De Amerikaanse topdiplomaat en oud-minister van Buitenlandse Zaken Henry Kissinger (82) over Irak en Europa.

In de Verenigde Staten groeit het gevoel dat Irak een militaire fout is. Loert Vietnam om de hoek?

HENRY KISSINGER: Irak is niet op alle punten te vergelijken met Vietnam. Maar het doel is hetzelfde: we moeten de oorlog beëindigen zonder de internationale stabiliteit in gevaar te brengen. Als de radicale islamisten in Irak winnen, zal dat gevolgen hebben voor elk land waar moslims wonen. In Zuidoost-Azië en zelfs in India zullen de jihadi’s gezien worden als helden die technisch veel sterkere landen weten te overwinnen. In Irak komen de verkiezingen eraan. Daarna zullen we met alle bondgenoten en iedereen die wil meewerken, moeten overleggen hoe daar een stabiele politieke relatie kan ontstaan. Daartoe hebben we veel goede wil nodig en dialoog met alle betrokkenen.

Ook met Europa? De VS reageerden bijzonder ontstemd op de Duitse en de Franse houding.

KISSINGER: Ik geloof dat een persoonlijk conflict tussen twee politieke leiders elk compromis uitsloot. Aan onze kant waren we ervan overtuigd dat Frankrijk in de Veiligheidsraad zijn toestemming (tot de oorlog in Irak, nvdr) zou geven, net als in 1991 bij de eerste Golfoorlog. Een Frans vliegdekschip was trouwens al in de Rode Zee. Maar toen weigerde Duitsland alle hulp en stond Frankrijk voor de beslissing: zou het Duitsland geïsoleerd achterlaten en de Duitse kanselier laten optreden als de leider van het verzet tegen het Amerikaanse unilateralisme? Ik geef geen kritiek, ik analyseer alleen hoe de verhouding tussen Duitsland, Frankrijk en de Verenigde Staten aan de crisis in Irak bijdroeg.

Maar dat verklaart het onbegrip over elkaars houding niet.

KISSINGER: De Verenigde Staten zijn een klassieke natiestaat, terwijl de Europese landen waar de natiestaat oorspronkelijk ontstond, grondig veranderd zijn.

Die natiestaat betekent ook dat een land zijn burgers kan verplichten offers te brengen in naam van een wereldwijd gevoerde buitenlandse politiek. Vlak na de Tweede Wereldoorlog waren er nog Europese leiders die weliswaar zwakke landen vertegenwoordigden, maar toch gevoel hadden voor een buitenlandse politiek op wereldschaal.

Vandaag is dat anders. De Europese leiders van vandaag vertegenwoordigen sterkere landen, maar hun burgers zijn niet meer bereid offers te brengen voor de staat. Europa heeft zijn natiestaten prijsgegeven, maar in de plaats is geen overkoepelende gemeenschap gekomen, noch structureel, noch emotioneel. De Verenigde Staten van Europa bestaan nog niet.

© Der Spiegel

Copyright Der Spiegel

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content