar tema’s die we aan die voorstellingen kunnen koppelen en naar ideeën waarrond gewerkt kan worden in de klas. In overleg met teatergezelschappen stellen we edukatieve mappen of koffers samen. Voor het komend seizoen moeten we zo’n 45 verschillende mappen uitwerken. “

In juni wordt het aanbod voorgesteld aan de scholen, en dan hangt het er maar van af of direktie en leerkrachten op de kar springen. Bongaerts : “In het begin moesten we ook de leerkrachten overtuigen, want heel wat onderwijsmensen zijn niet mee met het jeugdteater. Toneel voor kinderen betekent voor hen nog vaak : veel kleren, veel decor en veel spelers. Maar ik stel vast dat wij nu met onze leerlingen, onder wie veel migrantenkinderen, op hetzelfde niveau staan als Nederland. Tachtig procent van onze voorstellingen komt ook uit Nederland, doodeenvoudig omdat daar veel meer gezelschappen bestaan en omdat het artistieke peil er veel hoger ligt dan bij ons. Goed, dat niveau hebben we geleidelijk bereikt, omdat veel leerkrachten meegaan als ze het nodige materiaal krijgen en rond de voorstellingen in de klas kunnen werken. “

KLEUTERS.

Lilian Noben en Annie Robberechts staan respektievelijk voor de tweede en de derde kleuterklas in het gemeenschapsonderwijs. Geen van beiden had tot voor kort enige affiniteit met de wereld van het toneel, maar sinds kort zijn ze ware teaterfans geworden. Dank zij hun kleuters.

Ze geven les op dezelfde school, proberen samen naar de voorstellingen te gaan, werken samen aan de voorbereiding of naverwerking ervan. Gretig maken ze gebruik van de mapjes, waarin hen allerlei ideeën worden aangereikt om kreatief met de dreumesen bezig te zijn. Vorig jaar gingen ze naar “Zooitje ongeregeld” kijken, een dansvoorstelling van het Arenateater-Amsterdam waarin straatkinderen zich amuseren met krantepapier. Aanleiding om de kinderen zich in de klas te laten uitleven met krantepapier. Annie Robberechts : “Ze vonden het fantastisch ! “

In andere voorstellingen werd met poppen gewerkt, met muziekinstrumenten of met dierenfiguren. Zelfs opera bleef de kleintjes niet onthouden. Het bleek allemaal bij te dragen tot veel jolijt in de klas. “We kregen er versjes bij, liedjes, werkplaatjes,… Die moet je dan ook gebruiken. Als de kinderen niet voorbereid zijn, begrijpen ze er niet veel van. Zo kan je werken aan taal, expressie, kreativiteit,… Eigenlijk komt het de hele ontwikkeling van het kind ten goede. “

Lilian Noben : “De kinderfantasie kan echt de vrije loop krijgen. Er zit zoveel variatie in de programmatie dat ik het telkens moeilijk vind om te kiezen. Ik pik ze bijna allemaal mee. Vorig jaar zijn we tien keer naar het teater geweest. Ik hoop dat ik de kinderen zin doe krijgen in het teater. Misschien blijft het hangen. “

Annie Robberechts : “Er zijn kinderen die met hun ouders wel eens naar teater gaan, maar er zijn er ook die dat niet doen en voor hen is het echt een heel biezondere gebeurtenis. Die kinderen zijn heel entoesiast. Zelfs vreemdelingetjes die geen woord Nederlands kennen, maar aan wie we het dan met handen en voeten uitlegden, vonden het fantastisch. “

Beiden vinden dat het bijwonen van de toneelvoorstellingen eigenlijk zou moeten deel uitmaken van het lestijdenpakket. Robberechts : “Ik zou het heel positief vinden als van hogerhand zou gezegd worden dat kleuters minstens één keer per maand een toneelvoorstelling of een muziekoptreden moeten bijwonen. Want er zijn leerkrachten die het programmaboekje in de schoot geworpen krijgen en er niks mee doen. “

Vraagt het dan geen extra inspanning van het onderwijzend personeel ? “Nee, ” vindt Robberechts, “anders moeten we andere lessen voorbereiden. ” “Het is zeker geen opgave, ” lacht Noben, “het is : graag doen ! “

BASISONDERWIJS.

“Ikzelf geniet er altijd van, ” zegt Ingrid Adriaansen. “En de kinderen hebben er heel veel aan. ” Vorig jaar ging ze met de kinderen van het eerste leerjaar van wie de helft migrantenkinderen naar het toneel. “Veel kinderen kennen alleen hun eigen buurt. Migrantenkinderen kennen hun straat in België en hun straat in Turkije, maar wat daarbuiten leeft, kennen ze niet. Als je met hen naar teater gaat, open je een wereld voor hen. Ik vind ook belangrijk dat ze leren hoe ze zich bij zo’n gelegenheid moeten gedragen, want velen gaan nooit ergens met hun ouders. Het belangrijkste is natuurlijk het genieten zelf. Meestal zitten ze met open mondjes te kijken. “

Naar het poppenspel “De kleine Frederik”, bijvoorbeeld. Kleine Frederik is een mannetje dat in het roze straatje is geboren, maar hij had pech want hij was groen. Hij hoorde niet thuis in het roze straatje en werd weggeworpen…

In de klas liet Ingrid Adriaansen de kinderen op een speelse wijze kennis maken met verschillende soorten mensen, verschillende kulturen. “Op die manier zagen ze dat wat bij ons soms mooi is, dat bij een ander niet is en omgekeerd. In het dagelijks leven merken ze dat sommige Turkse mama’s gesluierd zijn. Ze zien die kultuurverschillen en aanvaarden ze gewoon. Dat is zo. Punt. “

“Bij ‘De kleine Frederik’ had ik ook een andere weg kunnen inslaan en, bijvoorbeeld, over gehandicapten kunnen praten. Maar onze leefwereld bestaat uit verschillende kulturen en ik vond dit een goede gelegenheid om daarop in te gaan. Sommige leerkrachten houden zich strikt aan het programma en hebben dan de tijd niet om met de koffers bezig te zijn. Ik durf wel eens een minder belangrijk tema laten vallen… “

TAALVAARDIGHEID.

“Er zullen altijd huilebalken zijn die zeggen : oei, dat ook nog ! ” zegt Rik Schreurs, direkteur van een katolieke basisschool. “Maar er zijn ook mensen die zich extra willen engageren als ze daartoe het vertrouwen, de ruimte en de mogelijkheden krijgen. Als er een sterke schoolkultuur bestaat, dan onstaat er een positief klimaat en zwengelt het ene initiatief het andere aan. “

“De voorbije tien jaar heeft zich niet alleen op het kultureel centrum maar ook in de Genkse scholen een evolutie voorgedaan. Teaterbezoek, dramatiek, leesmotivatie, jeugdboekenweek, kinderliteratuur… Al die dingen zijn deel gaan uitmaken van de schoolwerking. Dat impliceert dat een aantal scholen hun keuzen moesten bijsturen. Vroeger gingen ze eens op schoolreis of investeerde men in cadeautjes van Sinterklaas, terwijl nu resoluut wordt gekozen voor participatie in het teaterprojekt, ” vertelt Schreurs.

“Heel wat leerkrachten hebben vanuit hun opleiding of ervaring wat tijd nodig om zich in die nieuwe visies en ideëen in te leven. Het was aanvankelijk niet zo vanzelfsprekend dat een teatervoorstelling werd voorbereid of deel uitmaakte van een projekt. Ik denk dat onze scholen op dat gebied een hele weg hebben afgelegd. “

Schreurs beschouwt het teater vooral als een middel om de taalvaardigheid van de leerlingen te stimuleren. “Dat is steeds meer een expliciete doelstelling van het onderwijs geworden : op zoveel mogelijk manieren, met zoveel mogelijk middelen de taalvaardigheid van onze leerlingen verhogen. Ook dat is een andere onderwijsvisie, die neerkomt op een meer procesgericht en een minder produktgericht denken. Leerlingen moeten durven en leren kleur bekennen. Ze moeten leren argumenteren. Meestal hebben ze wel een mening, maar ze kunnen die zo moeilijk formuleren. Ook over teater moeten ze zich een mening kunnen vormen en daarom moeten ze tussen hun derde en twaalfde levensjaar van alle soorten teater geproefd hebben. Op zijn minst geproefd. In het beste geval is het een aanzet om met hun ouders naar teater te gaan. “

Jo Blommaert

Blauw Vier speelt “Andere stemmen, andere kamers” in Genk.

Annie Robberechts, Gilbert Bongaerts, Ingrid Adriaansen met zoon, Johan Boucneau, Liliane Noben en Rik Schreurs : “Naar teater gaan, opent een nieuwe wereld voor migrantenkinderen. “

Kinderen na de voorstelling in de mijn van Winterslag : “Wat bij ons mooi is, is dat elders niet. En omgekeerd. “

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content